PEUGEOT 207 2008 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2008, Model line: 207, Model: PEUGEOT 207 2008Pages: 255, PDF Size: 13.06 MB
Page 11 of 255

IN EEN OOGOPSLAG
Instrumentenpaneel Rij drukschakelaars
A. Als het contact wordt aangezet,
moet de wijzer van de
brandstofmeter omhoog gaan.
B. Bij draaiende motor moet het
verklikkerlampje laag
brandstofniveau uitgaan.
C. Als het contact wordt aangezet,
moet de motorolieniveaumeter
enkele seconden de melding
"OIL OK" weergeven.
Ga indien nodig tanken of vul olie bij.
18 Het branden van een verklikkerlampje
geeft de status van de desbetreffende
functie aan.
A. Uitschakeling ESP/ASR.
103
B. Uitschakeling parkeerhulp
achter.
122
C. Centrale vergrendeling.
66
D. Uitschakeling interieurbeveiliging.
70
E. Inschakeling elektrisch
kinderslot * .
99
1. Als het contact wordt aangezet,
gaan de oranje en rode
verklikkerlampjes branden.
2. Bij draaiende motor moeten deze
lampjes weer uitgaan.
Raadpleeg de desbetreffende bladzijde
als er lampjes blijven branden.
19
Verklikkerlampjes
* Behalve 3-deurs.
Page 12 of 255

IN EEN OOGOPSLAG
Airbag voorpassagier
1. Open het dashboardkastje.
2. Steek de sleutel in de schakelaar.
3. Selecteer de stand:
"ON" (inschakelen) wanneer een
passagier op de voorstoel zit of een
kinderzitje "met het gezicht in de rij-
richting" is bevestigd,
"OFF" (uitschakelen) wanneer een
kinderzitje "met de rug in de rijrich-
ting" is bevestigd.
4. Verwijder de sleutel zonder de stand
van de schakelaar te veranderen.
108
Contactslot
A. Verklikkerlampje veiligheidsgordel
links voor niet vastgemaakt of los-
gemaakt (rood).
B. Verklikkerlampje veiligheidsgordel
rechts voor niet vastgemaakt of los-
gemaakt (rood).
C. Verklikkerlampje veiligheidsgordel
links achter losgemaakt (rood).
D. Verklikkerlampje veiligheidsgordel
midden achter losgemaakt (rood) ** .
E. Verklikkerlampje veiligheidsgordel
rechts achter losgemaakt (rood).
104
Veiligheidsgordels voor en achter
** Behalve RC.
1. Stand Stop .
2. Stand Contact .
3. Stand Starten .
68
Page 13 of 255

IN EEN OOGOPSLAG
Snelheidsbegrenzer "LIMIT" Weergave op het instrumentenpaneel
1. Selecteren/deactiveren van de
snelheidsbegrenzer.
2. Verlagen van de ingestelde
snelheid.
3. Verhogen van de ingestelde
snelheid.
4. Snelheidsbegrenzing aan/uit.
Het instellen van de snelheid is alleen
mogelijk bij draaiende motor.
118 Als de snelheidsregelaar of -begrenzer
is ingeschakeld, verschijnen de instel-
lingen van het systeem op het instru-
mentenpaneel.
1. Selecteren/deactiveren van de
snelheidsregelaar.
2. Verlagen van de ingestelde
snelheid.
3. Verhogen van de ingestelde
snelheid.
4. Snelheidsregeling aan/uit.
Het instellen van een snelheid en het
activeren van de snelheidsregelaar is
alleen mogelijk bij een wagensnelheid
hoger dan 40 km/h, vanaf de vierde
versnelling bij een handgeschakelde
versnellingsbak (tweede bij "2 Tronic"-
versnellingsbak en automatische trans-
missie).
120
Snelheidsregelaar "CRUISE"
Snelheidsregelaar
Snelheidsbegrenzer
Page 14 of 255

IN EEN OOGOPSLAG
"2 Tronic" versnellingsbak
Bij de elektronisch gestuurde hand-
geschakelde versnellingsbak met vijf
versnellingen kunt u kiezen tussen au-
tomatische bediening en handmatig
schakelen.
1. Selectiehendel.
2. Stuurkolomschakelaar "-" .
3. Stuurkolomschakelaar "+" .
Weergave op het instrumentenpaneel
De ingeschakelde versnelling of stand
verschijnt op het instrumentenpaneel.
N : neutraalstand.
R : achteruitversnelling.
1 2 3 4 5 : ingeschakelde versnelling.
AUTO : automatische stand.
: automatische stand "sneeuw".
Starten
Selecteer de stand N en trap
tijdens het starten van de motor het
rempedaal diep in.
Selecteer de eerste versnelling
(stand A of M ) of de
achteruitversnelling (stand R ) met
de selectiehendel 1 .
Zet de handrem los.
Laat het rempedaal los en geef
vervolgens gas.
112
Page 15 of 255

18
INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK, "2 TRONIC" VERSNELLINGSBAK OF AUTO MATISCHE TRANSMISSIE
De klokken en verklikkerlampjes op het
instrumentenpaneel geven informatie
over de werking van de auto.
5. Olietemperatuurmeter.
Geeft de motorolietemperatuur aan (°Celsius).
6. Display.
7. Knop nulstelling.
Knop voor de nulstelling van de ge- selecteerde functie (dagteller of on-
derhoudsindicator).
8. Dimmer dashboardverlichting.
Knop voor de instelling van de licht- sterkte van de dashboardverlich-
ting.
9. "2 Tronic" versnellingsbak of
automatische transmissie.
Geeft het geselecteerde program- ma en de ingeschakelde versnelling
aan.
Klokken
1. Toerenteller.
Geeft het motortoerental aan (x 1000/min).
2. Brandstofniveaumeter.
Geeft de resterende hoeveelheid brandstof in de tank aan.
3. Koelvloeistoftemperatuurmeter.
Geeft de koelvloeistoftemperatuur aan (°Celsius).
4. Snelheidsmeter.
Geeft de wagensnelheid aan (km/h of mph).
A. Snelheidsbegrenzer
of
Snelheidsregelaar.
(km/h of mph)
B. Dagteller.
(km of miles)
C. Onderhoudsindicator.
(km of miles), vervolgens:
Motorolieniveaumeter.
vervolgens:
Kilometerteller.
(km of miles)
Deze drie functies worden achter- eenvolgens weergegeven als het
contact wordt aangezet.
Display
Raadpleeg voor meer informatie over de
werking en de weergave van een bepaal-
de functie het desbetreffende hoofdstuk.
Page 16 of 255

!
19
Verklikkerlampjes kunnen constant
branden of knipperen.
Een aantal verklikkerlampjes heeft
beide mogelijkheden. Of het con-
stant branden of knipperen van
een verklikkerlampje duidt op een
storing, is afhankelijk van de wer-
kingsfase van de auto.
Verklikkerlampjes
De verklikkerlampjes geven de bestuur-
der informatie over de werking van een
systeem (ingeschakeld of uitgescha-
keld) of waarschuwen de bestuurder in
het geval van een storing (waarschu-
wingslampje). Bijbehorende waarschuwingen
Sommige verklikkerlampjes kunnen
gaan branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
multifunctionele display. Verklikkerlampjes tijdens het rijden
De volgende verklikkerlampjes geven
aan dat de desbetreffende functie is in-
geschakeld.
Richtingaanwijzer links.
Handrem aangetrokken.
Richtingaanwijzer rechts.
Grootlicht.
Dimlicht.
Voorgloeien dieselmotor.
Wacht met starten van de motor
tot dit verklikkerlampje uit is.
Mistlampen vóór.
Mistachterlicht.
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan
de waarschuwingslampjes enkele se-
conden branden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten
deze lampjes weer uitgaan.
Als het lampje blijft branden, controleer
dan voordat u gaat rijden welke functie
het betreft.
Page 17 of 255

20
Verklikkerlampjes uitgeschakelde
functies
De volgende verklikkerlampjes geven
aan dat de desbetreffende functie hand-
matig is uitgeschakeld. Uitschakeling airbag aan
passagierszijde.
De airbag aan passagierszijde
is na het starten van de auto
automatisch ingeschakeld.
De airbag kan met een speciale scha-
kelaar in het dashboardkastje worden
uitgeschakeld. Het verklikkerlampje
blijft branden om dit te bevestigen. Uitschakeling elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP).
Het ESP is na het starten van de auto
automatisch ingeschakeld. Het systeem, evenals het kop-
pelingssysteem stuurbekrach-
tiging/ESP (SSP), kan met de
desbetreffende toets in het mid-
den van het dashboard worden uitge-
schakeld. Het verklikkerlampje en het
lampje in de schakelaar blijven branden
om dit te bevestigen.
Page 18 of 255

!
21
Als bij draaiende motor of tijdens het
rijden een van de volgende verklikker-
lampjes gaat branden, wijst dit op een
storing in het desbetreffende systeem
en moet de bestuurder actie onderne-
men. Waarschuwingslampje
STOP.
Dit waarschuwingslampje
brandt in combinatie met een
ander waarschuwingslampje:
- lekke band,
- remsysteem,
- oliedruk,
- koelvloeistoftemperatuur.
Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-
lige plaats stil. Service.
Het verklikkerlampje service
gaat branden in het geval van
een storing in een systeem zon-
d e r s p e c i fi e k v e r k l i k k e r l a m p j e .
De melding op het multifunctionele dis-
play geeft aan welke functie het betreft.
Controleer:
- de batterij van de afstandsbedie- ning,
- het motorolieniveau,
- het niveau van de ruitensproeier- vloeistof,
Raadpleeg in ander e gev allen het
PEUGEOT-netwerk .
Lekke band.
Dit lampje gaat branden als één
of meer banden lek zijn. Zet de
auto zo snel mogelijk op een
veilige plaats stil.
Verwissel de lekke band en laat deze re-
pareren door het PEUGEOT-netwerk .
Antiblokkeersysteem (ABS).
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het an-
tiblokkeersysteem.
De normale remwerking met rembe-
krachtiging blijft echter behouden.
In het geval van een storing waar-
bij een waarschuwingslampje gaat
branden, moet de aanvullende in-
formatie via een melding op het
multifunctionele display worden
gelezen.
Raadpleeg in andere gevallen het
PEUGEOT-netwerk .
Waarschuwingslampjes
Page 19 of 255

22
Airbags.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in één
van de airbags (airbags vóór,
zij-airbags of window-airbags) of de py-
rotechnische gordelspanners.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP).
Het ESP wordt automatisch in-
geschakeld als de motor wordt
gestart.
Als het systeem niet is uitgeschakeld
en dit verklikkerlampje constant brandt
en het lampje in de schakelaar knippert,
wijst dit op een storing in het systeem.
Zelfdiagnosesysteem motor.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
motormanagementsysteem.
Als het lampje knippert, wijst dit op een
storing in de emissieregeling.
Motoroliedruk.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
smeersysteem van de motor.
Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-
lige plaats stil. Laden van de accu.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
laadcircuit van de accu (gecor-
rodeerde of losgeraakte accupolen, dy-
namoriem slap of gebroken, ...).
Remsysteem.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
remsysteem:
- te laag remvloeistofniveau,
- storing elektronische remdrukre- gelaar (REF) (het verklikkerlampje
ABS brandt in dat geval ook),
Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-
lige plaats stil.
Controleer tijdens het rijden of de hand-
rem niet is aangetrokken.
Laag brandstofniveau.
Dit lampje gaat branden op het
moment dat u met de resteren-
de hoeveelheid brandstof nog
ongeveer 50 km kunt rijden.
De inhoud van de brandstoftank be-
draagt ongeveer 50 liter.
Maximum temperatuur
koelvloeistof.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een te hoge koel-
vloeistoftemperatuur. Zet de auto zo
snel mogelijk op een veilige plaats stil. Geopend portier.
Een portier, de achterklep, de
achterruit of de motorkap is nog
geopend:
- bij een snelheid lager dan 10 km/h brandt dit lampje constant,
- bij een snelheid hoger dan 10 km/h brandt dit lampje constant, in combi-
natie met een geluidssignaal.
Veiligheidsgordel niet
vastgemaakt.
Dit lampje gaat branden als
de bestuurder * en/of voorpas-
sagier zijn veiligheidsgordel niet heeft
vastgemaakt of weer heeft losgemaakt.
Dit lampje gaat ook branden als de vei-
ligheidsgordels van één of meer achter-
passagiers zijn losgemaakt.
Stuurbekrachtiging.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in de
elektrische stuurbekrachtiging.
W a t e r i n b r a n d s t o f fi l t e r *.
Dit lampje gaat branden in het
geval van de aanwezigheid
v a n w a t e r i n h e t b r a n d s t o f fi l t e r
(diesel).
Er bestaat kans op schade aan het in-
spuitsysteem bij dieselmotoren. Vol-
gens land van bestemming.
Bochtverlichting.
Dit lampje gaat knipperen in het
geval van een storing in het sy-
steem van de bochtverlichting.
* Volgens land van bestemming.
Page 20 of 255

i
23
Koelvloeistoftemperatuurmeter
De koelvloeistoftemperatuurmeter geeft
de bestuurder tijdens het rijden informa-
tie over de koelvloeistoftemperatuur.
Als bij draaiende motor de wijzer zich
bevindt in:
- zone A , is de temperatuur in orde,
- zone B , is de temperatuur te hoog.
Het verklikkerlampje te hoge koel-
vloeistoftemperatuur 1 gaat branden
in combinatie met het verklikker-
lampje STOP , een geluidssignaal
en een melding op het multifunctio-
nele display.
Stop zo snel mogelijk op een veilige
plaats.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. De temperatuur en de druk in het koel-
circuit beginnen na enkele minuten rij-
den te stijgen.
Alvorens koelvloeistof bij te vullen:
wacht tot de motor is afgekoeld,
draai de dop twee omwentelingen
los om de druk te laten dalen,
verwijder vervolgens de dop,
vul bij tot aan het merkteken "MAXI".
Motorolietemperatuurmeter
De motorolietemperatuurmeter geeft de
bestuurder tijdens het rijden informatie
over de motorolietemperatuur.
Als bij draaiende motor de wijzer zich
bevindt in:
- zone C , is de temperatuur in orde,
- zone D , is de temperatuur te hoog.
Het verklikkerlampje motoroliedruk
gaat branden in combinatie met het
verklikkerlampje STOP , een ge-
luidssignaal en een melding op het
multifunctionele display.
Stop zo snel mogelijk op een veilige
plaats.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Bij de benzinemotoren wordt de
motorkoeling elektronisch aange-
stuurd om het brandstofverbruik te
verminderen. De koelvloeistoftem-
peratuur is dus niet meer alleen af-
hankelijk van de buitentemperatuur
en de gebruiksomstandigheden
van de auto.
Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de
koelvloeistoftemperatuur in stads-
verkeer bij koud weer iets hoger is
dan bij warm weer.