Peugeot 207 CC 2010 Handleiding (in Dutch)

Page 141 of 207

!
i
PRAKTISCHE INFORMATIE
131
PEUGEOT is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit het ver-
helpen van storingen veroorzaakt
door het monteren van extra ac-
cessoires die niet door PEUGEOT
aanbevolen en geleverd worden of
door voorzieningen die niet volgens
de voorschriften zijn gemonteerd.
Dit geldt met name wanneer het
stroomverbruik van alle aangeslo-
ten apparaten meer dan 10 milliam-
père bedraagt.
Monteren van elektrische acces-
soires
Bij het ontwerp van het elektrische
circuit van uw auto is reeds reke-
ning gehouden met de montage
van zowel de standaarduitrusting
als eventuele opties.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
voordat u andere elektrische voor-
zieningen of accessoires in de auto
monteert of laat monteren.
ZEKERINGEN VERVANGEN
In het geval van een storing in een be-
paalde functie kunt u de desbetreffende
defecte zekering vervangen volgens de
onderstaande procedure.
Toegang tot het gereedschap
De tang voor het verwijderen van zeke-
ringen bevindt zich aan de binnenzijde
van het deksel van de zekeringkast
dashboard:

 trek het deksel aan de bovenzijde
los,

 verwijder het deksel volledig,

 maak de tang los. Vervangen van een zekering
Voordat u een zekering vervangt, dient
u de oorzaak van de storing op te spo-
ren en te (laten) verhelpen.

 U kunt aan de draad van een zeke-
ring zien of deze defect is.

 Gebruik de speciale tang om de ze-
kering uit de zekeringkast te verwij-
deren.

 Vervang een defecte zekering al-
tijd door een zekering met dezelfde
stroomsterkte.

 Selecteer de zekering aan de hand
van het nummer op de zekering-
kast, de op de zekering aangegeven
stroomsterkte en het onderstaande
overzicht. Goed
Defect

Page 142 of 207

PRAKTISCHE INFORMATIE
132
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de
onderzijde van het dashboard (linker-
zijde).
Toegang tot de zekeringen

 zie de paragraaf "Toegang tot het
gereedschap". Overzicht zekeringen

Zekering Ampère Functies

G37 30 A Voeding eenheid wegklapbaar dak.

G38 20 A Hifi versterker.

G39 20 A Stoelverwarming bestuurder en voorpassagier.

G40 40 A Voeding servicecentrale trekhaakaansluiting.

Zekering Ampère Functies

F1 - Niet gebruikt.

F2 - Niet gebruikt.

F3 5 A Elektronische eenheid airbags en pyrotechnische
gordelspanners.

F4 10 A Schakelaar koppelingspedaal, diagnoseaansluiting,
automatisch dimmende binnenspiegel,
airconditioning, sensor verdraaiing stuurwiel,
pomp roetfi lter (diesel).

F5 30 A Elektrisch bedienbare ruiten achter, wegklapbaar
dak.

F6 30 A Elektrisch bedienbare ruiten vóór, voeding
inklapbare buitenspiegels.

F7 5 A Plafonnier vóór, kaartleeslampjes, verlichting
zonneklep, verlichting dashboardkastje.

Page 143 of 207

PRAKTISCHE INFORMATIE
133

Zekering Ampère Functies

F8 20 A Autoradio/telefoon, multifunctioneel display,
stuurkolomschakelaars, detectie te lage
bandenspanning, servicecentrale
trekhaakaansluiting, alarm (naderhand gemonteerd).

F9 30 A 12 V-aansluiting vóór, plafonnier vóór,
kaartleeslampjes, verlichting zonneklep, verlichting
dashboardkastje.

F10 15 A
Sirene alarm, elektronische eenheid alarm, bochtver lichting.

F11 15 A Diagnoseaansluiting, contactslot met circuit lage
stroomsterkte, elektronische eenheid automatische t
ransmissie.

F12 15 A
Lichtsensor, servicecentrale trekhaakaansluiting, wegklapbaar dak.

F13 5 A Servicecentrale motor, relais ABS,
rempedaalschakelaar met twee functies.

F14 15 A
Instrumentenpaneel, controlepaneel veiligheidsgordel s,
koplampverstelling, airconditioning, autoradio, han dsfree
set, elektronische eenheid parkeerhulp achter.

F15 30 A Vergrendeling en supervergrendeling.

F17 40 A Achterruit- en buitenspiegelverwarming.

SH - Shunt tijdens opslag.

Page 144 of 207

PRAKTISCHE INFORMATIE
134
Zekeringen motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, naast de accu (links).
Toegang tot de zekeringen

 Maak het deksel los.

 Vervang de zekering (zie de desbe-
treffende paragraaf).

 Sluit na het vervangen van de zeke-
ring zorgvuldig het deksel voor een
goede afdichting van de zekering-
kast. Overzicht zekeringen

Zekering Ampère Functies

F1 20 A
Voeding elektronische eenheid motor en
voedingsrelais motorventilateurgroep, elektrokleppe n
distributie en absorptievat (1,6 liter THP 16V),
luchthoeveelheidsmeter (diesel), inspuitpomp
(diesel), sensor water in brandstoffi lter (diesel),
UGR-elektrokleppen, voorverwarming inlaatlucht (die sel).

F2 15 A Claxon.

F3 10 A Ruitensproeier vóór.

F4 20 A Koplampsproeiers.

F5 15 A Brandstofpomp (benzine), elektrokleppen Turbo
(1,6 liter THP 16V).

F6 10 A Wagensnelheidssensor, automatische transmissie.

F7 10 A Elektrische stuurbekrachtiging, bochtverlichting,
voedingsrelais bochtverlichting, eenheid
veiligheidsschakeling (diesel).

F8 20 A Voeding startmotor.

F9 10 A
Elektronische eenheid ABS/ESP, rempedaalschakelaar.

F10 30 A Regelorganen elektronische eenheid motor (benzine:

bobines, elektrokleppen, lambdasonden, verstuivers,
verwarmingselementen, elektronische thermostaat)
(diesel: elektrokleppen, verwarmingselementen).

F11 40 A Aanjager airconditioning.

F12 30 A Lage/hoge snelheid ruitenwissers vóór.

F13 40 A
Voeding intelligente servicecentrale (BSI) (+ na c ontact).

Page 145 of 207

PRAKTISCHE INFORMATIE
135

Zekering Ampère Functies

F14 30 A Brandstofvoorverwarming (diesel).

F15 10 A Grootlicht links.

F16 10 A Grootlicht rechts.

F17 15 A Dimlicht links.

F18 15 A Dimlicht rechts.
Overzicht hoofdzekeringen
* De hoofdzekeringen zorgen voor een extra beveiliging van de elek-
trische installatie. Werkzaamheden
aan de hoofdzekeringen dienen door
het PEUGEOT-netwerk uitgevoerd te
worden.

Zekering Ampère Functies
Zekeringkast 1

MF1 * 70 A Motorventilateurgroep.

MF2 * 20 A / 30 A Pomp ABS/ESP

MF3 * 20 A / 30 A Elektrokleppen ABS/ESP.

MF4 * 60 A Voeding intelligente servicecentrale (BSI).

MF5 * 60 A Voeding intelligente servicecentrale (BSI).

MF6 * 30 A motorventilateurgroep (1,6 liter THP 16V).

MF7 * 80 A Zekeringkast interieur.

MF8 * - Niet gebruikt.
Zekeringkast 2

MF9 * 80 A Eenheid verwarming (diesel).

MF10 * 80 A Elektrische stuurbekrachtiging.

MF11 * 40 A Elektromotor Valvetronic (1,6 liter THP 16V).

Page 146 of 207

PRAKTISCHE INFORMATIE
136
ACCU
Procedure voor het opladen van de
accu en het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met be-
hulp van startkabels.
Toegang tot de accu Starten van de motor met een
hulpaccu en startkabels

 Sluit de rode kabel aan op de (+)
pool van de ontladen accu A en ver-
volgens op de (+) pool van de hulp-
accu B .

 Sluit de groene of zwarte kabel aan
op de (-) pool van de hulpaccu B .

 Sluit het andere uiteinde van de
groene of zwarte kabel aan op een
zo ver mogelijk van de accu verwij-
derd massapunt C van de auto (bij-
voorbeeld de rechter motorsteun).

 Stel de startmotor in werking en laat
de motor draaien.

 Wacht tot de motor stationair draait
en neem dan de kabels los.
De accu bevindt zich links in de motor-
ruimte.
Toegang tot de accu:

 open de motorkap met de hendel in
het interieur en vervolgens de veilig-
heidshaak aan de buitenzijde,

 bevestig de motorkapsteun,

 verwijder de kunststof afdekkap voor
toegang tot de twee accupolen.

Page 147 of 207

!
i
PRAKTISCHE INFORMATIE
137
Maak de accupoolklemmen niet los
bij draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de ac-
cupoolklemmen los te nemen.
Accu's bevatten schadelijke stof-
fen, zoals zwavelzuur en lood. Ac-
cu's moeten volgens de wettelijke
voorschriften worden afgevoerd en
mogen in geen geval bij het huis-
vuil terechtkomen.
Lever lege batterijen en accu's in
bij een speciaal afvalstoffendepot.
Laden met behulp van een
acculader

 Maak de accupoolklemmen los.

 Volg de aanwijzingen van de fabri-
kant van de acculader.

 Sluit de accukabels weer aan, te be-
ginnen met de (-) kabel.

 Controleer of de accupolen en de
klemmen schoon zijn. Indien ze be-
dekt zijn met een (witte of groene)
oxidatielaag, neem dan de accuka-
bels los en reinig de polen en klem-
men.
Het is raadzaam de accu los te
koppelen als uw auto langer dan
een maand buiten gebruik is. Vóór het loskoppelen van de
accukabels
Wacht 2 minuten na het afzetten
van het contact.
Sluit de ruiten, het wegklapbare
dak en de voorportieren.
Na het weer aansluiten van de
accukabels
Zet het contact aan en wacht 1 mi-
nuut alvorens de motor te starten
zodat de elektronische systemen
geïnitialiseerd kunnen worden.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
als er zich na deze handeling toch
nog problemen voordoen.
Raadpleeg het desbetreffende
hoofdstuk voor het zelf resetten
van:
- de sleutel met afstandsbedie-
ning,
- de elektrische bedienbare rui- ten en de automatische functie
voor het iets openen van de
portierruiten,
- het GPS navigatiesysteem.
Accukabels loskoppelen
Weer aansluiten van de kabels

 Plaats de geopende accupoolklem

1 op de pluspool (+) van de accu.

 Druk verticaal op de accupoolklem 1
om hem goed tegen de accu aan te
drukken.

 Zet de accupoolklem vast door de
hendel 2 omlaag te duwen.
Forceer de hendel niet, aangezien de
accupoolklem niet kan worden vergren-
deld als deze niet correct is geplaatst;
herhaal de procedure.

 Trek de vergrendelingshendel zo
ver mogelijk omhoog.

Page 148 of 207

!
i
PRAKTISCHE INFORMATIE
138
Als de accu ontladen is, kan de
motor niet gestart worden (zie de
desbetreffende paragraaf).
Als het wegklapbare dak wordt ge-
opend of gesloten, zal dit worden
voltooid. Het dak kan echter niet
opnieuw worden bediend.
ECO-MODE
De eco-mode bepaalt de maximale ge-
bruiksduur van een aantal functies om
te voorkomen dat de accu ontladen
raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een
aantal elektrische functies zoals radio,
ruitenwissers, dimlichten, plafonnier, ...
nog in totaal maximaal 30 minuten ge-
bruiken.
Uitschakelen van de eco-mode
De functies worden automatisch weer
ingeschakeld als de motor gestart
wordt.

 Start om de functies direct weer te
kunnen gebruiken de motor en laat
deze gedurende enige tijd draaien.
De beschikbare tijd bedraagt het dub-
bele van de tijd dat de motor heeft ge-
draaid. Deze tijd zal echter altijd tussen
de 5 en 30 minuten bedragen.
Inschakelen van de eco-mode
Na deze 30 minuten geeft een melding
op het multifunctionele display aan dat
de eco-mode is ingeschakeld en de ac-
tieve functies worden in de ruststand
gezet.
RUITENWISSERBLAD
VERVANGEN
De ruitenwisserbladen kunnen zonder
gereedschap worden vervangen.
Demonteren van een wisserblad
vóór

 Til de desbetreffende ruitenwisser-
arm op.

 Maak het wisserblad los en verwij-
der het.
Monteren van een wisserblad
vóór

 Controleer bij de ruitenwissers de
lengte van het wisserblad, omdat
het kortste blad aan de passagiers-
zijde van de auto gemonteerd moet
worden.

 Breng het nieuwe wisserblad aan en
klik het vast.

 Zet de ruitenwisserarm voorzichtig
terug.
SPAARFASE
De spaarfase stuurt de elektrische func-
ties van de auto aan om het ontladen
van de accu te voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband
met de laadtoestand van de accu en-
kele functies (airconditioning, achter-
ruitverwarming, ...) tijdelijk worden uit-
geschakeld.
Deze functies worden automatisch in-
geschakeld zodra de laadtoestand van
de accu dit toelaat.

Page 149 of 207

!i
PRAKTISCHE INFORMATIE
139
SLEPEN VAN DE AUTO
U kunt uw auto laten slepen door een
andere auto of een andere auto slepen
met behulp van het sleepoog.
Toegang tot het gereedschap Slepen van uw auto

 Trek aan het klepje in de voorbum-
per om het los te maken.

 Draai het sleepoog vast tot de aan-
slag.

 Bevestig de sleepstang.

 Schakel de alarmknipperlichten van
uw auto in.
 Maak het klepje in de achterbumper
los door op de onderkant ervan te
drukken.

 Draai het sleepoog vast tot de aan-
slag.

 Bevestig de sleepstang.

 Schakel de alarmknipperlichten van
de te slepen auto in.
Slepen van een andere auto
Het sleepoog bevindt zich in een houder
op de bodem van de bagageruimte,
onder de laadvloer:

 sluit het dak,

 open de achterklep,

 til de vloerplaat op,

 neem het sleepoog uit de houder. Gebruik voor het slepen van een
auto met de vier wielen op de grond
altijd een sleepstang.
Laat het takelen van de auto (met
twee wielen op de grond) uitslui-
tend uitvoeren door een professio-
neel takelbedrijf.
Bij het slepen van de auto met
stilstaande motor zijn de rem- en
stuurbekrachtiging uitgeschakeld.

 Zet de versnellingshendel in de
neutraalstand (stand N bij de
automatische transmissie).
Het niet opvolgen van deze bij- zonderheid kan er toe leiden
dat bepaalde onderdelen van
het remsysteem beschadigd
raken en de rembekrachtiging
niet werkt bij het opnieuw star-
ten van de motor.

Page 150 of 207

i
i
PRAKTISCHE INFORMATIE
140
TREKKEN VAN EEN
AANHANGER, EEN CARAVAN...
Uw auto is hoofdzakelijk bedoeld voor
het vervoer van personen en bagage,
maar is tevens geschikt voor het trek-
ken van een aanhanger. Het rijden met een aanhanger heeft
veel invloed op het rijgedrag van de
auto en vergt daarom extra aandacht
van de bestuurder.
Het maximale aanhangergewicht is af-
hankelijk van het hellingspercentage en
de buitentemperatuur.
Gewichtsverdeling

 Verdeel het gewicht in de caravan/
aanhanger gelijkmatig, plaats zware
voorwerpen zo dicht mogelijk bij de
as en houd u aan de toegestane ko-
geldruk.
Door een geringere luchtdichtheid ne-
men de prestaties van de motor af als
men op grotere hoogte boven de zee-
spiegel komt. Trek boven de 1000 m
10% van het maximale aanhangerge-
wicht af en herhaal dit voor elke volgen-
de 1000 m.
Raadpleeg het hoofdstuk "Technische
gegevens" voor de gewichten en aan-
hangergewichten die voor uw auto van
toepassing zijn.
Zijwind

 Houd er rekening mee dat de zijwind-
gevoeligheid van de auto groter is.

 Als het waarschuwingslamp-
je van de koelvloeistoftem-
peratuur gaat branden in
combinatie met het waar-
schuwingslampje STOP ,
stop dan zo snel mogelijk en
zet de motor af.
Remmen
Het trekken van een aanhanger ver-
lengt de remweg.
Banden

 Controleer de bandenspanning van
de auto en de aanhanger en breng
deze indien nodig op de juiste waar-
de.
De parkeerhulp wordt automatisch
uitgeschakeld als bij het aankop-
pelen van een aanhanger een ori-
ginele PEUGEOT-trekhaak wordt
gebruikt.
Let in elk geval goed op de aanwijzing
van de koelvloeistoftemperatuurmeter.
De trekhaak bestaat uit een mechanisch sy-
steem voor het aankoppelen van een aan-
hanger of caravan en een elektrische aan-
sluiting voor de verlichting en signalering.
Wij raden u aan gebruik te maken
van een speciaal door PEUGEOT
geteste en goedgekeurde trekhaak
inclusief bedrading en deze door
het PEUGEOT-netwerk te laten
monteren.
Als de trekhaak wordt gemonteerd
door een ander bedrijf dan van het
PEUGEOT-netwerk, moet bij de
montage gebruik worden gemaakt
van de reeds aanwezige elektri-
sche voorzieningen aan de achter-
zijde van de auto volgens de voor-
schriften van de constructeur.
Adviezen
Koeling
Het trekken van een aanhanger op een
helling veroorzaakt een hogere koel-
vloeistoftemperatuur.
De koelventilator wordt elektrisch be-
diend en is niet afhankelijk van het mo-
tortoerental.

 Pas uw snelheid aan om het toeren-
tal te beperken. Verlichting

 Controleer de verlichting van de
aanhanger.

Page:   < prev 1-10 ... 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 ... 210 next >