Peugeot 207 CC 2010 Handleiding (in Dutch)

Page 41 of 207

COMFORT
43
VENTILATIE Luchtgeleiding
De lucht kan afhankelijk van de instel-
lingen van de bestuurder via verschil-
lende circuits worden toegevoerd:
- rechtstreekse toevoer naar het inte-rieur (toevoer van buitenlucht),
- toevoer via het verwarmingscircuit,
- toevoer via het circuit van de aircon- ditioning. Stel de temperatuurregeling in: de lucht
van de verschillende circuits wordt ge-
mengd om het gewenste comfortniveau
te bereiken.
Stel de luchtverdeling in: de lucht wordt
via de gewenste uitstroomopeningen
over het interieur verdeeld.
Stel de luchtopbrengst in: de aanjager-
snelheid wordt verhoogd of verlaagd.
Luchttoevoer
De lucht in het interieur, die overigens
wordt gefi lterd, wordt van buitenaf toe-
gevoerd via het luchtrooster onder de
voorruit, of is lucht die in het interieur
wordt gerecirculeerd. Bedieningspaneel
Het systeem wordt bediend via het be-
dieningspaneel
A van de middencon-
sole. Afhankelijk van de uitvoering zijn
de volgende functies aanwezig:
- temperatuurregeling,
- luchtopbrengstregeling,
- regeling luchtverdeling,
- ontdooien en ontwasemen,
- handbediende of automatische air- conditioning.
Luchtverdeling

1. Uitstroomopeningen voor het ontdooi-
en of ontwasemen van de voorruit.

2. Uitstroomopeningen voor het ontdooi-
en of ontwasemen van de zijruiten.

3. Afsluitbare en verstelbare zijventila-
tieroosters.

4. Afsluitbare en verstelbare middelste
ventilatieroosters.

5. Uitstroomopeningen beenruimte voor-
passagiers.

6. Uitstroomopeningen beenruimte ach-
terpassagiers.

Page 42 of 207

i
COMFORT
44
Het airconditioningssysteem is
chloorvrij en is niet schadelijk voor
de ozonlaag.
Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en airconditio-
ning de volgende gebruiksadviezen in acht:

 Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interi-
eur de uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luch tkanalen,
ventilatieroosters en overige uitstroomopeningen en de ventila tieopening
in de bagageruimte vrij blijven.

 Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt a fgedekt. Deze
sensor dient voor de regeling van de airconditioning.

 Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand minstens 5 t ot 10 minuten
aan om het systeem in perfecte staat te houden.

 Controleer regelmatig de staat van het interieurfi lter en laat de fi lterele-
menten periodiek vervangen (zie desbetreffende paragraaf in hoo fdstuk
"Controles").

 Wij raden u een gecombineerd interieurfi lter aan. Dankzij het speciale ac-
tieve additief draagt het bij tot een gezuiverde lucht voo r de inzittenden
en een schoon interieur (vermindering van allergische reacties, stan k en
vetaanslag).

 Laat de airconditioning controleren volgens de voorschriften in het onder-
houdsboekje om het systeem in perfecte staat te houden.

 Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en ra adpleeg het
PEUGEOT-netwerk.
Als het dak weggeklapt is, kunnen de prestaties van de aircond itioning afne-
men. Als er echter een windscherm wordt geplaatst, neemt het comfo rt toe.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhange r op een
steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airco nditioning tijdelijk
worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor.
Als de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto l ang in de zon heeft
gestaan, kunt u het passagierscompartiment kort ventileren.
Zet de knop van de luchtopbrengst zodanig dat de interieu rlucht goed ververst
wordt.
Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich een klein
plasje water onder de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel .

Page 43 of 207

COMFORT
45
VERWARMING / VENTILATIE
Bedieningspaneel met knoppen
Bedieningspaneel met toetsen
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING
Bedieningspaneel met knoppen
Bedieningspaneel met toetsen

Page 44 of 207

i
COMFORT
46
2. Luchtopbrengst
 Draai de knop in één van
de vier standen om de ge-
wenste luchtopbrengst te
verkrijgen. Voorruit, zijruiten en
beenruimte.
Beenruimte (gesloten
ventilatieroosters).
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.

 Draai de knop van blauw
(koel) naar rood (warm) om
de temperatuur naar be-
hoefte in te stellen. Voorruit en zijruiten.
1. Temperatuurregeling
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in
een middenstand te zetten,
aangegeven met «

Page 45 of 207

COMFORT
45
VERWARMING / VENTILATIE
Bedieningspaneel met knoppen
Bedieningspaneel met toetsen
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING
Bedieningspaneel met knoppen
Bedieningspaneel met toetsen

Page 46 of 207

i
COMFORT
46
2. Luchtopbrengst
 Draai de knop in één van
de vier standen om de ge-
wenste luchtopbrengst te
verkrijgen. Voorruit, zijruiten en
beenruimte.
Beenruimte (gesloten
ventilatieroosters).
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.

 Draai de knop van blauw
(koel) naar rood (warm) om
de temperatuur naar be-
hoefte in te stellen. Voorruit en zijruiten.
1. Temperatuurregeling
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in
een middenstand te zetten,
aangegeven met «

Page 47 of 207

i
COMFORT
47
5. Airconditioning AAN/UIT De airconditioning kan tijdens
alle seizoenen effectief ge-
bruikt worden, mits de ruiten
zijn gesloten: De achterruitverwarming kan
worden ingeschakeld met de
toets op het bedieningspaneel
van de verwarming of aircondi-
tioning. ACHTERRUITVERWARMING

 Schakel, zodra de omstandig-
heden het toelaten, de ach-
terruit- en buitenspiegelver-
warming uit omdat een gering
stroomverbruik leidt tot een
verlaging van het brandstofver-
bruik.
Als de motor wordt afgezet voordat
de achterruitverwarming automatisch
wordt uitgeschakeld, wordt de achter-
ruitverwarming weer ingeschakeld
als de motor weer wordt gestart.
De achterruitverwarming wordt uit-
geschakeld als het wegklapbare dak
in de bagageruimte is opgeborgen.
AAN
De achterruitverwarming werkt uitslui-
tend bij draaiende motor.

 Druk op deze toets om de achter-
ruit en de buitenspiegels te ontwa-
semen. Het verklikkerlampje van de
toets gaat branden.
UIT
De achterruitverwarming wordt automa-
tisch uitgeschakeld om onnodig brand-
stofverbruik te voorkomen.

 U kunt de achterruitverwarming ook
eerder uitschakelen door nogmaals
op de toets te drukken. Het verklik-
kerlampje van de toets gaat uit.
- 's zomers: om de temperatuur in het interieur te verlagen,
- 's winters, bij vorst: om de ruiten snel te ontwasemen.
AAN

 Druk op de toets "A/C" , het verklik-
kerlampje gaat branden.

De airconditioning werkt niet als de
knop van de luchtopbrengst 2 in de
stand "0" staat.
UIT

 Druk nogmaals op de toets "A/C" ,
het verklikkerlampje gaat uit.

Page 48 of 207

i
COMFORT
47
5. Airconditioning AAN/UIT De airconditioning kan tijdens
alle seizoenen effectief ge-
bruikt worden, mits de ruiten
zijn gesloten: De achterruitverwarming kan
worden ingeschakeld met de
toets op het bedieningspaneel
van de verwarming of aircondi-
tioning. ACHTERRUITVERWARMING

 Schakel, zodra de omstandig-
heden het toelaten, de ach-
terruit- en buitenspiegelver-
warming uit omdat een gering
stroomverbruik leidt tot een
verlaging van het brandstofver-
bruik.
Als de motor wordt afgezet voordat
de achterruitverwarming automatisch
wordt uitgeschakeld, wordt de achter-
ruitverwarming weer ingeschakeld
als de motor weer wordt gestart.
De achterruitverwarming wordt uit-
geschakeld als het wegklapbare dak
in de bagageruimte is opgeborgen.
AAN
De achterruitverwarming werkt uitslui-
tend bij draaiende motor.

 Druk op deze toets om de achter-
ruit en de buitenspiegels te ontwa-
semen. Het verklikkerlampje van de
toets gaat branden.
UIT
De achterruitverwarming wordt automa-
tisch uitgeschakeld om onnodig brand-
stofverbruik te voorkomen.

 U kunt de achterruitverwarming ook
eerder uitschakelen door nogmaals
op de toets te drukken. Het verklik-
kerlampje van de toets gaat uit.
- 's zomers: om de temperatuur in het interieur te verlagen,
- 's winters, bij vorst: om de ruiten snel te ontwasemen.
AAN

 Druk op de toets "A/C" , het verklik-
kerlampje gaat branden.

De airconditioning werkt niet als de
knop van de luchtopbrengst 2 in de
stand "0" staat.
UIT

 Druk nogmaals op de toets "A/C" ,
het verklikkerlampje gaat uit.

Page 49 of 207

i
i
COMFORT
48
Om bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
ventilatie geleidelijk op het optima-
le niveau gebracht.
Bij koud weer wordt de warme
lucht uitsluitend naar de voorruit,
de zijruiten en de beenruimte van
de passagiers verdeeld. Als de temperatuur in de auto bij
het instappen veel lager of hoger
is dan de ingestelde waarde, heeft
het geen zin om voor een optimale
temperatuur de ingestelde waarde
te wijzigen. Het systeem compen-
seert automatisch en zo snel mo-
gelijk het temperatuurverschil.

De airconditioning werkt uitsluitend bij
draaiende motor.
De bestuurder en voorpassa-
gier kunnen de temperatuur af-
zonderlijk naar wens instellen.
 Draai de knop 2 of 3 naar links om
de waarde te verkleinen en naar
rechts om de waarde te vergroten.
Instelling op een waarde van ongeveer
21 biedt een optimaal comfort. Desge-
wenst kunt u een andere waarde instel-
len, die gebruikelijk tussen 18 en 24 ligt.
Het is raadzaam het verschil tussen de
instellingen links en rechts niet meer
dan 3 te laten bedragen.
4. Automatisch programma "zicht"
In sommige gevallen kan het
automatische programma
"comfort" niet toereikend blij-
ken om de voorruit en zijruiten
snel condens- en ijsvrij te ma-
ken (vocht, veel inzittenden,
vorst...).

 Kies dan het automatisch program-
ma "zicht".
Het systeem regelt automatisch de air-
conditioning en de luchtopbrengst en
zorgt voor een optimale luchttoevoer
naar de voorruit en zijruiten.
Automatische werking

 Druk op de toets "AUTO" .
Het symbool "AUTO" wordt
weergegeven. 2.
Temperatuurregeling bestuurderszijde
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING MET GES CHEIDEN REGELING
Het is raadzaam deze stand te gebrui-
ken: het systeem regelt de temperatuur,
de luchtopbrengst, de luchtverdeling en
de luchtrecirculatie automatisch en op-
timaal aan de hand van de door u inge-
stelde waarde.
Het systeem kan tijdens alle seizoenen
effectief gebruikt worden, mits de ruiten
zijn gesloten. De op het display weergegeven waarde
heeft betrekking op een bepaald com-
fortniveau en niet op de temperatuur in
graden Celsius of Fahrenheit.
1. Automatisch programma "comfort"
3. Temperatuurregeling passagierszijde

Page 50 of 207

!
!
i
COMFORT
49

 Druk nogmaals op de toets "zicht" of
op de toets "AUTO" om dit program-
ma af te sluiten. Het verklikkerlampje
in de toets gaat uit en het symbool

"AUTO" wordt weergegeven.

 Druk op deze toets om de
airconditioning uit te scha-
kelen. 6. Regeling luchtverdeling

 Druk deze toets herhaalde-
lijk in om de luchtstroom te
verdelen naar:
7. Regeling luchtopbrengst
 Druk op de toets "kleine
propeller" om de luchtop-
brengst te verkleinen.
8. Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie Uitschakelen van het systeem

 Druk op de toets "kleine propeller"
tot het symbool van de ventilateur is
verdwenen.
Hierdoor worden alle functies van het
systeem uitgeschakeld.
Het thermische comfort wordt niet meer
geregeld. Door de rijwind blijft er nog wel
een kleine luchtstroom gehandhaafd.

 Druk nogmaals op de toets "grote
propeller" of "AUTO" om het sys-
teem weer met de laatst ingestelde
waarden in te schakelen.

 Druk deze toets in om de
lucht in het interieur te laten
recirculeren. Het symbool
van de luchtrecirculatie
wordt weergegeven.
5. Airconditioning AAN/UIT
Het is niet raadzaam om langdurig
met uitgeschakelde airconditioning
te rijden.
Gebruik de luchtrecirculatie alleen
als dit echt nodig is (kans op be-
slaan van de ruiten en verminde-
ring van de luchtkwaliteit).
- de voorruit, de zijruiten en de been-
ruimte,
- de voorruit en zijruiten (ontwase- men of ontdooien),
- de middelste ventilatieroosters en zijventilatieroosters,
- de middelste ventilatieroosters, de zijventilatieroosters en de been-
ruimte,
- de beenruimte.

 Druk op de toets "grote
propeller" om de luchtop-
brengst te vergroten.
Het symbool van de luchtopbrengst, de
ventilateur, wordt afhankelijk van de in-
gestelde waarde geleidelijk voller. Deze stand dient om de toevoer van
buitenlucht bij stank en stofoverlast af
te sluiten.

 Druk zodra de omstandigheden het
toelaten de toets nogmaals in om de
toevoer van buitenlucht weer te ac-
tiveren en het beslaan van de ruiten
te voorkomen.
Voor een maximale afkoeling of
opwarming van het interieur kan
de temperatuurregeling op een
waarde lager dan 14 of hoger dan
28 worden ingesteld.

 Draai de knop 2 of 3 naar links
tot "LO" wordt weergegeven of
naar rechts tot "HI" wordt weer-
gegeven.
Handmatig instellen
Het is mogelijk één of meer functies van
de airconditioning handmatig in te stel-
len, terwijl de overige functies automa-
tisch worden geregeld.

 Druk op de toets "AUTO" om de au-
tomatische werking van de aircondi-
tioning te hervatten.
Als de airconditioning wordt uitgescha-
keld, wordt het thermische comfort niet
meer geregeld (vocht, beslagen ruiten).

 Druk de toets nogmaals in om de
automatische werking van de air-
conditioning te hervatten. De aan-
duiding "A/C" wordt weergegeven.

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 ... 210 next >