Peugeot 207 CC 2010 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2010, Model line: 207 CC, Model: Peugeot 207 CC 2010Pages: 207, PDF Size: 10.01 MB
Page 81 of 207

i
DIESEL
TOEGANG TOT DE AUTO
76
          Brandstofkwaliteit voor  
benzinemotoren           Brandstofkwaliteit voor 
dieselmotoren 
  Auto's  met  benzinemotoren  kunnen  
probleemloos  rijden  op  biobrandstoffen 
van  het  type  E10  (deze  bevatten  10% 
ethanol)  die  voldoen  aan  de  Europese 
richtlijnen EN 228 en EN 15376.  
 Brandstoffen  van  het  type  E85  (deze  
bevatten  tot  85%  ethanol)  zijn  uitslui-
tend  geschikt  voor  auto's  die  speciaal 
bestemd  zijn  voor  dit  type  brandstof 
(BioFlex-auto's).  De  kwaliteit  van  de 
ethanol moet voldoen aan de Europese 
richtlijn EN 15293.  
 Auto's  die  kunnen  rijden  op  brandstof- 
fen  met  een  ethanolgehalte  tot  100% 
(type  E100),  worden  alleen  verkocht  in 
Brazilië.      Auto's  met  dieselmotoren  kunnen  pro-
bleemloos rijden op biobrandstoffen die 
aan de huidige en toekomstige Europe-
se richtlijnen voldoen (diesel die voldoet 
aan  de  richtlijn  EN  590  gemengd  met 
biobrandstof die voldoet aan de richtlijn 
EN 14214) en die aan de pomp getankt 
kan  worden  (met  een  gehalte  aan  me-
thyl-estervetzuren van 0 tot 7%).  
 Het  gebruik  van  biobrandstof  B30  is  
mogelijk  bij  bepaalde  dieselmotoren 
op  voorwaarde  dat  de  bijzondere  on-
derhoudsvoorschriften  strikt  worden 
nageleefd.  Raadpleeg  het  PEUGEOT-
netwerk.  
 Het  gebruik  van  elk  ander  type  
(bio)brandstof (zuivere of verdunde plant-
aardige of dierlijke olie, stookolie ...) is na-
drukkelijk verboden (kans op schade aan 
de motor en het brandstofcircuit).    TANKBEVEILIGING 
 Dit  is  een  mechanische  voorziening  die  
is aangebracht in auto's met dieselmotor, 
waardoor het onmogelijk is om benzine te 
tanken. Hiermee wordt schade aan moto-
ren, ontstaan door het tanken van de ver-
keerde brandstof, voorkomen.  
 Deze  voorziening,  die  in  de  tankopening  
is  ingebouwd,  wordt  geactiveerd  zodra  u 
de brandstoftankdop verwijdert.  
  Werking  
 Wanneer  u  een  benzinetankpistool  in  
de tankopening plaatst, wordt dit tegen-
gehouden door een klep, waardoor het 
vergrendeld blijft en er dus niet getankt 
kan worden.  
  
Probeer in dat geval niet toch te tan- 
ken maar kies een dieseltankpistool.    
 De tankbeveiliging staat het vullen van 
de  brandstoftank  met  behulp  van  een 
jerrycan wel toe.   
Houd om ervoor te zorgen dat de brand- 
stof goed in de tankopening stroomt de 
tuit  van  de  jerrycan  niet  tegen  de  klep 
van de tankbeveiliging aangedrukt.      
Page 82 of 207

i
DIESEL
TOEGANG TOT DE AUTO
76
          Brandstofkwaliteit voor  
benzinemotoren           Brandstofkwaliteit voor 
dieselmotoren 
  Auto's  met  benzinemotoren  kunnen  
probleemloos  rijden  op  biobrandstoffen 
van  het  type  E10  (deze  bevatten  10% 
ethanol)  die  voldoen  aan  de  Europese 
richtlijnen EN 228 en EN 15376.  
 Brandstoffen  van  het  type  E85  (deze  
bevatten  tot  85%  ethanol)  zijn  uitslui-
tend  geschikt  voor  auto's  die  speciaal 
bestemd  zijn  voor  dit  type  brandstof 
(BioFlex-auto's).  De  kwaliteit  van  de 
ethanol moet voldoen aan de Europese 
richtlijn EN 15293.  
 Auto's  die  kunnen  rijden  op  brandstof- 
fen  met  een  ethanolgehalte  tot  100% 
(type  E100),  worden  alleen  verkocht  in 
Brazilië.      Auto's  met  dieselmotoren  kunnen  pro-
bleemloos rijden op biobrandstoffen die 
aan de huidige en toekomstige Europe-
se richtlijnen voldoen (diesel die voldoet 
aan  de  richtlijn  EN  590  gemengd  met 
biobrandstof die voldoet aan de richtlijn 
EN 14214) en die aan de pomp getankt 
kan  worden  (met  een  gehalte  aan  me-
thyl-estervetzuren van 0 tot 7%).  
 Het  gebruik  van  biobrandstof  B30  is  
mogelijk  bij  bepaalde  dieselmotoren 
op  voorwaarde  dat  de  bijzondere  on-
derhoudsvoorschriften  strikt  worden 
nageleefd.  Raadpleeg  het  PEUGEOT-
netwerk.  
 Het  gebruik  van  elk  ander  type  
(bio)brandstof (zuivere of verdunde plant-
aardige of dierlijke olie, stookolie ...) is na-
drukkelijk verboden (kans op schade aan 
de motor en het brandstofcircuit).    TANKBEVEILIGING 
 Dit  is  een  mechanische  voorziening  die  
is aangebracht in auto's met dieselmotor, 
waardoor het onmogelijk is om benzine te 
tanken. Hiermee wordt schade aan moto-
ren, ontstaan door het tanken van de ver-
keerde brandstof, voorkomen.  
 Deze  voorziening,  die  in  de  tankopening  
is  ingebouwd,  wordt  geactiveerd  zodra  u 
de brandstoftankdop verwijdert.  
  Werking  
 Wanneer  u  een  benzinetankpistool  in  
de tankopening plaatst, wordt dit tegen-
gehouden door een klep, waardoor het 
vergrendeld blijft en er dus niet getankt 
kan worden.  
  
Probeer in dat geval niet toch te tan- 
ken maar kies een dieseltankpistool.    
 De tankbeveiliging staat het vullen van 
de  brandstoftank  met  behulp  van  een 
jerrycan wel toe.   
Houd om ervoor te zorgen dat de brand- 
stof goed in de tankopening stroomt de 
tuit  van  de  jerrycan  niet  tegen  de  klep 
van de tankbeveiliging aangedrukt.      
Page 83 of 207

ZICHT
77
                         LICHTSCHAKELAAR 
 Met  de  lichtschakelaar  kunt  u  de  ver- 
lichting  van  de  auto  selecteren  en  in-
schakelen.   Handbediende functies  
 De lichtschakelaar bestaat uit de ring  
A  
en de hendel   B . 
  
A  .  ring  voor  de  selectie  van  de  stand 
van de hoofdverlichting: 
  Uitvoering zonder automatische  
verlichting   
  Uitvoering met automatische  
verlichting     uit,  
 alleen parkeerlicht, 
 dimlicht of grootlicht, 
  
B.    trek de hendel naar u toe om over te 
schakelen  van  dim-  naar  grootlicht  
en terug.   automatische verlichting. 
  Verklikkerlampjes  
 Een verklikkerlampje op het instrumen- 
tenpaneel geeft aan dat de geselecteer-
de verlichting is ingeschakeld. 
  Hoofdverlichting  
 De  lichtschakelaar  heeft  verschillende  
standen  om  de  zichtbaarheid  van  de 
auto en het zicht van de bestuurder aan 
te passen aan de omgeving:  
   -   parkeerlicht: om gezien te worden, 
  -   dimlicht:  voor  een  optimaal  zicht 
zonder  medeweggebruikers  te  ver- 
blinden, 
  -   grootlicht:  voor  een  optimaal  zicht  op  wegen  waar  het  omgevingslicht 
onvoldoende is.   
  Aanvullende verlichting  
 Uw  auto  is  voorzien  van  aanvullende  
 v e r l i c h t i n g   v o o r   s p e c i fi   e k e   r i j o m s t a n d i g -
heden:  
   -   mistachterlicht:  voor  een  optimale  zichtbaarheid van achteren, 
  -   mistlampen vóór: voor extra zicht, 
  -   bochtverlichting  voor  een  optimaal  zicht in bochten.   
  Instellingen  
 Het  verlichtingssysteem  van  uw  auto  
heeft  verschillende  extra  automatische 
functies die afzonderlijk kunnen worden 
ingesteld:  
   -   follow me home verlichting, 
  -   automatische verlichting, 
  -   statische bochtverlichting.  
   Als  de  verlichting  is  uitgeschakeld  of  
alleen  de  parkeerlichten  zijn  ingescha-
keld, kunt u een lichtsignaal geven door 
de hendel naar u toe te trekken.          
Page 84 of 207

!
i
ZICHT
78
  Uitvoering met mistlampen vóór en mistachterlicht 
 mistlampen vóór en mistachterlicht 
  
C.   ring voor de selectie van de mistver- 
lichting. 
 De mistverlichting kan worden ingescha-
keld in combinatie met dim- en grootlicht.  
   
     Draai  de  ring    C   naar  voren  om  de 
mistverlichting in te schakelen. 
  
     Draai de ring   C  twee keer naar ach-
teren  om  het  mistachterlicht  uit  te  
schakelen.  
 Wanneer  de  verlichting  automatisch 
wordt uitgeschakeld (in de stand AUTO) 
of  het  dimlicht  handmatig  wordt  uitge-
schakeld,  blijven  de  mistverlichting  en 
de parkeerlichten branden.  
   
     Draai  de  ring  naar  achteren  om  de 
mistverlichting  uit  te  schakelen.  De  
parkeerlichten  worden  automatisch 
uitgeschakeld.  
 Vergeet  niet  de  mistlampen  uit  te 
zetten zodra het niet meer nodig is. 
Bij helder weer zijn de mistlampen 
verblindend  voor  medeweggebrui-
kers en daarom niet toegestaan.     Vergeten verlichting  
 Als  het  contact  is  afgezet  en  een  
van  de  portieren  wordt  geopend, 
klinkt  een  geluidssignaal  om  aan 
te  geven  dat  de  verlichting  nog 
brandt.  
 Het  geluidssignaal  stopt  zodra  de  
verlichting wordt uitgeschakeld.  
 Als  de  dimlichten  bij  afgezet  con- 
tact  blijven  branden,  worden  deze 
na  30  minuten  automatisch  uitge-
schakeld  om  het  ontladen  van  de 
accu te voorkomen.     Op  het  instrumentenpaneel 
gaat  dit  verklikkerlampje  bran-
den. 
  *   Volgens land van bestemming.  
  Motorvoertuigverlichting  
overdag *   
 Bij  auto's  met  motorvoertuigverlichting  
overdag wordt bij het starten van de auto 
automatisch het dimlicht ingeschakeld.  
 De dashboardverlichting (het multifunc- 
tionele  display,  het  bedieningspaneel 
van  de  airconditioning,  ...)  gaat  niet 
branden,  tenzij  de  automatische  ver-
lichting  wordt  ingeschakeld  of  de  ver-
lichting handmatig wordt ingeschakeld.         
Page 85 of 207

!
ZICHT
 Dek  de  lichtsensor  die  zich  in  het  
midden  van  de  voorruit  achter  de 
binnenspiegel  bevindt,  niet  af. 
Deze  sensor  regelt  de  automati-
sche verlichting.   
  Koppeling met 
follow me home-verlichting  
 De  koppeling  van  dit  systeem  aan  de  
automatische  verlichting  biedt  de  vol-
gende extra mogelijkheden:  
   -   instellen  van  de  duur  van  de  fol-
low  me  home-verlichting  (15,  30  of  
 6 0   s e c o n d e n )    v i a    h e t    c o n fi   g u r a t i e -
menu van de auto op het multifunc-
tionele display, 
  -   automatische  inschakeling  van  de  follow  me  home  verlichting  als  de 
automatische  verlichting  is  inge-
schakeld.   
          Automatische verlichting  
 Het parkeerlicht en het dimlicht worden  
automatisch  ingeschakeld  als  de  licht-
sterkte  van  de  omgeving  onvoldoende 
is  (gesignaleerd  door  de  sensor  achter 
de binnenspiegel).  
 De  verlichting  wordt  uitgeschakeld  als  
de  lichtsterkte  van  de  omgeving  weer 
voldoende is. 
  Follow me home  
 Deze functie zorgt ervoor dat na het af- 
zetten van het contact de dimlichten nog 
even blijven branden om het uitstappen 
in het donker te vergemakkelijken.  
  Inschakelen  
   
     Geef  bij  afgezet  contact  een  "licht-
signaal" met de hendel   B . 
  
     Geef  nogmaals  een  "lichtsignaal" 
om de functie te deactiveren.   
  Uitschakelen 
 Na  het  vergrendelen  van  de  auto  met  
de afstandsbediening of na de ingestel-
de tijd wordt de follow me home-verlich-
ting automatisch uitgeschakeld.      Inschakelen  
   
     Draai de ring   A  in de stand   "AUTO" . 
Bij  het  inschakelen  van  de  functie  
verschijnt een melding op het multi-
functionele display.  
 Als de lichtsensor bij mist of sneeuwval 
voldoende  licht  waarneemt,  wordt  de 
verlichting  niet  automatisch  ingescha-
keld.  U  moet  het  dimlicht  dan  handma-
tig inschakelen.   
  Uitschakelen  
   
     Draai de ring   A  in een andere stand 
dan  de  stand    "AUTO" .  Bij  het  uit-
schakelen  van  de  functie  verschijnt  
een melding op het multifunctionele 
display.      Storing 
 Bij  een  storing  in  de  lichtsen-
sor gaat de verlichting branden 
en  wordt  het  pictogram  service 
weergegeven  in  combinatie 
met een geluidssignaal en een melding 
op het multifunctionele display.  
 Laat het controleren door het PEUGEOT- 
netwerk.      
Page 86 of 207

!
ZICHT
 Dek  de  lichtsensor  die  zich  in  het  
midden  van  de  voorruit  achter  de 
binnenspiegel  bevindt,  niet  af. 
Deze  sensor  regelt  de  automati-
sche verlichting.   
  Koppeling met 
follow me home-verlichting  
 De  koppeling  van  dit  systeem  aan  de  
automatische  verlichting  biedt  de  vol-
gende extra mogelijkheden:  
   -   instellen  van  de  duur  van  de  fol-
low  me  home-verlichting  (15,  30  of  
 6 0   s e c o n d e n )    v i a    h e t    c o n fi   g u r a t i e -
menu van de auto op het multifunc-
tionele display, 
  -   automatische  inschakeling  van  de  follow  me  home  verlichting  als  de 
automatische  verlichting  is  inge-
schakeld.   
          Automatische verlichting  
 Het parkeerlicht en het dimlicht worden  
automatisch  ingeschakeld  als  de  licht-
sterkte  van  de  omgeving  onvoldoende 
is  (gesignaleerd  door  de  sensor  achter 
de binnenspiegel).  
 De  verlichting  wordt  uitgeschakeld  als  
de  lichtsterkte  van  de  omgeving  weer 
voldoende is. 
  Follow me home  
 Deze functie zorgt ervoor dat na het af- 
zetten van het contact de dimlichten nog 
even blijven branden om het uitstappen 
in het donker te vergemakkelijken.  
  Inschakelen  
   
     Geef  bij  afgezet  contact  een  "licht-
signaal" met de hendel   B . 
  
     Geef  nogmaals  een  "lichtsignaal" 
om de functie te deactiveren.   
  Uitschakelen 
 Na  het  vergrendelen  van  de  auto  met  
de afstandsbediening of na de ingestel-
de tijd wordt de follow me home-verlich-
ting automatisch uitgeschakeld.      Inschakelen  
   
     Draai de ring   A  in de stand   "AUTO" . 
Bij  het  inschakelen  van  de  functie  
verschijnt een melding op het multi-
functionele display.  
 Als de lichtsensor bij mist of sneeuwval 
voldoende  licht  waarneemt,  wordt  de 
verlichting  niet  automatisch  ingescha-
keld.  U  moet  het  dimlicht  dan  handma-
tig inschakelen.   
  Uitschakelen  
   
     Draai de ring   A  in een andere stand 
dan  de  stand    "AUTO" .  Bij  het  uit-
schakelen  van  de  functie  verschijnt  
een melding op het multifunctionele 
display.      Storing 
 Bij  een  storing  in  de  lichtsen-
sor gaat de verlichting branden 
en  wordt  het  pictogram  service 
weergegeven  in  combinatie 
met een geluidssignaal en een melding 
op het multifunctionele display.  
 Laat het controleren door het PEUGEOT- 
netwerk.      
Page 87 of 207

i
ZICHT
80
       STATISCHE BOCHTVERLICHTING 
 Als  het  dimlicht  of  grootlicht  is  inge- 
schakeld, zorgt deze functie ervoor dat 
de  lichtbundels  de  richting  van  de  weg 
volgen  met  een  extra  hoek  van  onge-
veer 30°.  
 Deze  functie  is  vooral  effectief  bij  lage  
en  gemiddelde  wagensnelheden  (bin-
nen  de  bebouwde  kom,  bochtige  we-
gen, ...).   
met bochtverlichting   
  
zonder bochtverlichting     Configuratie 
  Inschakelen  
 De functie wordt ingeschakeld als bij een  
bepaalde  wagensnelheid  het  stuur  met 
een bepaalde hoek wordt ingedraaid.   
  Storing   Deze  functie  kan  worden  
geactiveerd  of  gedeacti-
 v e e r d    v i a    h e t    c o n fi   g u r a t i e -
menu van het multifunctio-
nele display.  
 De  functie  is  standaard 
geactiveerd.  
 In het geval van een storing knip-
pert dit pictogram op het display 
van  het  instrumentenpaneel  in 
combinatie  met  een  melding  op 
het multifunctionele display. 
 Laat  het  systeem  controleren  door  het 
PEUGEOT-netwerk.  
     KOPLAMPEN VERSTELLEN 
 Stand   "0" : basisinstelling. 
 Verstel  de  koplampen  afhankelijk  van  
de  belading  van  uw  auto  om  verblin-
ding  van  medeweggebruikers  te  voor-
komen.  
  
0.    1 of 2 personen op de voorstoelen. 
  
-.    3 personen. 
  
1.    4 personen. 
  
2.    4  personen  +  maximaal  toegestane 
belading. 
  
3.    Bestuurder  +  maximaal  toegestane 
belading. 
  Uitschakelen  
 De functie is uitgeschakeld als het stuur  
wordt  teruggedraaid  naar  de  rechtuit-
stand.  
 De  functie  wordt  tevens  uitgeschakeld  
als  de  achteruitversnelling  wordt  inge-
schakeld.          
Page 88 of 207

i
i
ZICHT
81
       RUITENWISSERSCHAKELAAR 
 Met  behulp  van  de  ruitenwisserscha- 
kelaar  kunt  u  de  ruitenwissers  vóór  in-
schakelen om regen en vuil van de ruit 
te wissen.  
 De  ruitenwissers  vóór  zorgen  voor  een  
optimaal  zicht  voor  de  bestuurder,  on-
geacht de weersomstandigheden.    Handmatig inschakelen  
 Schakel  de  ruitenwissers  handmatig  in  
met behulp van de schakelaar  
A . 
 hoge  snelheid  (hevige  neer-
slag),  
 normale  snelheid  (matige  re- 
genval),  
 interval  (wissnelheid  aange- 
past aan de wagensnelheid),  
 uit,  
 één keer wissen (duw de hen- 
del omlaag).  
  Uitvoering met intervalstand   
  Ruitenwissers vóór  
   
A.    selecteer  de  wissnelheid  met  de 
schakelaar:           Ruitensproeiers vóór en  
koplampsproeiers  
   
     Trek de ruitenwisserschakelaar naar 
u  toe.  De  ruitensproeiers  treden  in  
werking, waarna enige tijd de ruiten-
wissers worden ingeschakeld om de 
ruit schoon te wissen.  
 De  koplamsproeiers  worden  alleen  ge-
activeerd als   de dimlichten branden  . 
 Bij  auto's  met  verlichting  overdag 
moet de lichtschakelaar in de stand 
dimlichten  worden  gezet  om  de 
koplampsproeiers te activeren.  
 Bij  auto's  met  automatische  air- 
conditioning  wordt  tijdens  het  be-
dienen van de ruitensproeiers vóór 
automatisch  de  luchttoevoer  afge-
sloten  om  stank  in  het  interieur  te 
voorkomen.  
 Het  automatisch  wissen  is  op  dit 
moment  niet  beschikbaar  op  de 
207CC.          
Page 89 of 207

i
ZICHT
82
   Speciale stand van de ruitenwissers  
voor  
 Als  de  ruitenwisserschakelaar  binnen  
één minuut nadat het contact is afgezet 
wordt  bediend,  bewegen  de  ruitenwis-
sers naar het midden van de voorruit.  
 Deze stand kan worden gebruikt voor's  
winters  parkeren  en  het  vervangen  of 
het reinigen van de ruitenwisserbladen.  
 Zet  het  contact  aan  en  bedien  de  rui- 
tenwisserschakelaar  om  de  ruitenwis-
sers na de werkzaamheden weer in de 
ruststand te zetten.            PLAFONNIER 
   
A.     Plafonnier   
  
B.     Kaartleeslampjes      In deze stand gaat de interieur- 
verlichting geleidelijk branden: 
  Kaartleeslampjes  
   
     Druk  bij  aangezet  contact  op  de 
desbetreffende schakelaar.    Als  de  interieurverlichting  perma- 
nent  is  ingeschakeld,  blijft  deze 
gedurende een bepaalde tijd bran-
den, afhankelijk van de situatie:  
   -   bij  afgezet  contact:  ongeveer 
10 minuten, 
  -   in  de  eco-modus:  ongeveer  30 seconden, 
  -   bij draaiende motor: onbeperkt.   
   -   als de auto wordt ontgrendeld,  
  -   als  de  sleutel  uit  het  contact  wordt 
verwijderd, 
  -   als een portier wordt geopend, 
  -   als  op  de  vergrendelingsknop  van  de afstandsbediening wordt gedrukt  
om de auto te lokaliseren.  
 De interieurverlichting gaat geleidelijk uit:  
   -   als de auto wordt vergrendeld, 
  -   als het contact wordt aangezet, 
  -   30  seconden  na  het  sluiten  van  het  laatste portier.  
 Permanent uit.  
 Permanent aan. 
  Plafonnier        
Page 90 of 207

i
ZICHT
82
   Speciale stand van de ruitenwissers  
voor  
 Als  de  ruitenwisserschakelaar  binnen  
één minuut nadat het contact is afgezet 
wordt  bediend,  bewegen  de  ruitenwis-
sers naar het midden van de voorruit.  
 Deze stand kan worden gebruikt voor's  
winters  parkeren  en  het  vervangen  of 
het reinigen van de ruitenwisserbladen.  
 Zet  het  contact  aan  en  bedien  de  rui- 
tenwisserschakelaar  om  de  ruitenwis-
sers na de werkzaamheden weer in de 
ruststand te zetten.            PLAFONNIER 
   
A.     Plafonnier   
  
B.     Kaartleeslampjes      In deze stand gaat de interieur- 
verlichting geleidelijk branden: 
  Kaartleeslampjes  
   
     Druk  bij  aangezet  contact  op  de 
desbetreffende schakelaar.    Als  de  interieurverlichting  perma- 
nent  is  ingeschakeld,  blijft  deze 
gedurende een bepaalde tijd bran-
den, afhankelijk van de situatie:  
   -   bij  afgezet  contact:  ongeveer 
10 minuten, 
  -   in  de  eco-modus:  ongeveer  30 seconden, 
  -   bij draaiende motor: onbeperkt.   
   -   als de auto wordt ontgrendeld,  
  -   als  de  sleutel  uit  het  contact  wordt 
verwijderd, 
  -   als een portier wordt geopend, 
  -   als  op  de  vergrendelingsknop  van  de afstandsbediening wordt gedrukt  
om de auto te lokaliseren.  
 De interieurverlichting gaat geleidelijk uit:  
   -   als de auto wordt vergrendeld, 
  -   als het contact wordt aangezet, 
  -   30  seconden  na  het  sluiten  van  het  laatste portier.  
 Permanent uit.  
 Permanent aan. 
  Plafonnier