Peugeot 208 2014 Handleiding (in Dutch)
Page 171 of 336
169
7
Praktische informatie
Lamp derde remlicht vervangen
Draai de borgpennen aan weerszijden van het derde remlicht los zonder deze helemaal te verwijderen. Duw op de bouten om de lampunit los te maken. Neem de stekker van de lampunit los. Trek het derde remlicht naar buiten. Draai de lamphouder van de defecte lamp een kwart omwenteling en ver wijder deze. Trek de lamp uit de lamphouder en vervang
de lamp. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.
Vervangen van de kentekenplaatverlichting
Open de achterklep tot halver wege om het vervangen te vergemakkelijken.
Steek een kleine schroevendraaier in een van de buitenste openingen van het lampglas. Duw de schroevendraaier naar buiten. Verwijder het lampglas. Vervang de defecte lamp. Druk het glaasje vast in de houder.
De mistlamp is vanaf de onderzijde van de bumper bereikbaar.
Draai de fitting een kwart omwenteling en verwijder het geheel. Neem de stekker van de lamp los. Ver wijder en vervang de lamp. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde. Voor het vervangen van deze lampen kunt u ook het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats raadplegen.
Vervangen van de mistlamp
Page 172 of 336
170
Praktische informatie
Zekering vervangen
De tang voor het verwijderen van zekeringen is bevestigd aan de binnenzijde van het deksel van de zekeringkast in het dashboard. trek het deksel eerst linksboven en dan rechtsboven los,
ver wijder het deksel en keer het om,
Toegang tot het gereedschap
neem de steun, waarop aan de achterzijde de tang is bevestigd, uit.
Page 173 of 336
171
7
Praktische informatie
Voor ingrepen aan een zekering geldt: gebruik een speciale tang om de zekering uit de zekeringkast te ver wijderen en controleer of het smeltdraadje van de zekering intact is, vervang een defecte zekering altijd door een zekering met dezelfde stroomsterkte (zelfde kleur); een afwijkende
stroomsterkte kan storingen veroorzaken (brand). Mocht de storing kort na het vervangen van de zekering terugkeren, laat dan de elektrische uitrusting controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Vervangen van een zekering
Voordat u een zekering vervangt, dient u: de oorzaak van de storing te achterhalen om deze te verhelpen, alle stroomverbruikers uit te schakelen, de auto stil te zetten met het contact uit, de defecte zekering te achterhalen met behulp van de zekeringtabel en de schema's op de volgende bladzijden. GoedDefect
PEUGEOT is niet aansprakelijk voor kosten die voortvloeien uit storingen veroorzaakt door het monteren van extra accessoires die niet door PEUGEOT aanbevolen en geleverd
worden, en niet volgens haar voorschriften zijn gemonteerd. Dit geldt met name als het totale stroomverbruik van alle extra accessoires meer dan 10 milliampère bedraagt.
Montage van elektrische accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische circuit van uw auto is reeds rekening gehouden met de montage van zowel de standaarduitrusting als eventuele opties. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats voordat u andere elektrische voorzieningen of accessoires in de auto monteert of laat monteren.
Het vervangen van een zekering door een andere dan in de volgende tabellen genoemd, kan tot ernstige storingen leiden. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Tang
Page 174 of 336
172
Praktische informatie
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde van het dashboard (linkerzijde).
Toegang tot de zekeringen
Zie de paragraaf "Toegang tot het gereedschap".
ZekeringnummerStroomsterkteFuncties
F25 A Buitenspiegels, koplampen, diagnoseaansluiting.
F95 A Alarm.
F105 A Afzonderlijke telematica-eenheid, servicecentrale trekhaakaansluiting.
F115 A Elektrochromatische binnenspiegel, extra verwarming.
F135 A Hifi-versterker, parkeerhulp.
F1615 A 12V-aansluiting vóór.
F1715 A Autoradio, autoradio (montage achteraf).
F1820 A Touchscreen.
Overzicht zekeringen
Page 175 of 336
173
7
Praktische informatie
ZekeringnummerStroomsterkteFuncties
F235 A Verlichting dashboardkastje, make-upspiegels, kaartleeslampen.
F2615 A Claxon.
F2715 A Ruitensproeierpomp.
F285 A Stuurslot.
F2915 A Aircocompressor.
F3015 A Ruitenwisser achter.
Page 176 of 336
174
Praktische informatie
ZekeringStroomsterkteFuncties
F0140 A Achterruitverwarming.
F0210 A Verwarmde buitenspiegels.
F0330 A Impulsruitbediening vóór.
F04 - Niet gebruikt.
F0530 A Impulsruitbediening achter.
F0610 A Inklapbare buitenspiegels.
F0710 A Inklapbare buitenspiegels.
F08- Niet gebruikt.
F0915 A Stoelverwarmingen vóór.
F1020 A Hifi-versterker.
F11- Niet gebruikt.
F12- Niet gebruikt.
Zekeringkast achter het
dashboardkastje
Page 177 of 336
175
7
Praktische informatie
ZekeringStroomsterkteFuncties
F1615 A Mistlampen vóór.
F1810 A Grootlicht rechts.
F1910 A Grootlicht links.
F2530 A Relais koplampsproeiers (montage achteraf).
F2940 A Ruitenwissermotor vóór.
F3080 A Gloeibougies (diesel).
Zekeringkast in de
motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de motorkap, naast de accu (links).
Toegang tot de zekeringen
Maak het deksel los. Vervang de zekering (zie de desbetreffende paragraaf). Sluit na het vervangen van de zekering zorgvuldig het deksel voor een goede afdichting van de zekeringkast.
Overzicht zekeringen
Page 178 of 336
176
Praktische informatie
12V- ac c u
Deze sticker geeft aan dat er een speciale 12V-loodaccu is gebruikt die alleen losgekoppeld en/of vervangen mag worden bij het PEUGEOT-netwerk of bij een gekwalificeerde werkplaats. Het negeren van deze aanwijzing kan ertoe leiden dat de accu vroegtijdig aan vervanging toe is.
Na het monteren van de accu kan het, afhankelijk van de weersomstandigheden en de laadtoestand van de accu, enkele uren (tot ongeveer 8 uur) duren voordat het Stop & Start-systeem weer zal werken.
Trek de hendel D zo ver mogelijk omhoog om de accupoolklem E te ontgrendelen.
Loskoppelen van de pluspool (+)
Weer aansluiten van de pluspool (+)
Plaats de geopende accupoolklem E op de pluspool (+) van de accu.
Druk verticaal op de accupoolklem E om hem goed tegen de accu aan te drukken. Zet de accupoolklem vast door de pasnok opzij te bewegen en vervolgens de hendel D omlaag te duwen.
Forceer de hendel niet bij het omlaagduwen, aangezien de accupoolklem niet kan worden vergrendeld als deze niet correct is geplaatst; herhaal de procedure.
Procedure voor het opladen van de accu en het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels.
De accu bevindt zich in de motorruimte. Toegang tot de accu: open de motorkap via hendel in het interieur en bedien gebruik vervolgens de veiligheidshaak aan de buitenzijde, bevestig de motorkapsteun,
verwijder de kunststof afdekkap voor toegang tot de pluspool.
Toegang tot de accu
Page 179 of 336
177
7
Praktische informatie
Starten van de motor met een
hulpaccu en startkabels
Als de accu van uw auto ontladen is, kan de motor worden gestart met een hulpaccu (externe accu of een accu van een andere auto) en startkabels.
Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+) van de ontladen accu A en vervolgens op de pluspool (+) van de hulpaccu B . Sluit de groene of zwarte kabel aan op de minpool (-) van de hulpaccu B (of op het massapunt van de auto met de hulpaccu). Sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel aan op het massapunt Cvan de auto met de lege accu (of op de motorsteun). Start de motor van de auto met de hulpaccu en laat deze gedurende enkele minuten draaien.
Start de motor niet door een acculader
aan te sluiten. Koppel de pluspool (+) van de accu niet los ter wijl de motor draait.
Controleer eerst of de nominale spanning van de hulpaccu 12 V bedraagt en of de capaciteit van de hulpaccu minimaal gelijk is aan die van de ontladen accu.
Stel de startmotor in werking van de auto met de lege accu en laat de motor draaien. Als de motor niet direct start, zet dan het contact af en wacht even alvorens een nieuwe poging te doen. Wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels in omgekeerde volgorde los.
Page 180 of 336
178
Praktische informatie
Het is raadzaam de accu los te koppelen als uw auto langer dan een maand buiten gebruik is.
Accu's bevatten schadelijke stoffen, zoals zwavelzuur en lood. Accu's moeten volgens de wettelijke voorschriften worden afgevoerd en mogen in geen geval bij het huisvuil terechtkomen. Lever lege batterijen en accu's in bij een speciaal afvalstoffendepot.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u handelingen aan de accu uitvoert. Voer ingrepen aan de accu uitsluitend uit in een goed geventileerde ruimte, ver van open vuur of vonken veroorzakende bronnen, om elk risico van brand- of explosiegevaar uit te sluiten. Probeer niet een bevroren accu op te laden: de accu moet eerst worden ontdooid om explosiegevaar uit te sluiten. Als de accu bevroren is geweest, laat deze dan eerst controleren, voordat u hem laat opladen door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Zij controleren of de inwendige componenten zijn beschadigd en of de behuizing scheuren vertoont, waardoor giftige en corrosie-veroorzakende accuzuren zouden kunnen weglekken. Keer de polariteiten niet om en gebruik uitluitend een 12-volt accu. Maak de accupoolklemmen niet los bij draaiende motor. Laad de accu niet op zonder de accupoolklemmen los te nemen. Was uw handen als de werkzaamheden beëindigd zijn.
Het aanduwen om de motor te starten is bij een auto met een elektronisch gestuurde versnellingsbak of een automatische versnellingsbak niet toegestaan.
Vóór het loskoppelen van de accukabels
Wacht 2 minuten na het afzetten van het contact. Sluit de ruiten en de voorportieren voordat u de accukabels loskoppelt.
Na het weer aansluiten van de accukabels
Zet het contact aan en wacht 1 minuut alvorens de motor te starten, zodat de elektronische systemen geïnitialiseerd kunnen worden. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als er zich na deze handeling toch nog problemen voordoen. Raadpleeg de desbetreffende paragraaf voor
het zelf opnieuw initialiseren van: - de sleutel met afstandsbediening, - het geïntegreerde GPS-navigatiesysteem.
Voor het opladen van de accu van het Stop & Start-systeem hoeven de accukabels niet losgenomen te worden.
Laden met behulp van een
acculader
Maak de accupoolklemmen los. Volg de aanwijzingen van de fabrikant van de acculader. Sluit de accukabels weer aan, te beginnen met de (-) kabel. Controleer of de accupolen en de klemmen schoon zijn. Indien ze bedekt zijn met een (witte of groene) oxidatielaag, neem dan de accukabels los en reinig de polen en klemmen.