stop start Peugeot 208 2019 Handleiding (in Dutch)
Page 109 of 263
107
Brandstoftank
Inhoud van de tank:
- ongeveer 50
liter (benzine).
-
ongeveer 50
liter (diesel).
-
ongeveer 45
liter (BlueHDi-diesel).
Tank nooit als de motor door het Stop &
Start-systeem is afgezet; zet in dat geval
altijd het contact af met de sleutel.
Laag brandstofniveau
Als het minimumbrandstofniveau
is bereikt, gaat dit lampje op het
instrumentenpaneel branden. Er
zit nog ongeveer 5
liter brandstof
in de tank. Als het lampje knippert,
zit er nog maar een minimale
hoeveelheid brandstof in de tank.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen
dat u
zonder brandstof komt te staan.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over een lege brandstoftank
(diesel) .
Vullen
Een sticker aan de binnenzijde van de tankklep
geeft aan welke brandstof u
moet tanken voor
het type motor in uw auto.
Zolang de tankdop niet is vastgedraaid,
kan de sleutel niet uit de dop worden
verwijderd.
Bij het opendraaien van de tankdop kan
een aanzuiggeluid van lucht hoorbaar
zijn. Dit is volkomen normaal en wordt
veroorzaakt door de onderdruk die ontstaat
door de afdichting van het brandstofcircuit.
Om veilig te tanken:
F
Z
et altijd eerst de motor af.
F
O
pen de brandstofvulklep door met een
vinger bij uitsparing 1
hieraan te trekken.
F
S
teek de sleutel in de dop en draai de
sleutel linksom 2 . F
V er wijder de dop en bevestig deze aan de
haak aan de binnenzijde van klep 3 .
F
V
ul de tank volledig, maar laat het
vulpistool niet meer dan 3
keer afslaan;
anders kunnen er storingen optreden.
Als u
klaar bent met tanken:
F
D
raai de tankdop dicht.
F
D
raai de sleutel naar rechts en ver wijder
deze ver volgens uit de dop.
F
S
luit de brandstofvulklep.
Indien u
per vergissing de verkeerde
brandstof voor uw auto tankt, moet de
tank beslist worden afgetapt voordat
de motor kan worden gestar t.
Als er minder dan 5
liter brandstof
getankt wordt, wordt deze stijging van het
brandstofniveau niet weergegeven op de
brandstofmeter.
7
Praktische informatie
Page 113 of 263
111
Aanbevelingen
Verdeel de lading gelijkmatig, om er voor
te zorgen dat u niet een zijde overbelast.
Plaats de zwaarste lading zo dicht
mogelijk bij het dak.
Sjor de lading goed vast.
Rijd behoedzaam: wees bedacht op een
grotere zijwindgevoeligheid. Bovendien
kan de stabiliteit van de auto door de
belading worden beïnvloed.
Controleer bij lange reizen bij elke stop of
de lading nog goed vastzit.
Ver wijder de allesdragers wanneer deze
niet worden gebruikt.
Motorkap
Door de plaats van de hendel kan de
motorkap niet worden geopend zolang het
linker voorportier is gesloten. Wees bij warme motor voorzichtig met het
bedienen van de veiligheidshaak en de
motorkapsteun (kans op brandwonden).
Gebruik de beschermde zone.
Zorg er voor dat u
bij geopende motorkap
niet tegen de hendel aan stoot.
Open de motorkap niet als het hard waait.
De koelventilator kan ook gaan draaien
nadat de motor is afgezet: houd
daarom voor werpen en kleding uit de
buurt van de ventilator.
In verband met de aanwezigheid van
elektrische componenten in de motorruimte
wordt geadviseerd om blootstelling aan
water (regen, wassen, …) te beperken.
Openen
F Open het linker voorportier. F
T
rek hendel A aan de onderzijde van de
portiersponning naar u
toe.
F
D
uw hendel B omhoog en til de
motorkap op.
F
N
eem motorkapsteun C uit de houder
en bevestig deze in de uitsparing om de
motorkap geopend te houden.
Sluiten
F Haal motorkapsteun C uit de uitsparing.
F Be vestig de motorkapsteun in de houder.
F
L
aat de motorkap voorzichtig zakken en laat
deze aan het einde van de slag in het slot
vallen.
F
T
rek aan de motorkap om te controleren of
deze goed is vergrendeld.Schakel omwille van uw veiligheid het Stop & Start-systeem
altijd uit alvorens werkzaamheden onder de motorkap
uit te voeren om letsel als gevolg van het automatisch
inschakelen van de START-stand te voorkomen.
7
Praktische informatie
Page 117 of 263
115
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
u itvoert aan de 12V-accu de desbetreffende
rubriek voor meer informatie en de te
nemen voorzorgsmaatregelen.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Luchtfilter
Als de omgeving (veel stof…) en
het gebruik (veel stadsverkeer…)
daartoe aanleiding geven, moeten
het twee keer zo vaak worden
vervangen .
Interieurfilter
Als de omgeving (veel stof…) en
het gebruik (veel stadsverkeer…)
daartoe aanleiding geven, moeten
het twee keer zo vaak worden
vervangen. Een verstopt interieur filter kan de
prestaties van de airconditioning verstoren
en onaangename geuren veroorzaken.
Oliefilter
Laat bij het olie ver versen tevens het
oliefilter vervangen.
Roetfilter (diesel)
Als het roetfilter verzadigd begint te
raken, wordt u
hierop geattendeerd
door het blijven branden van dit
lampje in combinatie met een
waarschuwingsmelding. Ga om het roetfilter te regenereren, zodra
de omstandigheden het toelaten, met een
snelheid van minimaal 60
km/h rijden tot
het lampje dooft.
Als het lampje blijft branden, is het
minimale dieseladditiefniveau bereikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de controleren
van niveaus , in het bijzonder van het
additiefniveau.
Bij een nieuwe auto kunt u de eerste paar
keer dat het roetfilter geregenereerd wordt
een brandlucht ruiken; dit is volkomen
normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheid wordt
gereden of de motor langdurig stationair
draait, kan bij gasgeven soms waterdamp
uit de uitlaat komen. Dit heeft geen invloed
op de prestaties en heeft geen gevolgen
voor het milieu.
7
Praktische informatie
Page 139 of 263
137
Zekeringnr.StroomsterkteFuncties
F16 15
A Mistlampen vóór.
F18 10
A Grootlicht rechts.
F19 10
A Grootlicht links.
F25 30
A Relais
koplampsproeiers
(montage achteraf).
F29 40
A Ruitenwissermotor
vó ó r.
12V- ac c u
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met behulp van
startkabels en voor het laden van een lege
accu.
12V-loodaccu
Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden ver werkt conform
de regelgeving en mogen in geen geval
met het huishoudelijke afval worden
weggegooid.
Lever lege batterijen en accu's in bij een
speciaal afvalstoffendepot.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat
u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend uit in een
goed geventileerde ruimte, ver van open vuur of
vonken veroorzakende bronnen, om elk risico
van brand- of explosiegevaar uit te sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd zijn.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Het aanduwen om de motor te starten
is bij een auto met een automatische
transmissie niet toegestaan.
Tijdens de rit die volgt op het de eerste
keer starten van de motor, werkt het Stop
& Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt het systeem pas
weer als de auto gedurende een
bepaalde periode, die afhankelijk is
van de omgevingstemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal
8
uur), niet is gebruikt.
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich onder de motorkap.
Toegang:
F
O
pen de motorkap met de hendel in
het interieur en gebruik ver volgens de
veiligheidshaak aan de buitenzijde.
F
Be
vestig de motorkapsteun.
8
In geval van pech
Page 140 of 263
138
F Verwijder de kunststof afdekkap voor toegang tot de pluspool ( +).
De minpool ( -) van de accu is niet bereikbaar.
Op de motor is een afzonderlijk massapunt
aangebracht.
Starten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels, of met een startbooster. Start de motor nooit door een acculader
aan te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster van 24
V
o f h o g e r.
Controleer eerst of de hulpaccu een
nominale spanning van 12 V heeft en de
capaciteit ervan minimaal gelijk is aan die
van de ontladen accu.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg er voor dat de startkabels zich niet
in de buurt van bewegende delen van
de motor (ventilator, aandrijfriemen enz.)
bevinden.
Maak de plusklem (+) niet los bij draaiende
motor.
F Beweeg, indien uw auto hiermee is uitgerust, het kunststof kapje van de pluspool (+) omhoog.
F Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+) van de ontladen accu A (bij het gebogen
metalen gedeelte) en ver volgens op
de pluspool (+) van hulpaccu B of de
startbooster.
F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op
de minpool (-) van hulpaccu B of de
startbooster (of op een massapunt van de
auto met de hulpaccu).
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op massapunt C van de
auto met de lege accu.
F
S
tart de motor van de auto met de hulpaccu
en laat deze gedurende enkele minuten
draaien.
F
S
tel de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een nieuwe
poging te doen.
F
W
acht tot de motor stationair draait en neem
dan de kabels in omgekeerde volgorde los.
F
B
reng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F
L
aat de motor minimaal 30 minuten draaien,
rijdend of stilstaand, om het laadniveau van
de accu op een correct peil te krijgen.
Een aantal functies, waaronder het Stop &
Start-systeem, is niet beschikbaar als de
laadtoestand van de accu onvoldoende is.
In geval van pech
Page 141 of 263
139
Laden met behulp van een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu
is het noodzakelijk om het laadniveau van de
accu op voldoende capaciteit te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
-
a
ls u voornamelijk korte ritten maakt,
-
v
oordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Als u
zelf de accu van uw auto gaat
opladen, gebruik dan uitsluitend een lader
die geschikt is voor loodaccu's en die een
nominale spanning van 12
V heeft.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van de
acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde polen.
De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
F
Z
et het contact af.
F
S
chakel alle stroomverbruikers uit
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
e n z .) . F
S
chakel om gevaarlijke vonken te
voorkomen lader B uit alvorens de kabels
op de accu aan te sluiten.
F
C
ontroleer of de kabels van de lader in
goede staat zijn.
F
B
eweeg het kunststof kapje van de pluspool
(+) omhoog (indien aanwezig).
F
S
luit de kabels van lader B als volgt aan:
-
d
e rode pluskabel (+) op de pluspool (+)
van accu A ,
-
d
e zwarte minkabel (-) op massapunt C
van de auto.
F
Zet na afloop van het laden eerst acculader B
uit voordat u
de kabels losneemt van accu A .
Een aantal functies, waaronder het Stop &
Start-systeem, is niet beschikbaar als de
laadtoestand van de accu onvoldoende is. Probeer nooit om een bevroren accu te
laden – Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat
deze dan door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren op beschadigingen van de
inwendige delen en op scheuren in de
behuizing (kans op lekkage van giftig en
corrosief zuur). Als deze sticker is aangebracht, mag
uitsluitend een 12V-lader worden gebruikt.
Anders kan de elektrische uitrusting
van het Stop & Start-systeem ernstig
beschadigd raken.
Loskoppelen van de accu
Als u de auto gedurende langere tijd niet
g aat gebruiken, koppel dan de accu los.
Op deze manier blijft het laadniveau van de
accu voldoende om de motor weer te kunnen
starten.
Voer de volgende handelingen uit alvorens de
accu los te koppelen:
F
sl
uit alle te openen carrosseriedelen
(portieren, achterklep, ruiten, enz.),
8
In geval van pech
Page 199 of 263
7
Gesproken commando's
"Navigatie "
Deze commando's kunnen vanaf elke
schermpagina worden gegeven nadat
op de stuur wieltoets "Gesproken
commando's" of "Telefoon" is gedrukt,
behalve als er een telefoongesprek
bezig is. Gesproken commando's
Helpberichten
Navigeer naar huis Om de navigatie te starten of een routepunt
toe te voegen, zegt u "navigeer naar" en dan
het adres of de naam van de contactpersoon.
Bijvoorbeeld "navigeer naar adres
Kerkstraat 11
Amsterdam" of "navigeer naar
contactpersoon Jan Janssen". U kunt aangeven
of het een favoriete of recente bestemming
is. Zeg bijvoorbeeld "navigeer naar favoriet
adres, 'Tennis club", "navigeer naar recente
bestemming Kerkstraat 11
Amsterdam". U kunt
ook "navigeer naar huis" zeggen. Om POI's
op een kaart te zien, kunt u
bijvoorbeeld "toon
hotels in Rotterdam" of "toon POI tankstation in
de buurt" zeggen. Voor meer informatie kunt u
"hulp bij navigatie" zeggen.
Navigeer naar het werk
Navigeer naar favoriet adres <…>
Navigeer naar contact <…>
Navigeer naar adres <…>
Toon POI <…> in de buur t
Af te leggen afstand
Om informatie over uw huidige route te krijgen,
kunt u
zeggen "wat is de nog af te leggen
tijd" of "afstand", of "aankomsttijd". Om meer
commando's te leren, kunt u "hulp bij navigatie"
zeggen.
Af te leggen tijd
Aankomsttijd
Stop navigatie
Geef de gesproken commando's voor de
bestemming (adres) in de taal die in het
systeem is ingesteld.
.
PEUGEOT Connect Nav
Page 234 of 263
152
Verklikkerlampje laag brandstofniveau ~ Brandstofreservelampje ... 14Verklikkerlampje remsysteem ~ Remlampje ... 12
V
erklikkerlampje Service
................................ 13
Verklikkerlampje STOP
................................... 11
V
erklikkerlampjes ~ Controlelampjes
............. 10
Verklikkerlampjes ~ Waarschuwingslampjes ...10
V
erklikkerlampje voorgloeien (diesel)
............ 13
Verlichting overdag ~ Dagrijverlichting
............................. 5
4, 13 0 -131
Versnellingshendel
........................................... 6
Verversen
............................................... 112 -113
Verwarming
....................................................... 6
Voorgloeien (dieselmotor)
............................... 13
Voor stoelen
..................................................... 38
Voorzieningen bagageruimte ~ Bagageruimte, voorzieningen
...................... 49
Voorzieningen interieur ~ Interieur, voorzieningen
................................ 48
T
ankbeveiliging
.............................................
108
Te laag brandstofniveau ~ Brandstofniveau
...................................
107-108
Telefoon
.........................................
13 -15, 25 -2 9
Temperatuurregeling .................................43-45
Tijdelijke bandenreparatie (met set) ~ Banden, noodreparatie
....
12 2, 124
Tijd instellen
........................................ 26, 17, 31
TMC (verkeersinformatie)
............................... 13
T
oevoer van buitenlucht ~ Luchttoevoer (bediening)
........................ 43-45
Touchscreen
..................................... 49, 91, 1, 1
Trekhaak
........................................... 8 0 - 81, 10 9
Uitschakelen airbag passagier ~ Passagiersairbag uitschakelen
..... 65, 68 - 69
USB
............................................... 3, 3, 9, 23 -24
USB-aansluiting
........................ 4
9, 3, 3, 5, 9, 23
USB-poort
..................................... 49, 3, 3, 9, 23
Veiligheidsgordels
......................... 12, 63 - 64, 72
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
..................... 6
5, 68 - 69, 72, 74-76, 78
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen ~ Kinderen
(veiligheidsvoorzieningen)
............... 65, 68 - 69,
72, 74-76, 78
Ventilatie
............................................... 6, 41, 45
Vergrendelen ............................................. 28-29
Vergrendeling achterklep ~ Achterklep vergrendelen
.............................. 32
Vergrendeling portieren ~ Portieren vergrendelen ...........................30, 33
Vergrendeling van binnenuit
........................... 3
0
Verkeersinformatie (TA)
.................................... 3
Verkeersinformatie (TMC)
.............................. 13
Verklikkerlampje airbags ~ Airbaglampjes
..... 15
Verklikkerlampje parkeerrem ~ Parkeerremlampje ...12 W aarschuwingssignaal sleutel in contact
......
82
Waarschuwing vergeten verlichting
...............
52
Webbrowser
.................................................... 16
W
iel demonteren
....................................
127-12 9
Wiel monteren
........................................
127-12 9
Wiel verwisselen
....................................
125 -126
Wifi-netwerkverbinding
...................................
20
Window-airbags
...............................
.........
66- 67
Zekeringen
.............................................
13 3 -13 6
Zekeringen vervangen
...........................
13 3 -13 6
Zekeringkast dashboard
........................
13 3 -13 6
Zekeringkast motorruimte
......................
13 3 -13 6
Zijairbags
..................................................
66- 67
Zijknipperlicht
................................................
132
Zonnescherm (panoramadak)
...................
47- 4 8
Zonnesensor ...................................................
41
Zuinig rijden ......................................................
6
T
U
V
W
Z
Serienummer auto ........................................ 148
Service (verklikkerlampje) ..............................13
Set voor tijdelijke
bandenreparatie ~ Bandenreparatieset ... 122, 124
Sfeerverlichting ............................................... 47
S
jorogen
.......................................................... 49
Slepen van een auto
.............................. 140 -141
Sleutel
....................................................... 28 - 31
Sleutel met afstandsbediening
................. 28, 82
SMS
................................................................. 28
Sneeuwkettingen
.................................. 10
8 -109
Snelheidsbegrenzer
....................... 9
1-93, 95-96
Snelheidsregelaar
..................................... 93-96
Spaarfase
...................................................... 109
Starten ........................................................... 13 8
Starten dieselmotor ~ Dieselmotor starten ...106
Starten van de auto........................ 80-81, 84-85
Starten van de motor
................................ 81
- 82
Stilzetten van de auto
......................... 8 0 - 81, 8 5
Stoelen achter ~ Achterbank
.................... 4
0 - 41
Stoelen verstellen
...............................
............ 38
Stoelverwarming
...............................
.............. 39
STOP (verklikkerlampje)
................................. 11
Stop & Start
...................... 19, 26, 42, 46, 87- 89,
100, 107, 111, 115, 137
Streaming audio Bluetooth
..................... 5, 9, 24
Stuurbekrachtiging
.......................................... 14
Stuurkolomschakelaars
.................................... 2
St
uurslot
.......................................................... 82
Stuurwiel (verstellen)
...................................... 36
S
upervergrendeling
.................................. 29-30
Synchroniseren afstandsbediening
................ 32
Synchroniseren van de afstandsbediening ~
Afstandsbediening synchroniseren
.............. 32
Trefwoordenregister