PEUGEOT 3008 2010 Instructieboekje (in Dutch)
Page 151 of 313
129
Zij-airbags
De zij-airbags beschermen de bestuur-
der en de passagier vóór bij een ern-
stige zijdelingse aanrijding, om de kans
op borstletsel te verkleinen.
De zij-airbags zijn, aan de zijde van de
portieren, in de rugleuningen van de
voorstoelen aangebracht.
Activering
De zij-airbags worden aan de desbe-
treffende zijde opgeblazen bij een ern-
stige zijdelingse aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone opzij ( B ),
loodrecht op de lengteas van de auto
en vanaf de buitenzijde richting de bin-
nenzijde van de auto.
Window-airbags
De window-airbags beschermen de be-
stuurder en passagiers (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij een
ernstige zijdelingse aanrijding, om de
kans op letsel aan de zijkant van het
hoofd te verkleinen.
De window-airbags zijn aangebracht in
de stijlen en in de hemelbekleding. Storing
Activering
De window-airbag wordt gelijktijdig met
de zijairbag aan de desbetreffende zijde
opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij (
B ), waarbij de krach-
ten loodrecht op de lengterichting van
de auto en vanaf de buitenzijde richting
de binnenzijde van de auto worden uit-
geoefend.
De window-airbag wordt opgeblazen
tussen de inzittenden vóór en achter en
de ruiten.
Bij een lichte zijdelingse aan-
rijding of bij over de kop slaan,
kan het zijn dat de airbag niet
wordt geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of
een frontale aanrijding wordt de air-
bag niet geactiveerd.
Registratiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Impactzone opzij. Als dit waarschuwingslampje
gaat branden in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctione-
le display, raadpleeg dan het
PEUGEOT-netwerk om het systeem te
laten controleren. De kans bestaat dat
de airbags bij een ernstige aanrijding
niet worden geactiveerd.
De zij-airbag wordt opgeblazen tussen
de inzittende vóór en het desbetreffen-
de portierpaneel.
Page 152 of 313
130
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften
voor een maximale
effectiviteit van de airbags:
Maak er een gewoonte van om normaal
rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
autogordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinde-
ren, huisdieren, objecten...). Dit kan
de goede werking van de airbag be-
lemmeren en/of de inzittende bij het
opblazen van de airbag verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal van
uw auto de airbagsystemen contro-
leren.
Het is beslist niet toegestaan om
werkzaamheden uit te voeren aan air-
bagsystemen; alleen het PEUGEOT-
n e t w e r k h e e f t h i e r v o o r g e k w a l i fi c e e r d
personeel.
Zelfs als alle bovenstaande voor-
schriften worden nageleefd, blijft
de kans bestaan op letsel of lichte
brandwonden aan het hoofd, de borst
of de armen als de airbag wordt ge-
activeerd. De airbag wordt namelijk
zeer snel opgeblazen (binnen enkele
milliseconden) en loopt vervolgens
even snel leeg, waarbij de warme
gassen via de daarvoor bestemde
openingen naar buiten stromen. Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de spa-
ken vast en laat uw handen niet op
het stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten
niet op het dashboard laten rusten.
Het is raadzaam niet te roken in de
auto. Als de airbag wordt opgebla-
zen, kunnen brandende sigaretten of
een pijp brandwonden of ander letsel
veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak
geen gaten in de stuurwielbekleding
en sla er niet op.
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met
daarvoor goedgekeurde stoelhoe-
zen: deze belemmeren namelijk
niet het activeren van de zijairbags.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning
van de stoelen (bijvoorbeeld kleding);
dit zou bij het afgaan van de airbags
namelijk kunnen leiden tot verwon-
dingen aan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het por-
tierpaneel zitten.
Hoofdairbags
Bevestig nooit iets op de hemelbe-
kleding; dit zou bij het afgaan van
de hoofdairbags kunnen leiden tot
hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van
het dak; deze maken deel uit van de
bevestiging van de hoofdairbags.
Page 153 of 313
131
De elektrische parkeerrem kan op twee
manieren worden bediend:
- Automatisch aantrekken/vrijzetten
De parkeerrem wordt automatisch aangetrokken bij het afzetten van
de motor en automatisch vrijgezet
bij het wegrijden (standaard geacti-
veerde functies),
- Handmatig aantrekken/vrijzetten
De parkeerrem kan handmatig wor- den aangetrokken of vrijgezet door
het bedienen van de hendel A .
Het uitschakelen wordt aan-
bevolen bij zeer lage tempera-
turen (vorst) en bij het trekken
van een aanhanger (slepen,
caravan, enz.).
Programmeren van de werking
Afhankelijk van het land van bestem-
ming kan de functie voor het automa-
tisch aantrekken van de parkeerrem bij
het afzetten van de motor en het auto-
matisch vrijzetten van de parkeerrem bij
het wegrijden worden uitgeschakeld.
Als dit verklikkerlampje brandt
op het instrumentenpaneel, is
de automatische functie uitge-
schakeld. Deze functie kan worden in-
geschakeld/uitgeschakeld
v i a h e t c o n fi g u r a t i e m e n u ,
raadpleeg het hoofdstuk
"Multifunctionele displays".
Als de functie is uitgeschakeld, dient u de
parkeerrem dus handmatig te bedienen.
Als de parkeerrem nog niet is aange-
trokken en het bestuurdersportier wordt
geopend, klinkt een geluidssignaal in com-
binatie met een melding op het display.
Page 154 of 313
132
Wanneer de auto stilstaat en u bij draai-
ende of afgezette motor de parkeerrem
wilt aantrekken, trekt u aan de hendel A .
De aangetrokken toestand van de par-
keerrem wordt aangegeven door:
- het branden van het verklikker-lampje parkeerrem en het con-
trolelampje P op de hendel A ,
Wanneer u het bestuurdersportier opent
bij draaiende motor terwijl de parkeerrem
niet is aangetrokken, klinkt er een ge-
luidssignaal en verschijnt er een melding
op het display (behalve bij auto's met au-
tomatische versnellingsbak, als de selec-
tiehendel in de stand P (Park) staat).
Handmatig vrijzetten
Om bij aangezet contact of draaiende
motor de parkeerrem vrij te zetten, trapt
u het rempedaal of het gaspedaal in,
trekt u aan de hendel A en laat u deze
vervolgens weer los .
De vrijgezette toestand van de parkeer-
rem wordt aangegeven door:
- het doven van het verklikker- lampje parkeerrem en het con-
trolelampje P op de hendel A ,
Als u aan de hendel A trekt zon-
der het rempedaal in te trappen
wordt de parkeerrem niet vrijge-
zet en gaat een lampje branden
op het instrumentenpaneel.
Handmatig aantrekken Extra stevig aantrekken
U kunt, indien nodig, de parkeerrem
extra stevig aantrekken . Dit gebeurt
door de hendel A langer te bedienen ,
tot de melding "Parkeerrem aangetrok-
ken" op het display verschijnt en er een
geluidsignaal klinkt.
In het geval van een aangekop-
pelde aanhanger, wanneer de
auto beladen is of op een steile
helling staat, dient u de parkeerrem extra
stevig aan te trekken, bij het parkeren de
voorwielen naar de stoeprand te sturen
en een versnelling in te schakelen.
Na het extra stevig aantrekken van de
parkeerrem duurt het langer voordat de
parkeerrem weer is vrijgezet.
Controleer voordat u de auto
verlaat of het verklikkerlampje
van de parkeerrem op het in-
strumentenpaneel constant
brandt.
Het extra stevig aantrekken van de
parkeerrem is noodzakelijk in de vol-
gende omstandigheden:
- wanneer een caravan of aanhanger aan de auto is gekoppeld en de au-
tomatische bediening is geactiveerd
terwijl u de parkeerrem handmatig
bedient,
- wanneer de hellingcondities ver- moedelijk zullen variëren terwijl de
auto stilstaat (bijvoorbeeld wanneer
de auto vervoerd wordt op een boot
of trailer, of bij slepen).
- de melding "Parkeerrem aangetrokken". - de melding "Parkeerrem los".
Page 155 of 313
133
Automatisch aantrekken, motor afgezet
Wanneer de auto stilstaat en u de mo-
tor afzet, wordt de parkeerrem auto-
matisch aangetrokken .
- het branden van het verklikker-
lampje handrem en het contro-
lelampje P op de hendel A ,
Automatisch vrijzetten
De elektrische parkeerrem wordt auto-
matisch geleidelijk vrijgezet bij het
wegrijden :
Handgeschakelde versnellings-
bak: houd het koppelingspedaal
geheel ingetrapt en schakel de 1 e
versnelling of de achteruitversnelling
in. Trap vervolgens het gaspedaal in
terwijl u het koppelingspedaal laat
opkomen.
Gestuurde handgeschakelde ver-
snellingsbak: zet de selectiehendel
in de stand A , M of R en geef gas.
Automatische versnellingsbak:
zet de selectiehendel in de stand D ,
M of R en geef gas,
Controleer voordat u de auto
verlaat of het verklikkerlampje
parkeerrem op het instrumen-
tenpaneel constant brandt.
Laat kinderen nooit alleen in de auto
wanneer het contact is aangezet: ze
zouden de parkeerrem kunnen vrij-
zetten.
- het doven van het verklikker- lampje handrem en het con-
trolelampje P op de hendel A ,
Het aantrekken of vrijzetten van de
elektrische parkeerrem gaat gepaard
met een geluid.
De vrijgezette toestand van de parkeer-
rem wordt aangegeven door:
Parkeerrem aantrekken, bij draaiende motor
Wanneer de auto stilstaat met draai-
ende motor, dient u de auto beslist te-
gen wegrollen te beveiligen door de
parkeerrem handmatig aan te trekken.
Trek daarvoor aan de hendel A .
De aangetrokken toestand van de par-
keerrem wordt aangegeven door:
- het branden van het verklikker- lampje parkeerrem en het con-
trolelampje P op de hendel A ,
Wanneer u het bestuurdersportier
opent om uit te stappen terwijl de par-
keerrem niet is aangetrokken, klinkt er
een geluidssignaal en verschijnt er een
melding op het display (behalve bij au-
to's met automatische transmissie, als
de selectiehendel in de stand P (Park)
staat).
Controleer voordat u de auto
verlaat of het verklikkerlampje
van de parkeerrem op het in-
strumentenpaneel constant
brandt.
Geef, wanneer de auto stil-
staat met draaiende motor,
niet onnodig gas, omdat u dan
het risico loopt dat de parkeer-
rem wordt vrijgezet.
De aangetrokken toestand van de par-
keerrem wordt aangegeven door:
- de melding "Parkeerrem aangetrokken").
In het geval van een aangekoppelde aan-
hanger, wanneer de auto beladen is of op
een steile helling staat, dient u bij het par-
keren de voorwielen naar de stoeprand te
sturen en een versnelling in te schakelen.
- de melding "Parkeerrem los". - de melding "parkeerrem
aangetrokken".
Page 156 of 313
134
Bijzondere omstandigheden Noodremfunctie
Wanneer het rempedaal niet werkt of
bij uitzonderlijke situaties (onwel wor-
den van de bestuurder, ...), kan de auto
worden gestopt door aan de hendel A
te trekken en deze vast te houden.
De dynamische stabiliteitsregeling (ESP)
zorgt ervoor dat de auto stabiel blijft wan-
neer de noodremfunctie actief is.
In geval van een storing aan het sy-
steem van de noodremfunctie verschijnt
een van de volgende meldingen:
- "Parkeerrem defect".
- "Bediening parkeerrem defect".
In bepaalde situaties (starten
van de motor...) bepaalt de parkeer-
rem zelf zijn aantrekkracht. Dit is nor-
maal.
Wilt u de auto enkele centimeters
verplaatsen zonder de motor te star-
ten, trap dan met aangezet contact
het rempedaal in en zet de parkeer-
rem vrij door eerst aan de hendel A
te trekken en deze vervolgens los te
laten . De vrijgezette toestand van de
parkeerrem wordt aangegeven door
het doven van het controlelampje op
de hendel A in combinatie met de
melding "Parkeerrem los".
Wanneer de parkeerrem is aange-
trokken en u deze vanwege een de-
fect of accupech niet kunt vrijzetten,
kunt u gebruik maken van de functie
voor de noodontgrendeling van de
parkeerrem. Bij een defect aan het ESP,
aangegeven door het branden
van dit controlelampje, kan de
stabiliteit bij het remmen niet
worden gegarandeerd.
De noodremfunctie mag uit-
sluitend in uitzonderlijke ge-
vallen worden gebruikt.
In dat geval moet de bestuurder er zelf
voor zorgen dat de auto stabiel blijft
door afwisselend aan de hendel
A te
trekken en deze weer los te laten.
Page 157 of 313
135
Noodontgrendeling
Neem in verband met de vei-
ligheid na deze handeling al-
tijd en zo snel mogelijk contact
op met het PEUGEOT -netwerk om
het deksel te laten vervangen.
De auto kan wegrollen nadat de
mechanische noodontgrendeling is
uitgevoerd. Als dit gereedschap is
aangebracht, kan de parkeerrem niet
meer worden aangetrokken.
De hendel A mag niet worden be-
diend en de motor mag niet worden
uitgezet of gestart als het ontgren-
delgereedschap aangebracht is.
Houd de opening vrij van stof en
vocht.
Beveilig de auto tegen wegrollen (of
blokkeer de auto terwijl het rempe-
daal ingetrapt blijft) door bij draaiende
motor de eerste versnelling (handge-
schakelde versnellingsbak), stand P
(automatische transmissie) of M of R
(gestuurde handgeschakelde 6-ver-
snellingsbak) in te schakelen.
Zet de motor af, maar laat het con-
tact aanstaan. Als de auto niet tegen
wegrollen kan worden beveiligd,
mag de noodontgrendeling niet wor-
den uitgevoerd en moet zo snel mo-
gelijk contact worden opgenomen
met het PEUGEOT-netwerk.
Neem de twee wielblokken en de
slinger voor het ontgrendelen van
de parkeerrem uit de bagageruimte
(onder de vloerbekleding, zie het
gedeelte "Wiel verwisselen" in het
hoofdstuk "Praktische informatie").
Beveilig de auto tegen wegrollen door
de wielblokken vóór en achter een
van de achterwielen te plaatsen.
Schuif de bestuurdersstoel zo ver
mogelijk naar achteren.
Til het onder de stoel in de vloerbe-
kleding uitgesneden gedeelte B op.
Maak het deksel C van de opening
D open met behulp van de slinger.
Plaats de slinger in de opening D .
Draai de slinger met de wijzers van
de klok mee . Vanwege de
veilig-
heid dient u zo lang aan de slinger
te draaien tot u niet verder kunt of
tot u een klikgeluid hoort. Nu is de
parkeerrem ontgrendeld.
Verwijder de slinger en berg deze
met de wielblokken op bij het boord-
gereedschap.
- De werking van de parkeerrem wordt weer geactiveerd als u het contact
af- en weer aanzet. Als het activeren
van de parkeerrem niet mogelijk is,
raadpleeg dan het PEUGEOT-net-
werk.
- Het kan hierna langer dan normaal duren voor de parkeerrem is aange-
trokken.
Zet de linker voorstoel in de achter-
ste stand.
Bij een defect aan de elektrische par-
keerrem of een lege accu kan de hand-
rem door middel van een mechanische
noodontgrendeling worden ontgren-
deld.
Page 158 of 313
136
HILL HOLDER
Dit systeem houdt bij het wegrijden op
een helling uw auto ongeveer 2 secon-
den op zijn plaats. In die tijd kunt u uw
voet van het rempedaal naar het gaspe-
daal verplaatsen.
Deze functie is alleen actief:
- als de auto volledig stilstaat met het rempedaal ingedrukt,
- bij bepaalde hellingcondities,
- als het bestuurdersportier is gesloten.
De hill holder kan niet worden uitge-
schakeld.
Werking
Als de auto bergopwaarts stilstaat,
wordt deze even op zijn plaats gehou-
den wanneer u het rempedaal loslaat:
- als bij de handgeschakelde versnel- lingsbak de eerste versnelling of de
neutraalstand is ingeschakeld,
- als bij de elektronisch bediende ver- snellingsbak de stand A of M is in-
geschakeld,
- als bij de automatische versnellings- bak stand D of M is ingeschakeld.
Als de auto bergafwaarts stilstaat en
de achteruitversnelling ingeschakeld
is, wordt de auto even op zijn plaats
gehouden wanneer u het rempedaal
loslaat.
Verlaat de auto niet in de korte
periode dat u de hill holder ge-
bruikt.
Als u de auto moet verlaten terwijl de
motor draait, trek de handrem dan
handmatig aan en controleer of het
verklikkerlampje van de handrem en
het lampje P op de hendel (elektri-
sche handrem) permanent branden.
Bij een storing in de hill holder gaan
deze controlelampjes branden. Raad-
pleeg het PEUGEOT-netwerk om het
systeem te laten controleren.
Page 159 of 313
137
Storingen
Als het storingslampje van de elektrische parkeerrem gaat branden in combinatie met een of meer verklikkerlampjes uit de
onderstaande tabel, zet de auto dan op een veilige plaa ts stil (vlakke ondergrond, met ingeschakelde versnelling) en raad-
pleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk.
Situaties
Gevolgen
Weergave van de melding " Storing
parkeerrem " en de volgende verklik-
kerlampjes: - De automatische bediening is uitgeschakeld.
- De hill holder is niet beschikbaar.
- De elektrische parkeerrem kan alleen handmatig worden bedie nd.
Weergave van de melding " Storing
parkeerrem " en de volgende verklik-
kerlampjes: - De elektrische parkeerrem kan alleen worden vrijgezet door he
t rempedaal in
te trappen en de hendel los te laten.
- De hill holder is niet beschikbaar.
- De automatische bediening en het handmatig aantrekken van de parkeerrem
blijven mogelijk.
Weergave van de melding " Storing
parkeerrem " en de volgende verklik-
kerlampjes: - De automatische bediening is uitgeschakeld.
- De hill holder is niet beschikbaar.
Om de elektrische parkeerrem aan te trekken:
Parkeer de auto en zet het contact uit.
Trek de hendel ten minste 5 seconden uit tot de par keerrem is aangetrokken.
Zet het contact aan en controleer of de verklikkerlampjes van d e elektrische
parkeerrem gaan branden.
Het aantrekken van de parkeerrem duurt langer dan normaal.
Om de elektrische parkeerrem vrij te zetten:
Zet het contact aan.
Trek aan de hendel, houd deze ongeveer 3 seconden uitget rokken en laat de
hendel weer los.
Als het verklikkerlampje van de elektrische parkee rrem knippert of als de verklikkerlampjes niet
gaan branden als het contact wordt aangezet, werken deze procedures niet. Parkeer de auto
op een vlakke ondergrond en laat het systeem contro leren door het PEUGEOT-netwerk.
en/of
knipperen