PEUGEOT 3008 2010 Instructieboekje (in Dutch)

Page 11 of 313

14
ZICHT
Verlichting
Ring A Uit.
Ring B Parkeerlicht.
Dimlicht/grootlicht.
Mistachterlicht.
of Mistlampen vóór en
mistachterlicht.
Automatisch inschakelen
verlichting.
87
Richtingaanwijzer
Beweeg de verlichtingshendel omhoog
of omlaag tot voorbij het zware punt. De
richtingaanwijzers aan de desbetreffen-
de zijde functioneren totdat ze worden
uitgeschakeld.
Functie "autosnelweg"
Beweeg de verlichtingshendel kort om-
hoog of omlaag tot aan het zware punt.
De richtingaanwijzers aan de desbetref-
fende zijde knipperen drie keer.
Deze functie is bij elke snelheid be-
schikbaar, maar is in het bijzonder ge-
schikt voor het wisselen van rijstrook op
snelwegen. 118
Ruitenwissers
Hendel A: ruitenwissers vóór
Inschakelen van de stand "AUTO"

 Beweeg de hendel omlaag en laat
deze los.
Uitschakelen van de stand "AUTO"

 Beweeg de hendel omhoog en zet
deze vervolgens in de stand "0" .
91
Ring B: ruitenwisser achter Uit.
Interval.
Ruitensproeier. 92

Page 12 of 313

VENTILATIE

Automatische airconditioning: het is raadzaam de volautomatische werking te selecteren met d e toets "AUTO" .
Aanbevolen instellingen

Gewenste werking
Verwarming of handbediende airconditioning

Luchtverdeling
Luchtopbrengst
Luchtrecirculatie /

toevoer van
buitenlucht
Temperatuur
Handbediende
airconditioning

WARM


KOUD

ONTWASEMEN

ONTDOOIEN

Page 13 of 313

CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Instrumentenpaneel

A. Als het contact wordt aangezet,
moet de wijzer van de brandstof-
meter de resterende hoeveelheid
brandstof aangeven.

B.
Bij draaiende motor moet het verklikker-
lampje laag brandstofniveau uitgaan.

C. Als het contact wordt aangezet,
moet de motorolieniveaumeter en-
kele seconden de melding "OIL
OK" weergeven.
Ga indien nodig tanken of vul olie bij.
24
Verklikkerlampjes

1. Als het contact wordt aangezet,
gaan de oranje en rode verklikker-
lampjes branden.

2. Bij draaiende motor moeten deze
lampjes weer uitgaan.
Raadpleeg de desbetreffende bladzijde
als er lampjes blijven branden.
26
Rijen drukschakelaars
Het branden van een lampje geeft de
staat van de desbetreffende functie aan.

A. Inbraakalarm.
76
155
120
79, 117
139
118
141
72

B. Parkeerhulp met
grafi sche weergave
en geluidssignalen.

C. ESP OFF (zonder
"Grip control").

D. Kinderbeveiliging.

E. Head-up display.

F. Alarmknipperlichten.

G. "Distance alert".

H. Centrale
vergrendeling.

Onder

Midden

Page 14 of 313

17
VEILIGHEID VOOR DE INZITTENDEN
Airbag voorpassagier

1. Steek de sleutel in de schakelaar.

2. Selecteer de stand:
"OFF" (uitschakelen) wanneer een
kinderzitje "met de rug in de rijrich-
ting" is bevestigd,
"ON" (inschakelen) wanneer een
passagier op de voorstoel zit of een
kinderzitje "met het gezicht in de rij-
richting" is bevestigd.

3. Verwijder de sleutel zonder de stand
van de schakelaar te veranderen.
128
Veiligheidsgordels en airbag vóór aan passagierszijde

A. Veiligheidsgordels voor en/of ach-
ter niet vastgemaakt of weer losge-
maakt.

B. Veiligheidsgordel links voor.

C. Veiligheidsgordel rechts voor.

D. Veiligheidsgordel rechts achter.

E. Veiligheidsgordel midden achter.

F. Veiligheidsgordel links achter.

G. Airbag vóór aan passagierszijde uit-
geschakeld.

H. Airbag vóór aan passagierszijde ac-
tief.
125
Kinderbeveiliging (vergrendelen achterportieren)
Het branden van een lampje geeft de
status van de desbetreffende functie
aan. 117

Page 15 of 313

18
BAGAGERUIMTE INDELEN
In drie standen te plaatsen vloerplaat
Laagste positie (max. 150 kg). 108

 Duw de vloerplaat een beet-
je naar voren en til hem op
om hem los te maken.

 Gebruik de aan weerszijden van de
bagageruimte geplaatste steunen

A om de vloerplaat gemakkelijker
in hoogte te kunnen verstellen. Middelste positie (max. 100 kg). Hoogste positie (max. 50 kg). Met het onderste
deel van de achterklep gesloten wordt het onder-
ste gedeelte van de bagageruimte afgesloten.
Plaats de vloerplaat vanuit de hoogste po-
sitie in deze stand (schuin) om toegang te
krijgen tot de ruimte onder de vloerplaat of
het reservewiel. Twee steunen houden de
vloerplaat in deze positie vast.

Page 16 of 313

19
BAGAGERUIMTE INDELEN
Achterstoelen

 Plaats de vloerplaat in de middel-
ste positie .

 Controleer of het neerklappen van
de rugleuningen niet door iets (voor-
stoelen ver genoeg naar voren,
hoofdsteunen, gordels, ...) gehin-
derd kan worden.

 Zorg er ook voor dat de beweging
van de zitting niet kan worden ge-
hinderd door voorwerpen die zich
op of onder de stoelen bevinden. 66

 Trek vanuit de bagageruimte aan de
hendel van het 1/3-gedeelte.
 Trek vanuit de bagageruimte aan de
hendel van het 2/3-gedeelte.
De zitplaatsen bevinden zich op de-
zelfde hoogte als de verplaatsbare
vloerplaat en het onderste deel van de
achterklep.

Page 17 of 313

20
RIJDEN
Elektrische parkeerrem
Handmatig aantrekken / loszetten
De handrem kan handmatig worden

aangetrokken door aan de hendel A te

trekken .
Bij aangezet contact kan de handrem
handmatig worden losgezet door eerst
aan de hendel A te trekken en deze
vervolgens los te laten terwijl u het

rempedaal ingetrapt houdt . Automatisch aantrekken / loszetten
Trap het gaspedaal en het koppelings-
pedaal in, de handrem wordt bij het
wegrijden automatisch en geleidelijk
losgezet.
Als de
motor wordt afgezet , wordt de
handrem automatisch aangetrokken .
Controleer alvorens de
auto te verlaten of het
w a a r s c h u w i n g s l a m p j e
van het remsysteem ( !
rood ) en het verklikkerlampje P , in de
hendel A , branden.
Trek de handrem handmatig
aan als u de auto met draai-
ende motor verlaat. Controleer alvorens de
auto te verlaten of het
w a a r s c h u w i n g s l a m p j e
van het remsysteem (
!
rood ) en het verklikkerlampje P , in de
hendel A , branden.
Laat een kind niet alleen in
de auto achter als het contact
is aangezet. Het kind zou de
handrem kunnen loszetten.
131 Uw auto is voorzien van een systeem
dat gedurende ongeveer twee seconden
voorkomt dat uw auto bij het wegrijden
op een helling achteruit rolt. In die twee
seconden kunt u uw voet van het rempe-
daal naar het gaspedaal bewegen.
Deze functie treedt alleen in werking als:
- de auto volledig tot stilstand is geko-
men met het rempedaal ingetrapt,
- bij bepaalde hellingcondities,
- het bestuurdersportier is gesloten.
Verlaat de auto niet als de Hill
Holder is geactiveerd. 136
Hill Holder
Als dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel brandt is
het automatisch aantrekken/
loszetten niet meer actief .

Page 18 of 313

21
RIJDEN
Head-up display

1. In-/uitschakelen head-up display.

2. Instelling van de lichtsterkte.

3. Hoogteverstelling van de weergave.
De instellingen kunnen alleen
met draaiende motor worden
gewijzigd als de auto stilstaat.
139
"Distance alert"

1. In-/uitschakelen van de "Distance
alert".

2. Verhogen/verlagen van de waarde
voor de waarschuwing.
141
"Grip control"
ESP (normale werking).
122
Sneeuw.
Alle wegen
Zand.
ESP OFF.

Page 19 of 313

22
RIJDEN
Snelheidsbegrenzer "LIMIT"

1. Selecteren/deactiveren van de
snelheidsbegrenzer.

2. Verlagen van de ingestelde
snelheid.

3. Verhogen van de ingestelde
snelheid.

4. Snelheidsbegrenzer aan/uit.
Het instellen van de snelheid
is alleen mogelijk bij draaien-
de motor.
143
1. Selecteren/deactiveren van de
snelheidsregelaar.

2. Instellen van een snelheid / Verlagen
van de ingestelde snelheid.

3. Instellen van een snelheid /
Verhogen van de ingestelde
snelheid.

4. Snelheidsbegrenzer uit / Hervatten
snelheidsbegrenzer.
Het instellen van een snelheid en het
activeren van de snelheidsregelaar
is alleen mogelijk bij een wagensnel-
heid hoger dan 40 km/h, vanaf de vierde
versnelling bij een handgeschakelde ver-
snellingsbak (tweede bij een gestuurde
handgeschakelde versnellingsbak met
6 versnellingen of automatische trans-
missie).
145
Weergave op het instrumentenpaneel
Als de snelheidsregelaar of -begrenzer
is ingeschakeld, verschijnen de instel-
lingen van het systeem op het instru-
mentenpaneel.
Snelheidsregelaar
Snelheidsbegrenzer

Page 20 of 313

23
148
RIJDEN
Gestuurde handgeschakelde zesversnellingsbak
Deze versnellingsbak met zes over-
brengingen biedt de bestuurder de keus
tussen het comfort van een automati-
sche transmissie of het plezier van het
handmatig schakelen.

1. Selectiehendel.

2. Knop "S" (sport) .
Versnellingsbak "Tiptronic - systeem Porsche"
Deze versnellingsbak met zes over-
brengingen biedt de bestuurder de keus
tussen het comfort van een automati-
sche transmissie of het plezier van het
handmatig schakelen

1. Selectiehendel.

2. Knop "S" (sport) .

3. Knop "  " (sneeuw) .
Starten

 Selecteer de stand N et trap het rem-
pedaal tijdens het starten stevig in.

 Schakel de eerste versnelling (stand

A of M ) of de achteruitversnelling
(stand R ) in met de selectiehendel 1 .

 Haal de voet van het rempedaal en
geef vervolgens gas.
 Selecteer de stand P of N en trap
het rempedaal tijdens het starten
stevig in.

 Selecteer de stand R , D of M .

 Haal de voet van het rempedaal en
geef vervolgens gas.

3. Bediening aan het stuurwiel "-" .

4. Bediening aan het stuurwiel "+" .
152
Starten

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 ... 320 next >