PEUGEOT 3008 2010 Instructieboekje (in Dutch)

Page 61 of 313

60
Handmatig verstellen
Al naar gelang uw wensen kunt u de au-
tomatische bediening van het systeem
handmatig aanpassen. De overige func-
ties worden automatisch geregeld.

 Druk op de toets "AUTO" om het
systeem weer volledig automatisch
te laten functioneren.
 Druk op deze toets om de
airconditioning uit te scha-
kelen. 6. Regeling luchtverdeling

 Druk op één of meer toet-
sen om de luchtstroom te
verdelen naar:
7. Regeling luchtopbrengst
 Draai deze knop naar links
om de luchtopbrengst te
verminderen of naar rechts
om deze te verhogen.
5. Airconditioning aan/uit
- de voorruit en de zijruiten (ontwase-men of ontdooien),
- de voorruit, de zijruiten en de venti- latieroosters,
- de voorruit, de zijruiten, de ventila- tieroosters en de beenruimte van de
passagiers,
- de ventilatieroosters en de been- ruimte van de passagiers,
- de ventilatieroosters,
- de beenruimte van de passagiers,
- de voorruit, de zijruiten en de been- ruimte van de passagiers.
De lampjes van de luchtopbrengst, tus-
sen de twee propellers, gaan afhanke-
lijk van de ingestelde waarde geleidelijk
branden.
Om het interieur maximaal te
verkoelen of te verwarmen
is het mogelijk de minimale
waarde 14 of de maximale waarde
28 te overschrijden.

 Draai de knop 2 of 3 naar links
totdat "LO" (low) verschijnt of
naar rechts totdat "HI" (high) ver-
schijnt. Als de airconditioning wordt uitgescha-
keld, wordt het thermische comfort niet
meer geregeld (vocht, beslagen ruiten).

 Druk de toets nogmaals in zodra
dit mogelijk is om de automatische
werking van de airconditioning te
hervatten. Het lampje van de toets

"A/C" gaat branden

Page 62 of 313

61
9. Centrale regeling/gescheiden regeling

 Druk op deze toets om de
instellingen van de passa-
gierszijde af te stemmen
op die van de bestuurders-
zijde (centrale regeling).
Het lampje van de toets
gaat branden.
8. Luchtrecirculatie
Met deze toets kunnen de
luchtrecirculatie in het interi-
eur en de automatische stand
worden ingeschakeld.
Gebruik de luchtrecirculatie
alleen als dit echt nodig is (om
te voorkomen dat de ruiten
beslaan en de luchtkwaliteit in
het interieur achteruitgaat).

Buitenluchttoevoer sluiten/openen
(automatische stand)
Buitenluchttoevoer afsluiten (hand-
bediende stand)

Toevoer van buitenlucht (handbe-
diende stand)

 Druk op deze toets om de
luchtrecirculatie in het interi-
eur te activeren, het verklik-
kerlampje gaat branden.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer
van buitenlucht bij stank en stofoverlast
af te sluiten.

 Druk op deze toets, het
lampje gaat branden.
De automatische stand is uitge-
rust met een buitenluchtkwaliteits-
sensor. Deze analyseert de lucht
en sluit het interieur af van de buitenlucht
zodra er schadelijke stoffen worden ge-
detecteerd (bijvoorbeeld in een tunnel).
In dit geval wordt de luchtrecirculatie in
het interieur automatisch geactiveerd.

 Druk deze toets in om de
toevoer van buitenlucht te
hervatten en het beslaan
van de ruiten te voorko-
men, het lampje gaat uit.
De luchtkwaliteitssensor is niet actief.
Uitschakelen van het systeem

 Draai de knop van de luchtopbrengst
naar links tot alle lampjes uitgaan.
Alle functies van de airconditioning wor-
den dan uitgeschakeld.
De temperatuur wordt dan niet meer
geregeld, maar er blijft een kleine lucht-
stroom gehandhaafd.

 Draai de knop van de luchtop-
brengst naar rechts of druk op de
toets "AUTO" om het systeem weer
met de laatst ingestelde waarden in
te schakelen.
Vermijd het te lang rijden met
uitgeschakeld systeem.

Page 63 of 313

62
VOORSTOELEN
De zitting, de rugleuning en de hoofd-
steun zijn verstelbaar voor een optimale
zitpositie.
Verstelling in lengterichting

 Til de beugel op en schuif de stoel in
de gewenste stand. Hoogteverstelling bestuurders- en
passagiersstoel

 Trek de hendel omhoog of duw deze
omlaag tot de gewenste stand be-
reikt is. Rugleuningverstelling

 Duw de handgreep naar achteren.

Page 64 of 313

63
ELEKTRISCH VERSTELBARE BESTUURDERSSTOEL
De zitting, de rugleuning en de hoofd-
steun zijn verstelbaar voor een optimale
zitpositie.
Verstellen in lengterichting

 Duw de schakelaar naar voren of
naar achteren om de gewenste
stand te verkrijgen. Hoogte- en hoekverstelling van de
zitting

 Duw de achterzijde van de schake-
laar omhoog of omlaag om de ge-
wenste hoogte te verkrijgen.

 Duw de voorzijde van de schakelaar
omhoog of omlaag om de gewenste
hoek te verkrijgen. Rugleuningverstelling

 Duw de schakelaar naar voren of
naar achteren om de gewenste
hoek te verkrijgen. De elektrische instellingen kun-
nen tot 1 minuut na het openen
van het voorportier worden uit-
gevoerd. Ze worden uitgeschakeld
als het contact gedurende 1 minuut is
afgezet of als de eco-mode actief is.
Zet het contact aan om de elektrische
verstelling weer te activeren.

Page 65 of 313

64
Bediening stoelverwarming
Bij draaiende motor is de stoelverwar-
ming voor beide voorstoelen afzonder-
lijk regelbaar.

 Met de draaiknop naast de voorstoel
kan de stoelverwarming ingescha-
keld worden en kan een verwar-
mingsstand worden geselecteerd:
0 : Uit.
1 : Laag.
2 : Gemiddeld.
3 : Hoog.
Hoogte- en hoekverstelling
hoofdsteun

 Trek de hoofdsteun gelijktijdig naar
voren en omhoog om hem hoger te
zetten.

 Druk op de pal A en trek de hoofd-
steun omhoog om hem te verwij-
deren.

 Steek om de hoofdsteun terug te
zetten de pennen van de hoofd-
steun recht in de openingen van de
rugleuning tot de hoofdsteun op zijn
plaats blijft.

 Druk gelijktijdig op de pal A en op de
hoofdsteun om deze lager te zetten.

 Beweeg om de hoek van de hoofd-
steun te verstellen de onderzijde
van de hoofdsteun naar voren of
naar achteren. Voor de veiligheid is het frame
van de hoofdsteun gekar-
teld om te voorkomen dat de
hoofdsteun zakt in het geval van een
aanrijding.

De juiste stand van de hoofdsteun
is als de bovenzijde van de hoofd-
steun zich ter hoogte van de bo-
venzijde van het hoofd bevindt.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen
zijn verwijderd. De hoofdsteunen
moeten zijn geplaatst en correct zijn
afgesteld.
Lendensteun verstellen

 Draai aan de knop om de lendensteun
in de gewenste stand te zetten. Aanvullende instellingen

Page 66 of 313

65
Rugleuning neerklappen

 Controleer of de beweging van de
stoel niet gehinderd kan worden
door voorwerpen op of onder de
stoel.

 Zet de hoofdsteun in de laagste stand
of verwijder deze (als de stoel zo ver
mogelijk naar voren staat) om het
neerklappen te vergemakkelijken.

 Trek aan de hendel aan de achter-
zijde van de stoel en beweeg de
rugleuning naar voren. Als de rugleuning van de stoel in deze
stand staat, mag er niemand achter de
stoel en op de middelste zitplaats ach-
ter gaan zitten.
Met de stoel in deze stand en de ach-
terbank neergeklapt kunnen lange
voorwerpen in het interieur vervoerd
worden.
De stoel mag met neergeklapte rugleu-
ning een gewicht van maximaal 30 kg
dragen.
Passagiersstoel vóór als tafel
Terugzetten in normale positie

 Trek aan de hendel aan de achter-
zijde van de stoel en beweeg de
rugleuning naar achteren tot deze
vergrendelt.

Page 67 of 313

63
ELEKTRISCH VERSTELBARE BESTUURDERSSTOEL
De zitting, de rugleuning en de hoofd-
steun zijn verstelbaar voor een optimale
zitpositie.
Verstellen in lengterichting

 Duw de schakelaar naar voren of
naar achteren om de gewenste
stand te verkrijgen. Hoogte- en hoekverstelling van de
zitting

 Duw de achterzijde van de schake-
laar omhoog of omlaag om de ge-
wenste hoogte te verkrijgen.

 Duw de voorzijde van de schakelaar
omhoog of omlaag om de gewenste
hoek te verkrijgen. Rugleuningverstelling

 Duw de schakelaar naar voren of
naar achteren om de gewenste
hoek te verkrijgen. De elektrische instellingen kun-
nen tot 1 minuut na het openen
van het voorportier worden uit-
gevoerd. Ze worden uitgeschakeld
als het contact gedurende 1 minuut is
afgezet of als de eco-mode actief is.
Zet het contact aan om de elektrische
verstelling weer te activeren.

Page 68 of 313

66
Neerklappen van de achterbank vanuit de bagageruimte
Elk gedeelte van de achterbank
(1/3 of 2/3) is voorzien van een afzon-
derlijk ontgrendelingsmechanisme om
de rugleuning en de zitting vanuit de
bagageruimte neer te klappen.

 Zorg ervoor dat de rugleuning on-
gehinderd kan worden neergeklapt
(hoofdsteunen, veiligheidsgordels, ...),

 zorg er ook voor dat de beweging
van de bank niet kan worden gehin-
derd door voorwerpen die zich op of
onder de bank bevinden,

 trek vanuit de bagageruimte aan de
ontgrendeling.
ACHTERBANK
Ga nooit rijden met passa-
giers op de achterbank als de
hoofdsteunen zijn verwijderd;
de hoofdsteunen moeten zijn ge-
plaatst en in de hoge stand staan.
Hoofdsteunen achter
De hoofdsteunen hebben twee stan-
den, een hoge stand (comfort en vei-
ligheid) en een lage stand (zicht naar
achteren).
De hoofdsteunen kunnen ook worden
verwijderd.
Verwijderen van een hoofdsteun:

 trek de hoofdsteun omhoog tot aan
de aanslag,

 druk vervolgens de pal A in.
U kunt het linkerdeel (2/3) en/of het
rechterdeel (1/3) van de achterbank
neerklappen om de bagageruimte te
vergroten.

Page 69 of 313

67
De zitting beweegt omlaag
zodat de rugleuning er bo-
venop kan liggen; met de ver-
plaatsbare vloerplaat in de middelste
positie ontstaat dan een vlakke laad-
vloer.
Neerklappen van de achterbank via de achterzijde
Zorg ervoor dat de beweging van de
bank niet kan worden gehinderd door
voorwerpen die zich op of onder de
bank bevinden.

 Schuif de voorstoel indien nodig
naar voren,

 controleer of de veiligheidsgordel
langs de rand van de rugleuning
loopt,

 zet de hoofdsteunen in de laagste
stand of verwijder deze indien nodig,

 trek de hendel 1 naar voren om de
rugleuning 2 te ontgrendelen, deze
klapt vervolgens eenvoudig neer op
de zitting 3 .
Terugplaatsen van de achterbank

 Zet de rugleuning rechtop en ver-
grendel deze, de zitting komt dan
vanzelf op zijn plaats,

 controleer of het rode vlak ter hoog-
te van ontgrendeling 1 niet meer
zichtbaar is,

 zet de hoofdsteunen weer in de
hoogste stand of plaats deze terug.
Let erop dat bij het terugplaatsen van
de achterbank de veiligheidsgordels
niet klem komen te zitten en dat de ge-
sphouders op de juiste plek komen te
zitten.

Page 70 of 313

68
De waargenomen objecten in
de buitenspiegels lijken verder
af dan ze in werkelijkheid zijn.
Hiermee moet rekening worden ge-
houden om de afstand ten opzichte
van achteropkomend verkeer goed
in te schatten.
SPIEGELS
Buitenspiegels
De verstelbare buitenspiegels zorgen
voor het benodigde zicht naar achte-
ren bij een inhaalmanoeuvre of het par-
keren van de auto. De buitenspiegels
kunnen ook worden ingeklapt voor het
parkeren in een smalle straat. Inklappen
- Automatisch: vergrendel de auto
met de afstandsbediening of de
sleutel.
- Handmatig: trek bij aangezet con- tact de schakelaar A naar achteren.
Het automatisch in- en uitklap-
pen van de buitenspiegels kan
worden gedeactiveerd door
het PEUGEOT-netwerk.
Klap de buitenspiegels in als u uw
auto in een automatische autowas-
straat laat wassen.
Verstellen
Uitklappen
- Automatisch: ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de
sleutel.
- Handmatig: trek bij aangezet con- tact de schakelaar A naar achteren.
Als de buitenspiegels zijn ingeklapt
met behulp van de schakelaar A ,
worden ze niet automatisch uitge-
klapt als de auto wordt ontgrendeld. Trek
nogmaals de schakelaar A naar achteren
om de buitenspiegels uit te klappen.

 Zet de knop A naar links of rechts
om de desbetreffende spiegel te se-
lecteren.

 Duw de knop B in de 4 richtingen
om de spiegel af te stellen.

 Zet de knop A weer in het midden.
Ontwaseming - ontdooiing
Als uw auto voorzien is van spiegelver-
warming, kunt u deze inschakelen door
bij draaiende motor op de toets van de
achterruitverwarming te drukken (zie
paragraaf "Ontwaseming - Ontdooiing
achterruit").

Page:   < prev 1-10 ... 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 ... 320 next >