Peugeot 307 2002 Handleiding (in Dutch)

Page 101 of 128

PRAKTISCHE INFORMATIE95
1,6 LITER 16-KLEPPEN
MOTOR 1 -
Reservoir stuurbekrachtiging.
2 - Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.*. 3 -
Reservoir koelvloeistof.
4 - Reservoir remvloeistof.
5 - Accu.
6 - Zekeringenkast. 7 -
Luchtfilter.
8 - Motoroliepeilstok.
9 - Motorolie (bij)vullen.
*Volgens uitvoering.

Page 102 of 128

PRAKTISCHE INFORMATIE
96
2 LITER 16 KLEPPEN
BENZINEMOTOR 1 -
Reservoir stuurbekrachtiging.
2 - Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.*. 3 -
Koelvloeistofreservoir.
4 - Remvloeistofreservoir.
5 - Accu.
6 - Zekeringenkast. 7 -
Luchtfilter.
8 - Motoroliepeilstok.
9 - Motorolie (bij)vullen.
* Volgens uitvoering.

Page 103 of 128

PRAKTISCHE INFORMATIE
98
2 LITER HDI
TURBODIESELMOTOR
(90 pk/110 pk) 1 -
Reservoir stuurbekrachtiging.
2 - Reservoir ruiten- en koplamp- sproeiers*. 3 -
Koelvloeistofreservoir.
4 - Remvloeistofreservoir.
5 - Accu.
6 - Zekeringenkast. 7 -
Luchtfilter.
8 - Oliepeilstok.
9 - Motorolie bijvullen.
10 - Opvoerpomp*.
* Volgens uitvoering.

Page 104 of 128

NIVEAUS CONTROLEREN Motorolieniveau Regelmatig controleren en tussen twee verversingen eventueel oliebijvullen. (Maximum olieverbruik:0,5 liter per 1000 km.) De controle dient bij koude motor en horizontaal geplaatste wagen tegeschieden, met behulp van deolieniveaumeter in het instrumen-tenpaneel of de oliepeilstok.
Oliepeilstok
2 merktekens op de peilstok:
A = maxi.
Het oliepeil mag nooit bovendit merkteken uitkomen. B = mini.
Voor het behoud van de bedrijfszekerheid van demotoren en de emissiere-gelsystemen mogen ingeen geval additieven aande motorolie worden toe-gevoegd.
Olie verversen
Volgens de aanwijzingen in de
"PEUGEOT ONDERHOUDS-CONTROLES" .
N.B.:Vermijd langdurig huidcontact
met afgewerkte olie.
Keuze van de viscositeitgraad De olie dient in ieder geval aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen tevoldoen. Niveau remvloeistof:
- Het niveau dient steeds tussen de merktekens DANGER en MAXI van het reservoir te staan.
- Raadpleeg bij een sterke daling van het vloeistofniveau onmiddel-
lijk uw PEUGEOT-servicepunt.
Vervangen:
- De vloeistof dient volgens de voor- geschreven intervallen te worden ververst.
- Gebruik remvloeistof die door de constructeur is goedgekeurd enaan de DOT4-normen voldoet.
N.B.: remvloeistof is een erg bijtend
middel. Vermijd elk contact met dehuid. Koelvloeistofniveau Gebruik uitsluitend door PEUGEOT goedgekeurde koelvloeistof. Als de motor warm is, wordt de tem- peratuur van de koelvloeistof gere-
geld door de koelventilator. Wachtvoor werkzaamheden aan het koel-systeem tenminste 1 uur nadat demotor gedraaid heeft, omdat de koel-ventilator nog kan (gaan) werken alsde sleutel uit het contactslot is ver-wijderd en het koelsysteem onderdruk staat. Draai de dop eerst 2 slagen los omde druk te laten dalen en te voorko-men dat de koelvloeistof uit het koel-
systeem spuit. Trek, als de druk een-maal gedaald is, de dop los en vulhet systeem bij. Opmerking:
De koelvloeistof
behoeft niet te worden ververst. Afgewerkte producten Gooi geen afgewerkte olie, rem- vloeistof of koelvloeistof in het riool,in het water of op de grond. Vloeistofniveau stuurbekrachtiging Open het reservoir bij koude motor (omgevingstemperatuur),het vloeistofniveau dient bovenhet MINI en dichtbij het MAXImerkteken te staan.
Vloeistofniveau reservoirruiten- en koplampsproeiers* Gebruik voor een optimale reiniging en voor uw eigen veiligheid uitslui-
tend door PEUGEOT goedgekeurdeproducten (3,5 liter of 6,5 liter metkoplampsproeiers).
* Volgens uitvoering.
PRAKTISCHE INFORMATIE 99

Page 105 of 128

Gebruik uitsluitend door Automobiles PEUGEOTgoedgekeurde producten. Om de werking van belangrijke organen als
de stuurbekrachtiging en het rem-systeem te optimaliseren, selec-teert en biedt PEUGEOT specifie-ke producten aan.
CONTROLES Accu Laat uw accu voor de winter door
een PEUGEOT-servicepunt controleren. Luchtfilter en pollenfilter Laat de filters periodiek vervangen. Als de omgeving daartoe aanlei-ding geeft, moeten de filters tweekeer zo vaak worden vervangen. Remblokken De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooralbij stadsverkeer en veel korte ritten.Hierdoor kan het noodzakelijk blijken
om de remblokken vaker, tussen
twee onderhoudscontroles door, telaten controleren. Handrem Als de handrem een te grote slag heeft of als het systeem minder goedwerkt, moet de handrem tussen tweeonderhoudscontroles worden afge-steld. Laat het systeem controleren
door een PEUGEOT-servicepunt. Handgeschakelde versnellingsbak Niet verversen. Controleer het niveau volgens het onderhoudssche-
ma van de constructeur. Automatische transmissie* Niet verversen. Laat het niveau door
een PEUGEOT-servicepunt volgenshet onderhoudsschema van deconstructeur controleren. Oliefilter
Vervang het oliefilterelement regelma- tig, volgens het onderhoudsschema.
BRANDSTOFTANK LEEG (DIESEL) In het geval van een lege brandstof- tank is het noodzakelijk het brand-stofsysteem te ontluchten*: 2 liter HDI-motor
- Vul de brandstoftank met minimaal
vijf liter diesel,
- Bedien de handpomp van de ont- luchting tot u meer weerstand voelt,
- Houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat.
1,4 liter HDI-motor
- Vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel,
- Bedien de handpomp van de ont- luchting tot u brandstof in de trans- parante slang onder de motorkapziet komen,
- Houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat.
* Volgens uitvoering.
PRAKTISCHE INFORMATIE
100

Page 106 of 128

WIEL VERWISSELEN Plaatsen van de auto Zet de auto voor zover mogelijk op een horizontale, stabiele enstroeve ondergrond.
Zet de handrem vast, schakel deeerste versnelling of de achteruitin (bij automatische transmissiede stand P) en zet het contact uit.
Toegang tot het reservewielen de krik in de bagageruimte Til de vloerplaat met de hand- greep op en hang de vloerplaatmet de koorden op aan de hakenvan de steun van de hoeden-plank. Beschikbaar gereedschap Het volgende gereedschap bevindt zich in een houder in het hart van hetreservewiel: 1 -
Wielsleutel.
2 - Centreerpen.
3 - Wielblok.
4 - Krik met slinger.
5 - Afneembaar sleepoog.
6 - Gereedschap voor lichtmetalen
velgen*. Wiel demonteren
Blokkeer het wiel kruislings te- genover het te verwisselen wielmet de houder van het gereed-schap en het wielblok 3(of indien
nodig alleen wielblok 3).
Verwijder de wieldop* door dewielsleutel 1in de opening voor
het ventiel te steken en de wiel-dop los te trekken.
Draai de wielbouten iets los (ver-wijder bij lichtmetalen velgeneerst de sierdoppen; zie para-graaf "Bijzonderheden lichtmeta-len velgen").
* Volgens uitvoering.
PRAKTISCHE INFORMATIE 101

Page 107 of 128

Verwissel een wiel uit veiligheidsoverwegin-gen alleen:
- op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond,
- met aangetrokken handrem en contact uitgezet,
- met de eerste versnelling of de achteruit ingeschakeld (bij auto-matische transmissie stand P),
- als de auto is geblokkeerd met het wielblok.
Ga nooit onder een auto liggendie alleen op de krik steunt(gebruik bokken). Na het verwisselen van een wiel:
- Laat zo snel mogelijk het aan- haalmoment van de wielbouten en de bandenspanning van hetreservewiel door een
PEUGEOT-servicepunt contro-leren.
- Laat de lekke band zo spoedig mogelijk repareren en verwisselhem met het reservewiel.
Plaats de kop van de krik 4in
ŽŽn van de vier steunpunten A
aan de onderzijde bij het te ver- wisselen wiel.
Vouw de krik 4uit tot het voetstuk
op de grond staat. Zorg ervoordat het voetstuk zich loodrechtonder het steunpunt Abevindt.
Krik de auto op.
Verwijder de wielbouten en hetwiel.
Terugplaatsen van het wiel Plaats het wiel met behulp van de centreerpen.
Draai de wielbouten met de handvast en verwijder de centreerpen.
Draai de wielbouten met de sleu-tel 1enigszins vast.
Laat de krik 4zakken en verwij-
der deze vervolgens.
Draai de wielbouten met de sleu-tel1 vast.
Plaats de wieldop*, begin bij deopening voor het ventiel en drukde wieldop rondom met de handvast.
Berg het gereedschap en hetwiel op in de bagageruimte.
Opmerking: In de houder geven
uitsparingen de juiste plaats van hetgereedschap aan. Bevestig het reservewiel met behulp van de riem om trillingen te voorko-men en voor uw veiligheid in gevalvan een botsing.
* Volgens uitvoering.
PRAKTISCHE INFORMATIE
102

Page 108 of 128

Bijzonderheden lichtmetalen velgen* SierdoppenDe wielbouten van de lichtmetalen velgen zijn voorzien van chromensierdoppen.
Voordat de wielbouten worden los- gedraaid dienen de sierdoppen metbehulp van het gereedschap 6te
worden verwijderd. Monteren van het reservewiel Indien uw auto is voorzien van een reservewiel met stalen velg, is hetnormaal
dat bij het monteren de rin-
gen van de bouten de velg niet
raken. Als de bouten volledig zijnaangedraaid zorgt het conischedraagvlak van de bouten voor debevestiging van het reservewiel. Monteren van winterbanden Als u op uw auto winterbanden met stalen velgen wilt monteren, dient u
speciale bouten te gebruiken, die
verkrijgbaar zijn bij uw PEUGEOT-
dealer. Anti-diefstalbouten** Als de velgen zijn voorzien van anti- diefstalbouten (ŽŽn per wiel), dient ueerst met behulp van het gereed-schap
6de chromen dop en vervol-
gens de plastic huls te verwijderenalvorens de bout los te draaien metbehulp van een van de dopsleutels(die u bij aflevering van uw autoheeft gekregen, gelijktijdig met dereservesleutel en de codekaart) ende wielsleutel 1.
Opmerking: noteer de op de dop-
sleutel gegraveerde code nauwkeu-rig. Met deze code kunt u bij uw
PEUGEOT-dealer een nieuwe dop-sleutel verkrijgen.
* Volgens uitvoering.
** Volgens uitvoering of land van bestemming.
PRAKTISCHE INFORMATIE 103

Page 109 of 128

LAMPEN VERVANGEN Koplampen Opmerking: Verwijder om bij de lampen te komen aan de
rechterzijde de sierkap die is bevestigd met twee plastic pluggen. Raak de lampen uitsluitend met een droge doekaan.
1 - Dimlicht (H7-55 W),
2 - Grootlicht (H1-55 W),
3 - Mistlampen v——r* (H1-55 W). Draai de beschermkap van de defecte lamp een kwart omwenteling naar links en verwijder deze.
Neem de stekker los.
Druk op het uiteinde van de borglip om deze los te
maken. Vervang de lamp. Let bij het monteren op de goede stand van de nokjes en controleer of de borglip goed vast zit.
Sluit de stekker weer aan.
Monteer de beschermkap met de pijl naar boven en
draai deze vervolgens een kwart omwenteling naarrechts. De koplampen zijn uitgerust met glazen van polycarbo-naat voorzien van een beschermlaag.
Gebruik voor het
schoonmaken van de lampen nooit een droge doek ofeen schuur-, schoonmaak- of oplosmiddel . Gebruik
een spons en zeepwater.
4 - Parkeerlicht (W 5 W). Trek de fitting naar achteren, verwijder de lamp en
vervang deze.
5 - Richtingaanwijzers (PY 21 W amberkleurig) Draai de lamphouder een kwart omwenteling en ver-
wijder deze.
Vervang de lamp.
Opmerking: Bij bepaalde weersomstandigheden (lage
temperatuur, vochtig weer), kan aan de binnenzijde van
de koplampen enige condensvorming ontstaan . Deze
verdwijnt zodra de lampen enige tijd branden.
* Volgens uitvoering.
PRAKTISCHE INFORMATIE
104

Page 110 of 128

De amberkleurige lam- pen (richtingaanwijzersen zijknipperlichten)moeten worden vervan-gen door lampen met
dezelfde kleur en eigenschappen.
Zijknipperlichten (WY 5 W amberkleurig) Druk het zijknipperlicht naar voren en trek het geheel los.
Houd de stekker vast en draai hetglas een kwart omwenteling.
Vervang de lamp. Achterlichten
1 - Richtingaanwijzers (P 21 W).
2 - Achteruitrijlichten (P21 W),
rechts.Mistachterlicht (P21 W), links.
3 - Remlicht (P 21 W).
4 - Achterlichten (R 5 W). Deze 5 lampen worden vanuit de bagageruimte vervangen: Trek de bekleding van de bodem van de bagageruimte omhoog enhaak deze vast,
Maak de bekleding van de dorpelvan de bagageruimte los door detwee plastic klemmen los te nemen,
Trek de bekleding van de baga-geruimte opzij om bij de achter-lichtunit te komen,
Druk op de lip en verwijder deachterlichtunit, Derde remlicht (4 lampen W5W)
Draai de 2 moeren 1met behulp
van een 10 mm pijpsleutel los.
Verwijder de lichtunit door deze naar buiten te drukken.
Druk de twee borglippen 2in om
de lamphouder los te nemen.
Vervang de defecte lamp.
Let er bij het terugplaatsen op datde lampunit juist op de afdichtinggemonteerd wordt.

Vervang de defecte lamp.
Let er bij het plaatsen op dat de lampgoed op de afdichting past.
Kentekenplaatverlichting (W 5 W) Verwijder het lampglas.
Vervang de defecte lamp.
PRAKTISCHE INFORMATIE 105

Page:   < prev 1-10 ... 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 next >