Peugeot 307 2002 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2002, Model line: 307, Model: Peugeot 307 2002Pages: 128, PDF Size: 2.64 MB
Page 71 of 128

ALARMSYSTEEM* Het alarmsysteem bestaat uit twee soorten beveiliging:
Ð de omtrekbeveiliging treedt in
werking als een portier, de bagage- ruimte of de motorkap wordt geo-pend.
Ð de interieurbeveiliging treedt in
werking als er beweging in hetinterieur wordt waargenomen (bre-ken van een ruit, iets of iemand inhet interieur).
Inschakelen Zet het contact uit en verlaat de auto.
Schakel binnen vijf minuten na hetverlaten van de auto het alarmsys-teem in door de auto te vergrende-len of de supervergrendeling in teschakelen met behulp van deafstandsbediening (het lampje vande knop Azal ŽŽn keer per secon-
de knipperen).
Opmerking: als u de auto wilt ver-
grendelen zonder het alarmsysteemin te schakelen, maak dan gebruikvan de sleutel. Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking en knipperen de richting-aanwijzers gedurende dertig seconden. Nadat het alarm is gestopt, wordt het opnieuw ingeschakeld. Let op:
als het alarm tien keer ach-
ter elkaar is afgegaan, zal het bij de elfde keer worden uitgeschakeld. Opmerking: als het lampje van de
knop Asnel knippert, betekent dit
dat het alarm tijdens uw afwezigheid is afgegaan. Uitschakelen Ontgrendel de auto met behulp van de afstandsbediening (het lampjevan de knop Agaat uit).
Opmerking: als het alarm tijdens uw
afwezigheid is afgegaan, zal hetlampje na het inschakelen van hetcontact niet meer knipperen. Alleen de omtrekbeveiliging inschakelen Schakel alleen de omtrekbeveiliging in als u tijdens uw afwezigheid eenruit een stukje open wilt laten of alser een huisdier in de auto achterblijft. Zet het contact af.
Druk binnen tien seconden op de knop Atotdat het lampje continu
blijft branden.
Verlaat de auto.
Schakel het alarmsysteem indoor de auto te vergrendelen ofde supervergrendeling in teschakelen met behulp van deafstandsbediening (het lampjevan de knop Azal ŽŽn keer per
seconde knipperen).
Opmerking: als het alarmsysteem is
ingeschakeld en de afstandsbedie-ning niet meer werkt: ontgrendel de portieren met de
sleutel en open het portier. Hetalarm zal afgaan.
zet binnen tien seconden hetcontact aan. Het alarm stopt.
Storing Als, bij het aanzetten van het contact, het lampje van de knop A
gedurende tien seconden gaat bran-den, duidt dit op een storing in deverbinding met de sirene.
Raadpleeg uw PEUGEOT-service- punt om het systeem te controleren. Automatisch inschakelen** Het alarmsysteem wordt twee minu- ten nadat het laatste portier of deachterklep is gesloten, automatischingeschakeld. Om het per ongeluk laten afgaan van het alarm bij het openen van eenportier of de achterklep te voorko-men, moet vooraf op de ontgrendelk-nop op de afstandsbediening wordengedrukt.
* Volgens uitvoering.
** Volgens land van bestemming.
UW 307 IN DETAIL
68
Page 72 of 128

PORTIEREN Openen van buitenaf Openen van binnenuit Met de portiergreep van de voorpor- tieren kunnen gelijktijdig ook deandere portieren en de achterklepworden ontgrendeld. Met de portiergreep van de achterpor- tieren wordt daarentegen alleen het
desbetreffende portier ontgrendeld. Opmerking:De portieren kunnen
niet met de portiergrepen worden geopend op het moment dat desupervergrendeling is ingeschakeld. Vergrendelen/ontgrendelen van binnenuit Druk op de knop
A.
Met deze knop kunnen de portieren en de achterklep worden vergren-deld en ontgrendeld. Opmerking: Op het moment dat de
supervergrendeling is ingeschakeld, kunnen de portieren niet worden ont-grendeld met knop A. Gebruik dan
de afstandsbediening om te ontgren-delen.
Waarschuwingsmelding "portier open" Als bij draaiende motor of tijdens het rijden een portier niet goed is geslo-ten, zal het verklikkerlampje verplichtstoppen "STOP" gaan branden in
combinatie met een geluidssignaalen zal een bijbehorende afbeeldingworden weergegeven op het multi-
functionele display.
Kindersloten Beide achterportieren zijn voorzien van een kinderslot om het openenvan binnenuit te verhinderen. Draai de knop een kwart omwen- teling met de contactsleutel.
UW 307 IN DETAIL 69
Page 73 of 128

BAGAGERUIMTE Achterklep gelijktijdig met de portieren ver- of ontgrendelen
De achterklep wordt vergrendeld of ont-grendeld met de afstandsbediening ofhet portierslot aan bestuurderszijde.
Trek om de achterklep te openen aan de handgreep Aen trek de achterklep open.
Opmerking: De achterklep wordt auto-
matisch vergrendeld zodra sneller wordtgereden dan 10 km/h en wordt weer ont-grendeld zodra een portier wordt geo-pend of als de rijsnelheid wordt verlaagdtot minder dan 10 km/h.
Waarschuwingsmelding"achterklep open"
Als bij draaiende motor of tijdens het rij-den de achterklep niet goed gesloten is,wordt u gewaarschuwd door het knippe-ren van het verklikkerlampje verplichtstoppen "STOP" in combinatie met een
geluidssignaal en het desbetreffende pic-
togram op het multifunctionele display.
Noodbediening Hiermee kan bij een eventuele sto- ring in de centrale vergrendeling, deachterklep ontgrendeld worden.
- Klap de achterbank naar voren om
bij het slot in de bagageruimte te komen,
- Steek een kleine schroevendraaier in de opening Avan het slot om de
achterklep te ontgrendelen. SCHUIF-/ KANTELDAK*
- Kantelen:
draai de knop naar
rechts (drie standen mogelijk).
- Sluiten: zet de knop in de stand
"O" .
- Openen: draai de knop naar links
(zes standen mogelijk).
- Sluiten: zet de knop in de stand
"O" .
- Beveiliging tegen beknellen: Als
het dak bij het sluiten tegen een obstakel stuit, stopt het dak auto-matisch en gaat weer open.
Druk lang op de knop om nadat debeveiliging tegen beknellen in wer-king is getreden de stand van deknop te synchroniseren met de standvan het dak. Opmerking: het zonnescherm wordt
handmatig bediend.
* Volgens uitvoering.
UW 307 IN DETAIL
70
Page 74 of 128

BRANDSTOF TANKEN
Te laag brandstofniveauAls het brandstofniveau te laag is, gaat dit verk-likkerlampje branden. U kunt nog ongeveer 50 km met de reste-
rende hoeveelheid brandstof rij-den. Als het verklikkerlampje knippert, geeft dit aan dat de brandstofmeterniet werkt.
Raadpleeg een PEUGEOT-service- punt. Het tanken dient met afgezette
motor te geschieden.
MOTORKAP OPENEN Binnenzijde: Druk op de knop links
onder het dashboard. Buitenzijde: Druk de veiligheids-
haak omhoog en til de motorkap op.MotorkapsteunBevestig de motorkapsteun om de motorkap geopend te houden. Plaats de motorkapsteun in de hou- der alvorens de motorkap te sluiten. Sluiten Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat deze aan het einde van deslag in het slot vallen. Controleer ofde motorkap goed vergrendeld is.
Waarschuwingsmelding "motorkap open"* Als bij draaiende motor of tijdens het rijden de motorkap niet goed is ge-sloten, zal het verklikkerlampje ver-plicht stoppen "STOP" gaan bran- den in combinatie met een geluids-signaal en zal een bijbehorendeafbeelding worden weergegeven op
het multifunctionele display.
Open de brandstofvulklep.
Steek de sleutel in het slot endraai deze linksom.
Trek de tankdop uit de vulope-ning en bevestig deze aan dehaak aan de binnenzijde van devulklep.
Op een label aan de binnenzijde vande vulklep staat de voorgeschrevensoort brandstof aangegeven. Laat het vulpistool bij het aftanken van de auto nooit meer dan 3 keerautomatisch uitspringen. Indien ditwel gebeurt, kunnen er storingenoptreden. De inhoud van de brandstoftank
bedraagt ca. 60 liter. Vergrendel na het tanken de vul- dop en sluit de vulklep.
* Volgens uitvoering
UW 307 IN DETAIL 71
Page 75 of 128

Bij helder of regenachtig
weer, zowel overdag als 'snachts, is het mistachter-licht verblindend voormedeweggebruikers en
daarom niet toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te zetten zodra het niet meer nodig is.
LICHTSCHAKELAAR
Verlichting v——r en achter Draai ring
Aom de verlichting in te
schakelen.
Lichten uit ParkeerlichtenDim-/grootlicht Automatisch inschake- len van de verlichting* Overschakelen van dim- naar grootlicht
Trek de hendel, voorbij het zware punt, naar u toe. Let op:
als het contact is afgezet en
het bestuurdersportier wordt geo- pend, klinkt een geluidssignaal omaan te geven dat de verlichting nogbrandt. Mistlampen v——r*/mistachterlicht De mistlampen en het mistachterlicht worden ingeschakeld door de ringnaar voren te draaien en uitgescha-keld door de ring naar achteren tedraaien. Het branden van de mist-lampen wordt aangegeven door eenverklikkerlampje op het instrumen-tenpaneel. Auto's met mistachterlicht (ring B)
Mistachterlicht
Het mistachterlicht werkt in combina- tie met dimlicht en grootlicht. Auto's met mistlampen v——r en mistachterlicht (ring C)* Mistlampen v——r (draai de ring 1 stand naar voren).
De mistlampen v——r branden in com-binatie met parkeerlicht en dimlicht. Mistlampen v——r enmistachterlicht (draaide ring 2 standen naarvoren).
Deze branden in combinatie met par-keer-, dim- en grootlicht. N.B.: Draai de ring twee standen
naar achteren om achtereenvolgens het mistachterlicht en de mistlampenv——r te doven. Richtingaanwijzers
Links:omlaag duwen.
Rechts: omhoog
duwen.
* Volgens uitvoering.
UW 307 IN DETAIL
72
Page 76 of 128

Automatisch inschakelen van de verlichting* Het parkeerlicht en het dimlicht wor- den automatisch ingeschakeld als delichtsterkte van de omgeving onvol-doende is en als de ruitenwissers inwerking zijn. De verlichting wordt uit-geschakeld als de lichtsterkte van deomgeving weer voldoende is of hetwissen is gestopt. Opmerking: Bij mist kan de lichtsen-
sor voldoende licht waarnemen en zullen de lichten niet automatischworden ingeschakeld. Bij de aflevering van de auto is deze functie ingeschakeld. In- of uitschakelen van de functie: zet het contact in de stand acces- soires (1e stand van de sleutel)
of AAN,
houd het uiteinde van de licht-schakelaar 2 seconden inge-drukt.
Opmerking: Als het buiten donker
is, blijft de verlichting nadat hetcontact is afgezet nog ongeveer 45seconden branden.
Let op dat de lichtsensor, in het midden van het dashboard, nietwordt afgedekt. Deze sensorregelt de automatische verlich-ting. Controle van werking InschakelenBij het inschakelen van de functie is een geluidssignaal te horen en ver-schijnt de melding
"Automatische
verlichting aan" op het multifunctio-
nele display. Uitschakelen Als de functie wordt uitgeschakeld klinkt een geluidssignaal. Opmerking: de functie wordt tijdelijk
uitgeschakeld als de bestuurder de verlichting handmatig inschakelt. Bij een storing in de lichtsensor wordt de functie ingeschakeld (deverlichting gaat aan) De bestuurderwordt gewaarschuwd door eengeluidssignaal en de melding"Defect in automatische verlich-ting" op het multifunctionele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-punt om het systeem te laten contro-leren.
* Volgens uitvoering
UW 307 IN DETAIL 73
Page 77 of 128

Automatische ruitenwissers* In de stand AUTOwerkt de ruiten-
wisser automatisch en wordt de
snelheid van de wissers aan de hoeveelheid neerslag aangepast .
Controle van werking InschakelenBij het inschakelen van de automa- tische ruitenwissers verschijnt demelding "Automatischwissenaan"
op het multifunctionele display. Uitschakelen In het geval van een storing wordt
de bestuurder gewaarschuwd met een geluidssignaal en de melding" Storing automatische ruitenwis-
sers " op het multifunctionele display.
In het geval van een storing wer-
ken de ruitenwissers als de schake-laar in de stand AUTOstaat in de
intervalstand.
Raadpleeg een PEUGEOT-service- punt om het systeem te laten contro-leren.
* Volgens uitvoering.
RUITENWISSERSCHAKELAAR Ruitenwissers v——r
2 Hoge snelheid (hevige neerslag.
1 Normale snelheid (matige neerslag)
AUTO Automatisch wissen*
0 Uit
EŽn keer wissen (omlaag duwen) Werking In de stand
1of 2wordt, als de auto
stopt, de wissnelheid lager en zodra weer wordt weggereden, wordt deoorspronkelijke wissnelheid weer aan-genomen. Nadat het contact meer dan een minuut is afgezet met de ruitenwis-
serschakelaar in de stand AUTO*,dient deze functie weer geactiveerdte worden. Zet hiervoor de schakelaar
in een willekeurige stand en zet hemvervolgens in de stand AUTO*.
Ruitensproeiers v——r enkoplampsproeiers*
Trek de hendel naar u toe. De ruiten- sproeiers treden in werking, waarnaenige tijd de ruitenwissers worden inge-schakeld om de ruit schoon te wissen. De koplampsproeiers treden gelijk met de ruitensproeiers in werking indien de
dim-/grootlichten branden .
UW 307 IN DETAIL
74
Page 78 of 128

Onderhoudsstand In deze stand kunnen de wisserbla- den worden losgezet van de voorruit. Als de ruitenwisserschakelaar bin- nen ŽŽn minuut nadat het contact isafgezet wordt bediend, bewegen deruitenwissers naar het midden vande voorruit. Deze stand kan wordengebruikt voor 's winters parkeren enhet vervangen of het reinigen van deruitenwisserbladen. Zet het contact aan en bedien de rui- tenwisserschakelaar om de ruiten-wissers na de werkzaamheden weerin de ruststand te zetten.
* Volgens uitvoering.
Dek de regensensor, op de voorruit achter de bin-nenspiegel, niet af. Zet het contact uit als de
auto gewassen wordt in een wasstraat of controleer of deschakelaar niet in de stand voorautomatisch wissen staat.
Wacht 's winters met het inscha- kelen van het automatisch wissentot de voorruit ontdooid is. Ruitenwisser achter
Draai de ring Ain de eerste
stand voor de intervalscha-keling.
Ruitensproeier achter Draai de ring Avoorbij de
eerste stand, zodat de rui-tensproeier in werkingtreedt en vervolgens de rui-tenwisser enige tijd wordt
ingeschakeld.
UW 307 IN DETAIL 75
Page 79 of 128

BOORDCOMPUTER*Als de knop op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaarmeermaals wordt inge-
drukt, worden achtereenvolgens aangegeven:
Monochroom display B
- de datum
- de actieradius
- de afgelegde afstand
- het gemiddelde verbruik
- het momentele verbruik
- de gemiddelde snelheid Op 0 zetten Druk meer dan 2 seconden op de knop.
* Volgens uitvoering.
UW 307 IN DETAIL
76
Page 80 of 128

Actieradius In deze stand geeft de computer het aantal kilometers dat met de reste-rende hoeveelheid brandstof gere-den kan worden. Opmerking:Dit getal kan verhoogd
worden door een verandering in de rijstijl of van het landschap, die eenaanzienlijke verlaging van hetmomentele verbruik tot gevolg heeft. Als de resterende hoeveelheid brandstof in de tank minder is dan
3 liter, branden er slechts 3 streepjes
op de display. Momenteel verbruik Dit is het verbruik dat geregistreerd is tijdens de laatste 2 seconden.Deze informatie verschijnt alleen alser met een snelheid van ongeveer 20 km/h wordt gereden.
(Weergave maximaal 30 l/100 km). Gemiddeld verbruik Het gemiddelde verbruik is de verhouding tussen de verbruiktebrandstof en het aantal afgelegdekilometers sinds de laatste nulstel-ling van de boordcomputer (weerga-ve maximaal 30 l/100 km).
Afgelegde afstand In deze stand geeft de boordcompu- ter de afgelegde afstand sinds delaatste nulstelling aan. Na het op nul stellen van de boord- computer is de weergegeven actie-
radius pas na enige tijd betrouwbaar.
Raadpleeg een PEUGEOT-service- punt wanneer er tijdens het rijdenhorizontale streepjes op de displayverschijnen, in plaats van cijfers.
UW 307 IN DETAIL
77
Gemiddelde snelheid De gemiddelde snelheid wordt ver- kregen door de sinds de laatste nul-stelling afgelegde afstand te delendoor de tijd dat de auto in gebruik is(contact aan).