Peugeot 307 2002 Handleiding (in Dutch)

Page 111 of 128

De amberkleurige lam- pen (richtingaanwijzersen zijknipperlichten)moeten worden vervan-gen door lampen met
dezelfde kleur en eigenschappen.
Zijknipperlichten (WY 5 W amberkleurig) Druk het zijknipperlicht naar voren en trek het geheel los.
Houd de stekker vast en draai hetglas een kwart omwenteling.
Vervang de lamp. Achterlichten
1 - Richtingaanwijzers (P 21 W).
2 - Achteruitrijlichten (P21 W),
rechts.Mistachterlicht (P21 W), links.
3 - Remlicht (P 21 W).
4 - Achterlichten (R 5 W). Deze 5 lampen worden vanuit de bagageruimte vervangen: Trek de bekleding van de bodem van de bagageruimte omhoog enhaak deze vast,
Maak de bekleding van de dorpelvan de bagageruimte los door detwee plastic klemmen los te nemen,
Trek de bekleding van de baga-geruimte opzij om bij de achter-lichtunit te komen,
Druk op de lip en verwijder deachterlichtunit, Derde remlicht (4 lampen W5W)
Draai de 2 moeren 1met behulp
van een 10 mm pijpsleutel los.
Verwijder de lichtunit door deze naar buiten te drukken.
Druk de twee borglippen 2in om
de lamphouder los te nemen.
Vervang de defecte lamp.
Let er bij het terugplaatsen op datde lampunit juist op de afdichtinggemonteerd wordt.

Vervang de defecte lamp.
Let er bij het plaatsen op dat de lampgoed op de afdichting past.
Kentekenplaatverlichting (W 5 W) Verwijder het lampglas.
Vervang de defecte lamp.
PRAKTISCHE INFORMATIE 105

Page 112 of 128

ZEKERINGEN VERVANGEN De zekeringenkasten bevinden zich onder het dashboard (bestuurders-zijde) en onder de motorkap. De reservezekeringen en de tang A
zijn aangebracht aan de binnenkant van het deksel van de zekeringen-kast onder het dashboard.
Verwijderen en plaatsen van een zekering
Voordat u een zekering vervangt, dient u eerst de oorzaak van de sto-ring op te sporen en te (laten) verhel-pen. De nummers van de zekeringenzijn aangegeven op de zekeringen-kast. Gebruik de tang A.
Vervang een defecte zekering altijd door een zekering metdezelfde stroomsterkte. Zekeringen dashboard
Draai met een muntstuk de schroef een kwart omwentelinglos en kantel het deksel om bij dezekeringen te komen.
PRAKTISCHE INFORMATIE
106
GoedTang ADefect Zekering Functies*
1 10 A Mistachterlicht.
2 15 A Ruitenwisser achter.
4 15 A Ruitbediening v——r, schuifdak.
5 15 A Remlicht links en voor trekhaak.
7 20 A Plafonnier achter, plaffonnier v——r, kaartleeslampjes,
aansteker, verlichting dashboardkastje.

Page 113 of 128

Bij het ontwerp van het elektrische circuit van uwauto is reeds rekeninggehouden met de monta-ge van zowel de stan-
daarduitrusting als eventuele opties.
Raadpleeg uw PEUGEOT-servi- cepunt voordat u andere elek-trische voorzieningen of acces-soires in de auto monteert of laatmonteren. PEUGEOT is niet aansprakelijk voor kosten die voortvloeien uithet verhelpen van storingenveroorzaakt door het monterenvan extra accessoires die nietdoor PEUGEOT aanbevolen engeleverd worden of door voorzie-ningen die niet volgens de voor-schriften van PEUGEOT zijngemonteerd. Dit geldt met namevoor apparatuur met een stroom-verbruik van meer dan 10 milliam-
** De zekeringen zorgen voor een extra beveiliging van de elektrische
installatie. Werkzaamheden aande zekeringen dienen door een
PEUGEOT-servicepunt uitgevoerdte worden.Zekeringen in de motorruimte ZekeringenkastOpenen zekeringenkast in de motor- ruimte (naast de accu): Maak het deksel los.
Sluit na de werkzaamheden het deksel zorgvuldig en plaats dekap terug.
PRAKTISCHE INFORMATIE
108
Zekering Functies*
1** 30 A Koelventilator.
2** 30 A Pompmotor ESP/ABS.
3** 30 A Elektrokleppen ESP/ABS
4** 60 A Voeding intelligente servicecentrale.
5** 70 A Voeding intelligente servicecentrale.
6** 20 A Stoelverwarming.
7** 30 A Contactslot/stuurslot.
8** 70 A Elektropompgroep stuurbekrachtiging.

Page 114 of 128

PRAKTISCHE INFORMATIE109
Zekering
Functies*
1 10 A Achteruitrijlichtschakelaar automatische transmissie, voeding relais startbeveiliging automa- tische transmissie, achteruitrijlichtschakelaar handgeschakelde versnellingsbak, snelheids-
sensor, elektronische eenheid voorgloeien, sensor water in brandstof, luchthoeveelheid-
meter DW motor.
2 15 A Elektroklep absorptievat, brandstofpomp.
3 10 A Elektronische eenheid stuurbekrachtiging - elektronische eenheid ABS of elektronische
eenheid ESP.
4 10 A Elektronische eenheid injectie, voeding relais koelventilator, voeding relais extra verwar-ming, elektronische eenheid automatische transmissie, sequenti‘le bediening automatischetransmissie, relais shift lock automatische transmissie.
5 15 A Elektronische eenheid roetfilter.
6 15 A Mistlampen v——r.
7 20 A Pomp koplampsproeiers.
8 20 A Voeding relais koelventilator, voeding elektronische eenheid injectie.
9 15 A Dimlicht links.
10 15 A Dimlicht rechts.
11 10 A Grootlicht links.
12 10 A Grootlicht rechts.
13 15 A Claxon.
14 10 A Pomp ruitensproeiers voor en achter.
15 30 A Lambdasondes, elektroklep UGR, bobine, regeling hoge druk brandstofinspuiting (diesel),voeding verstuivers (benzine).
16 40 A Luchtpomp benzinemotor met automatische transmissie.
17 30 A Lage/hoge wissnelheid ruitenwissers v——r.
18 40 A Aanjager airconditioning.
* Volgens uitvoering.

Page 115 of 128

ZEKERINGEN VERVANGEN De zekeringenkasten bevinden zich onder het dashboard (bestuurders-zijde) en onder de motorkap. De reservezekeringen en de tang A
zijn aangebracht aan de binnenkant van het deksel van de zekeringen-kast onder het dashboard.
Verwijderen en plaatsen van een zekering
Voordat u een zekering vervangt, dient u eerst de oorzaak van de sto-ring op te sporen en te (laten) verhel-pen. De nummers van de zekeringenzijn aangegeven op de zekeringen-kast. Gebruik de tang A.
Vervang een defecte zekering altijd door een zekering metdezelfde stroomsterkte. Zekeringen dashboard
Draai met een muntstuk de schroef een kwart omwentelinglos en kantel het deksel om bij dezekeringen te komen.
PRAKTISCHE INFORMATIE
106
GoedTang ADefect Zekering Functies*
1 10 A Mistachterlicht.
2 15 A Ruitenwisser achter.
4 15 A Ruitbediening v——r, schuifdak.
5 15 A Remlicht links en voor trekhaak.
7 20 A Plafonnier achter, plaffonnier v——r, kaartleeslampjes,
aansteker, verlichting dashboardkastje.

Page 116 of 128

PRAKTISCHE INFORMATIE107
Zekering
Functies*
9 30 A Ruitbediening - automatische bediening ruiten - schuifdak.
10 15 A Diagnose-aansluiting, 12 V-aansluiting achter.
11 15 A Autoradio, multifunctioneel display B, stuurkolomschakelaar, automatische transmissie.
12 10 A Parkeerlicht rechts voor, achterlicht rechts, kentekenplaatverlichting en trekhaak, schake- laars centrale portiervergrendeling/alarm/ESP/alarmknipperlichten, verlichting paneel aircon-
ditioning/asbak, schakelaars stoelverwarming, aansteker, schakelaars automatische trans-missie, koplampverstelling.
14 30 A Bediening vergrendelen/ontgrendelen portieren/achterklep , bediening supervergrendeling.
15 30 A Ruitbediening achter.
16 5 A Intelligente servicecentrale motor, alarm, roetfilter, stuurkolomschakelaar, airbags.
17 10 A Remlicht rechts, derde remlicht.
18 10 A Diagnose-aansluiting, stuurkolomschakelaar, remlichtschakelaar en schakelaar koppelings-
pedaal, schakelaar koelvloeistofniveaumeter, extra remlichtschakelaar.
19 30 A Shunt tijdens opslag.
22 10 A Parkeerlicht links voor, achterlicht links, kentekenplaatverlichting en trekhaak.
23 15 A Sirene alarminstallatie, infraroodeenheid alarm.
24 15 A Instrumentenpaneel, autoradio, multifunctioneel display, airconditioning.
26 30 A Achterruitverwarming.
* Volgens uitvoering.

Page 117 of 128

WISSERBLADEN VERVANGEN De ruitenwissers in de onder- houdsstand zetten Bedien de ruitenwisserschake- laar binnen ŽŽn minuut na hetafzetten van het contact om deruitenwissers naar het middenvan de voorruit te bewegen(onderhoudsstand).
Vervangen van een wisserblad Til de ruitenwisserarm op, maak de clip los en verwijder het wis-serblad.
Monteer het nieuwe wisserbladen zet de ruitenwisserarm terug.
Let op: Het kortste wisserblad moet
op de rechter ruitenwisserarm wor-den gemonteerd. Zet het contact aan en bedien de ruitenwisserschakelaar om de rui-tenwissers in de ruststand te zetten. SPAARSTAND Nadat de motor is afgezet, wordt een aantal elektrische voorzieningen (rui-tenwissers, ruitbediening, schuif-dak*, plafonniers, autoradio, enz.) naeen half uur automatisch uitgescha-keld, om te voorkomen dat de accuontladen raakt. Op dat moment verschijnt de mel- ding
"Spaarstand actief" op het
multifunctionele display. Als de elektrische voorzieningen in de spaarstand staan, dient de motorte worden gestart alvorens de voor-zieningen opnieuw gebruikt kunnenworden. LET OP: Als de accu ontladen is,
kan de motor niet gestart worden. SPAARFASE ACCU In verband met de laadtoestand van de accu kunnen tijdens het rijdensommige voorzieningen (airconditio-ning*, achterruitverwarming, inter-ieurverwarming bij auto's met een
dieselmotor, enz.) tijdelijk uitgescha-keld worden. Deze voorzieningen worden weer automatisch ingeschakeld zodra delaadtoestand van de accu dit toelaat. Opmerking:
De uitgeschakelde
voorzieningen kunnen tevens hand- matig weer ingeschakeld worden.Hierbij bestaat het risico dat de accuontladen raakt.
* Volgens uitvoering.
PRAKTISCHE INFORMATIE
110

Page 118 of 128

ACCU Laden met behulp van een acculader:
- maak de accupoolklemmen los,
- volg de aanwijzingen van de fabrikant op de acculader,
- sluit de accukabels weer aan, te beginnen met de (-) kabel,
- controleer of de accupolen en de klemmen schoon zijn. Indien ze bedekt zijnmet een (witte of groene) oxidatielaag, neem dan de accukabels los en reinig de polen en de klemmen.
Starten met een hulpaccu:
- sluit eerst de rode kabel aan op de (+) polen van de beide accu's,
- sluit de groene of zwarte kabel op de (-) pool van de hulpaccu aan,
- sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel op een zo ver mogelijk van de accu verwijderd massapunt van de te starten auto aan.
Stel de startmotor in werking en start de motor.
Wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels los.
PRAKTISCHE INFORMATIE 111
- Maak de accupoolklem- men niet los bij draaien-
de motor.
- Laad de accu niet op zonder de accukabels los te nemen.
- Sluit voordat u de accupool- klemmen losneemt het schuif-
dak. Als na het weer aansluitenvan de accukabels het schuif-dak niet goed werkt, moet hetschuifdak geherprogrammeerdworden. Draai de knop in destand maximaal kantelen endruk lang op de knop.
- Zet, elke keer nadat de accuka- bels weer zijn aangesloten, het
contact AAN en wacht 1 minuutalvorens de motor te starten,zodat de elektronische syste-men ge•nitialiseerd kunnen wor-
den. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt als er zich na dezehandeling toch nog problemenvoordoen.
Het is raadzaam de accu los te koppelen als uw auto langer dan een maand buiten gebruik is.

Page 119 of 128

Bij het slepen van de auto met stilstaande motor isde rembekrachtiging uit-geschakeld.
SLEPEN VAN UW AUTO Zonder takelen (4 wielen op de grond) Gebruik hiervoor altijd een sleepstang. Het sleepoog is in het reservewiel opgeborgen. Aan de voorzijde: Maak het klepje los door op de onderkant ervan te drukken.
Draai het sleepoog vast tot het stuit.
Aan de achterzijde: Maak het klepje aan de bovenkant los met behulp van een muntstuk.
Draai het sleepoog vast tot het stuit.
Getakeld (2 wielen op de grond)
Het professioneel takelen van de wagen geniet de voorkeur. Bijzonderheden automatische transmissie Bij het slepen van de auto, zonder takelen, moet aan de volgende voor-waarden voldaan worden:
- selectiehendel in de stand
N,
- rijd met een snelheid van maximaal 50 km/h en sleep de auto over een afstand van hoogstens 50 km,
- voeg geen extra vloeistof toe aan de automatische transmissie.
PRAKTISCHE INFORMATIE
112

Page 120 of 128

TREKKEN VAN EEN AANHANGER Gebruik uitsluitend een door
PEUGEOT goedgekeurde trekhaak. Laat een trekhaak alleen door een
PEUGEOT-servicepunt monteren. Uw auto is hoofdzakelijk bedoeld voor het vervoer van personen enbagage, maar is tevens geschikt
voor het trekken van een aanhanger. Het rijden met een aanhanger heeft veel invloed op het rijgedrag van deauto en vergt daarom extra aandacht
van de bestuurder. Door een geringere luchtdichtheid nemen de prestaties van de motor afals men op grotere hoogte boven de
zeespiegel komt. Trek boven de1000 m 10% van het maximum aan-hangergewicht af en herhaal dit voorelke volgende 1000 m.Adviezen Gewichtsverdeling :
verdeel het
gewicht in de caravan/aanhanger gelijkmatig en houd u aan de toegesta-ne kogeldruk. Koeling: het trekken van een aanhan-
ger op een helling veroorzaakt een
hogere koelvloeistoftemperatuur. De koelventilator wordt elektrisch bediend en is niet afhankelijk van hetmotortoerental. Gebruik daarom een zo hoog mogelij- ke versnelling om het toerental tebeperken en pas uw snelheid aan. Het maximum aanhangergewicht is afhankelijk van het hellingspercentageen de temperatuur van de buitenlucht. Let in elk geval goed op de aanwijzing
van de koelvloeistoftemperatuurmeter. Als het verklikkerlampje van de koel- vloeistoftemperatuur gaat branden,stop dan zo snel mogelijk en zet demotor af. Banden:
controleer de banden-
spanning van de auto en de aanhan-ger en breng deze indien nodig opde juiste waarde. Remmen: het trekken van een aan-
hanger vergroot de remweg.
Verlichting: controleer de verlich-
ting van de aanhanger.Zijwind: houd er rekening mee dat
de zijwindgevoeligheid van de auto groter is.
PRAKTISCHE INFORMATIE 113

Page:   < prev 1-10 ... 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 next >