Peugeot 307 Break 2005 Handleiding (in Dutch)

Page 141 of 197

128 -
01-06-2005
129
-
01-06-2005
Derde remlicht (Break)
(4 lampen W 5 W)
F Maak de bovenste bekleding van
de achterklep aan beide zijden
los en verwijder deze voorzichtig
haaks ten opzichte van de
montagerichting.
F Steek een schroevendraaier in de twee buitenste gaten B om op de
twee borglippen C te drukken.
F Houd de borglippen ingedrukt
om de lampunit naar buiten te
duwen.
F Trek de lampunit naar buiten terwijl u hem kantelt.
F Vervang de defecte lamp.
F Let er bij het terugplaatsen op dat de borglippen goed worden
geplaatst en dat de bekleding van
de achterklep juist aangebracht
wordt.
Achterlichten (Break)
1. Remlichten (P 21 W).
2. Achterlichten (x 2) (R 5 W).
3. Richtingaanwijzers (P 21 W).
4. Achteruitrijlicht (P 21 W), rechts.
Mistachterlicht (P 21 W), links.
Deze 6 lampen worden vervangen
door de achterlichtunit te verwijderen:
F verwijder de bekleding van het
desbetreffende zijpaneel van de
bagageruimte om bij de achter-
lichtunit te komen.
F verwijder de bevestigingsmoer
van de achterlichtunit aan de bin-
nenzijde van de bagageruimte.
F verwijder de bevestigingsmoer
van de achterlichtunit aan de bui-
tenzijde van de bagageruimte.
F verwijder de achterlichtunit.
F maak de bedrading los. F
druk op de lipjes A en verwijder
de lamphouder.
F vervang de defecte lamp.
Opmerking: gebruik indien nodig
de wielsleutel om de moeren los te
draaien.
Let er bij het plaatsen op dat de
lamphouder en de achterlichtunit
goed worden geplaatst.
Kentekenplaatverlichting
(W 5 W)
F Steek een kleine schroeven- draaier in een van de buitenste
openingen van het lampglas.
F Duw de schroevendraaier naar buiten om het lampglas los te
maken.
F Verwijder het lampglas.
F Vervang de defecte lamp.
Praktische informatie

Page 142 of 197

128 -
01-06-2005
129
-
01-06-2005
ZEKERINGEN VERVANGEN
De zekeringkasten bevinden zich on-
der het dashboard (bestuurderszijde)
en onder de motorkap (links).
Goed Defect
Zekeringen dashboard
F Draai met een muntstuk de
schroef een kwart omwenteling
los en kantel het deksel om bij de
zekeringen te komen.
Zekering Ampère Functies F1 15 A Ruitenwisser achter.
F2 30 A Vergrendeling en supervergrendeling.
F3 5 A Elektronische eenheid airbags en pyrotechnische
gordelspanners.
F4 10 A Schakelaar rem- (STOP) en koppelingspedaal,
schakelaar koelvloeistofniveaumeter, sensor
verdraaiing stuurwiel, dubbele sensor ESP,
pomp roetilter, diagnoseaansluiting, elektro-
chrome binnenspiegel.
F5 30 A Elektrische ruitbediening vóór, schuif-/
kanteldak, verwarming buitenspiegels.
Vervangen van een zekering
Voordat u een zekering vervangt,
dient u eerst de oorzaak van de sto-
ring op te sporen en te (laten) verhel-
pen. De nummers van de zekeringen
zijn aangegeven op de zekeringkast.
Vervang een defecte zekering altijd
door een zekering met dezelfde
stroomsterkte (dezelfde kleur).
Gebruik de speciale tang, die zich
aan de binnenzijde van het deksel
van de zekeringkast van het dash-
board bevindt. Deze steun bevat
tevens de reservezekeringen.
Praktische informatie

Page 143 of 197

130 -
01-06-2005
131
-
01-06-2005
Zekeringen in de motorruimte
Maak om bij de zekeringen in de mo-
torruimte (naast de accu) te komen
het deksel los.
Sluit na de werkzaamheden het
deksel zorgvuldig voor een goede
afdichting van het zekeringkastje.
Zekeringkast 2
Zekering Ampère Functies
F1 20 A Voeding elektronische eenheid motor en relais hoge snelheid motorventilateur.
F2 15 A Claxon
F3 10 A Ruitensproeiers vóór en achter.
F4 20 A Koplampsproeiers.
F5 15 A Brandstofpomp en elektroklep absorptievat.
F6 10 A Elektronische eenheid automatische transmissie, blokkeerschakelaar auto
matische
transmissie, contact impulsbediening, relais hoge snelheid motorve ntilateur.
F7 10 A Elektronische eenheid ABS/ESP, elektronische eenhei d elektropompgroep stuurbekrachtiging.
of
Zekeringkast 1
Praktische informatie

Page 144 of 197

132 -
01-06-2005
133
-
01-06-2005
Zekering Ampère
Functies
F8 20 A Contactslot.
F9 10 A Eenheid extra verwarming (diesel), schakelaar koelvloeistofniveaumeter .
F10 30 A Regelorganen elektronische eenheid motor (bobine, elektroklepp
en, lambdasonden, elektro-
nische eenheden, verstuivers, voorverwarming).
F11 40 A Aanjager airconditioning.
F12 30 A Lage/hoge snelheid ruitenwissers vóór.
F13 40 A Voeding Intelligente Service Centrale (BSI) (+ na contact).
F14 30 A Luchtpomp (2 liter benzinemotor).
F15* 10 A Grootlicht rechts.
F16* 10 A Grootlicht links.
F17* 15 A Dimlicht links.
F18* 15 A Dimlicht rechts.
* Uitsluitend bij zekeringkast 1.
Praktische informatie

Page 145 of 197

132 -
01-06-2005
133
-
01-06-2005
Bij het ontwerp van het
elektrische circuit van uw
auto is reeds rekening ge-
houden met de montage
van zowel de standaarduit-
rusting als eventuele opties.
Raadpleeg uw PEUGEOT-service-
punt voordat u andere elektrische
voorzieningen of accessoires in de
auto monteert of laat monteren. Zekering Ampère
Functies
MF1* 30 A
Motorventilateurgroep 200 W.
50 A Motorventilateurgroep 400 W en 460 W.
MF2* 30 A Pomp ABS/ESP.
MF3* 30 A Elektrokleppen ABS/ESP.
MF4* 80 A Voeding Intelligente Service Centrale (BSI).
MF5* 80 A Voeding Intelligente Service Centrale (BSI).
MF6* 80 A Zekeringkast dashboard.
MF8* 70 A Elektropompgroep stuurbekrachtiging.
PEUGEOT is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit het ver-
helpen van storingen veroorzaakt
door het monteren van extra ac-
cessoires die niet door PEUGEOT
aanbevolen en geleverd worden of
door voorzieningen die niet volgens
de voorschriften van PEUGEOT zijn
gemonteerd. Dit geldt met name voor
apparatuur met een stroomverbruik
van meer dan 10 milliampère. * De hoofdzekeringen zorgen voor
een extra beveiliging van de
elektrische installatie. Werkzaam-
heden aan de hoofdzekeringen
dienen door een PEUGEOT-ser-
vicepunt uitgevoerd te worden.
Praktische informatie

Page 146 of 197

128 -
01-06-2005
129
-
01-06-2005
ZEKERINGEN VERVANGEN
De zekeringkasten bevinden zich on-
der het dashboard (bestuurderszijde)
en onder de motorkap (links).
Goed Defect
Zekeringen dashboard
F Draai met een muntstuk de
schroef een kwart omwenteling
los en kantel het deksel om bij de
zekeringen te komen.
Zekering Ampère Functies F1 15 A Ruitenwisser achter.
F2 30 A Vergrendeling en supervergrendeling.
F3 5 A Elektronische eenheid airbags en pyrotechnische
gordelspanners.
F4 10 A Schakelaar rem- (STOP) en koppelingspedaal,
schakelaar koelvloeistofniveaumeter, sensor
verdraaiing stuurwiel, dubbele sensor ESP,
pomp roetilter, diagnoseaansluiting, elektro-
chrome binnenspiegel.
F5 30 A Elektrische ruitbediening vóór, schuif-/
kanteldak, verwarming buitenspiegels.
Vervangen van een zekering
Voordat u een zekering vervangt,
dient u eerst de oorzaak van de sto-
ring op te sporen en te (laten) verhel-
pen. De nummers van de zekeringen
zijn aangegeven op de zekeringkast.
Vervang een defecte zekering altijd
door een zekering met dezelfde
stroomsterkte (dezelfde kleur).
Gebruik de speciale tang, die zich
aan de binnenzijde van het deksel
van de zekeringkast van het dash-
board bevindt. Deze steun bevat
tevens de reservezekeringen.
Praktische informatie

Page 147 of 197

130 -
01-06-2005
131
-
01-06-2005
Zekering Ampère
Functies
F6 30 A Elektrische ruitbediening achter.
F7 5 A Plafonniers vóór en achter, kaartleeslampjes, verlichting dashboard kastje.
F8 20 A Autoradio, autoradio/telefoon, multifunctioneel display,
sirene inbraakalarm, eenheid
inbraakalarm, 12 V-aansluiting achter, servicecentrale trekhaakaansl uiting, eenheid lesauto.
F9 30 A 12 V-aansluiting vóór.
F10 15 A Elektronische eenheid automatische transmissie, elektronische eenhei
d detectie te lage
bandenspanning, remlichtschakelaar.
F11 15 A Diagnoseaansluiting, elektronische eenheid roetilter, conta ctslot met zwakstroom.
F12 15 A Eenheid lesauto.
F13 5 A Servicecentrale motor, regen-/lichtsensor.
F14 15 A Servicecentrale trekhaakaansluiting, instrumentenpaneel, elektroni
sche eenheid airbags,
volautomatische airconditioning, handsfree set.
F15 30 A Vergrendeling en supervergrendeling.
F16 - Shunt tijdens opslag.
F17 40 A Achterruitverwarming.
F39 20 A Stoelverwarming bestuurders- en passagiersstoel.
Praktische informatie

Page 148 of 197

134 -
01-06-2005
135
-
01-06-2005
WISSERBLADEN
VERVANGEN
De ruitenwissers in de
onderhoudsstand zetten
F
Bedien de ruitenwisserschakelaar
binnen één minuut na het afzetten
van het contact om de ruitenwis-
sers naar het midden van de
voorruit te bewegen (onderhouds-
stand).
Vervangen van een wisserblad
F Til de ruitenwisserarm op, maak de
clip los en verwijder het wisserblad.
F Monteer het nieuwe wisserblad
en zet de ruitenwisserarm terug.
Opmerking: Het kortste wisserblad
moet op de rechter ruitenwisserarm
worden gemonteerd.
Zet het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de
ruitenwissers in de ruststand te
zetten.
ACCU
Laden met behulp van een
acculader:
- maak de accupoolklemmen los, te beginnen met de (-) kabel,
- volg de aanwijzingen van de fabri- kant op de acculader,
- controleer of de accupolen en de klemmen schoon zijn. Indien ze be-
dekt zijn met een (witte of groene)
oxidatielaag, neem dan de accuka-
bels los en reinig de polen en de
klemmen,
- sluit de accukabels weer aan, te beginnen met de (-) kabel. Wacht 2 minuten na het
uitzetten van het contact
alvorens de accu los te
koppelen.
Maak de accupoolklemmen niet los
bij draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de ac-
cukabels los te nemen.
Sluit ruiten en schuifdak voordat de
accupoolklemmen worden losge-
maakt. Als de ruiten of het schuifdak
na het weer aansluiten niet goed wer-
ken, dienen deze te worden gereset
(zie "Resetten elektrisch bedienbare
ruiten" en "Schuif-/kanteldak").
Zet, elke keer nadat de accukabels
weer zijn aangesloten, het contact
AAN en wacht 1 minuut alvorens de
motor te starten, zodat de elektroni-
sche systemen geïnitialiseerd kunnen
worden. Raadpleeg uw PEUGEOT-
servicepunt als er zich na deze han-
deling toch nog problemen voordoen.
Na het weer aansluiten van de ac-
cukabels is het noodzakelijk de
afstandsbediening opnieuw te syn-
chroniseren en het navigatiesysteem
te resetten (zie het desbetreffende
hoofdstuk).
Het is raadzaam de accu los te
koppelen als uw auto langer dan
een maand buiten gebruik is.
Starten met een hulpaccu:
- sluit eerst de rode kabel aan op de (+) polen van de beide accu's,
- sluit de groene of zwarte kabel aan op de (-) pool van de hulpaccu
aan,
- sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel aan op een
zo ver mogelijk van de accu verwij-
derd massapunt van de te starten
auto aan,
- stel de startmotor in werking en laat de motor draaien,
- wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels los.
Accu's bevatten schadelijke
stoffen zoals zwavelzuur en
lood. Accu's moeten volgens
de wettelijke voorschriften
worden afgevoerd en mogen
in geen geval bij het huisvuil terechtko-
men.
Lever lege batterijen en accu's in bij
een speciaal afvalstoffendepot.
Praktische informatie

Page 149 of 197

134 -
01-06-2005
135
-
01-06-2005
ECO-MODE
Nadat de motor is afgezet, wordt een
aantal elektrische voorzieningen (rui-
tenwissers, ruitbediening, schuifdak,
plafonniers, autoradio, telefoon, enz.)
na in totaal ongeveer een half uur au-
tomatisch uitgeschakeld, om te voor-
komen dat de accu ontladen raakt.
Op dat moment geeft een melding op
het multifunctionele display aan dat
de eco-mode is ingeschakeld.
De functies worden automatisch
weer ingeschakeld als de motor ge-
start wordt.
Om de functies direct weer te kunnen
gebruiken moet de motor worden ge-
start en moet deze gedurende enige
tijd draaien.
De beschikbare tijd bedraagt het
dubbele van de tijd dat de motor
heeft gedraaid. Deze tijd zal echter
altijd tussen de 5 en 30 minuten be-
dragen.
Opmerking:
Als u op het moment
dat de spaarstand wordt ingescha-
keld aan het telefoneren bent, kunt
u het telefoongesprek gewoon voort-
zetten.
Als de accu ontladen is,
kan de motor niet gestart
worden.
SPAARFASE ACCU
In verband met de laadtoestand van
de accu kunnen tijdens het rijden som-
mige voorzieningen (airconditioning,
achterruitverwarming, interieurverwar-
ming bij auto's met een dieselmotor,
enz.) tijdelijk uitgeschakeld worden.
Deze voorzieningen worden weer
automatisch ingeschakeld zodra de
laadtoestand van de accu dit toe-
laat.
Opmerking: De uitgeschakelde
voorzieningen kunnen tevens hand-
matig weer ingeschakeld worden.
Hierbij bestaat het risico dat de accu
ontladen raakt.
Praktische informatie

Page 150 of 197

136 -
01-06-2005
137
-
01-06-2005
Zonder takelen
(4 wielen op de grond)
Gebruik hiervoor altijd een sleep-
stang.
Het afneembare sleepoog is in het
reservewiel opgeborgen.
Break:
Het afneembare sleepoog
bevindt zich in het rechterzijpaneel
van de bagageruimte. Aan de voorzijde:
F
Maak het klepje los door op de
onderkant ervan te drukken.
F Draai het sleepoog vast tot het
stuit.
Getakeld
(2 wielen op de grond)
Het professioneel takelen van de
wagen geniet de voorkeur.
Bij het slepen van de auto
met stilstaande motor zijn
de rembekrachtiging en de
stuurbekrachtiging uitge-
schakeld.
SLEPEN VAN UW AUTO
Aan de achterzijde:
F Maak het klepje aan de boven-
kant los met behulp van een
muntstuk.
F Draai het sleepoog vast tot het
stuit.
Bijzonderheden automatische
transmissie
Bij het slepen van de auto, zonder
takelen, moet aan de volgende voor-
waarden voldaan worden:
- Zet de selectiehendel in de stand N,
- Rijd met een snelheid van maxi- maal 50 km/h en sleep de auto
over een afstand van hoogstens
50 km.
- Voeg geen extra vloeistof toe aan de automatische transmissie.
Praktische informatie

Page:   < prev 1-10 ... 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 ... 200 next >