Peugeot 307 SW 2005 Handleiding (in Dutch)

Page 121 of 193

112 -
28-02-2005
113
-
28-02-2005
LICHTSCHAKELAAR
Verlichting vóór en achter
(ring A)
F
Draai de ring A in de gewenste stand.
Overschakelen van dim- naar
grootlicht F Trek de hendel naar u toe. Auto's met mistlampen vóór en
mistachterlicht (ring C)
Lichten uit
Parkeerlichten
Dim-/grootlicht Mistachterlicht
Mistlampen vóór (draai de
ring 1 stand naar voren). Mistlampen vóór en
mistachterlicht (draai
de ring 2 standen
naar voren).
Opmerking:
Draai
de ring twee standen naar achteren
om achtereenvolgens het mistach-
terlicht en de mistlampen vóór te
doven.
Opmerking: Wanneer de verlichting
automatisch wordt uitgeschakeld of
het dimlicht met de lichtschakelaar
wordt uitgeschakeld, blijven de mist-
lampen vóór, het mistachterlicht en
de parkeerlichten branden.
Draai de ring naar achteren om de
mistlampen vóór uit te schakelen.
De parkeerlichten worden dan auto-
matisch uitgeschakeld (alleen als de
verlichting automatisch wordt uitge-
schakeld).
Auto's met mistachterlicht
(ring B)
Het mistachterlicht werkt in combina-
tie met dimlicht en grootlicht.
Opmerking:
Wanneer de verlichting
automatisch wordt uitgeschakeld,
blijven het mistachterlicht en het
dimlicht branden. Draai de ring naar
achteren om het mistachterlicht uit
te schakelen. Het dimlicht wordt dan
automatisch uitgeschakeld. De mistlampen vóór werken in com-
binatie met de parkeerlichten en het
dimlicht.
Als het grootlicht wordt ingescha-
keld, worden de mistlampen vóór
uitgeschakeld.
Mistlampen vóór/mistachterlicht
F Draai de ring B of C naar voren om de
mistlampen en het mistachterlicht in te
schakelen en naar achteren om ze uit te
schakelen. Het branden van de mistlam-
pen wordt aangegeven door een verklik-
kerlampje op het instrumentenpaneel.
Geluidssignaal vergeten
verlichting
Als het contact is afgezet, de functie auto-
matisch inschakelen van de verlichting niet is
geactiveerd en het bestuurdersportier wordt
geopend, klinkt een geluidssignaal om aan te
geven dat de verlichting nog brandt.
Bij helder of regenachtig
weer, zowel overdag als 's
nachts, zijn de mistlampen
vóór en het mistachterlicht
verblindend voor mede-
weggebruikers en daarom niet toe-
gestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te zet-
ten zodra ze niet meer nodig zijn.
Zicht

Page 122 of 193

112 -
28-02-2005
113
-
28-02-2005
Automatisch inschakelen van
de verlichting
Het parkeerlicht en het dimlicht
worden automatisch ingeschakeld
als de lichtsterkte van de omgeving
onvoldoende is en als de ruitenwis-
sers wissen. De verlichting wordt uit-
geschakeld als de lichtsterkte van de
omgeving weer voldoende is of het
wissen is gestopt.
Opmerking:
bij mist of sneeuwval
kan de lichtsensor voldoende licht
waarnemen en zullen de lichten niet
automatisch worden ingeschakeld. Uitschakelen
Bij het uitschakelen van de functie
verschijnt een melding op het multi-
functionele display.
De functie wordt tijdelijk uitgescha-
keld als de verlichting met de licht-
schakelaar wordt bediend.
Follow me home (handmatig)
Als de functie
automatisch inscha-
kelen van de verlichting niet actief
is, blijven de parkeer- en dimlichten
gedurende de ingestelde tijdsduur
van de automatische follow me home
branden.
Bij auto's zonder de functie automa-
tisch inschakelen van de verlich-
ting blijven de parkeer- en dimlichten
als u de auto verlaat nog ongeveer
1 minuut branden.
Richtingaanwijzers
Links: omlaag.
Rechts: omhoog.
Opmerking: indien u bij een wagen-
snelheid hoger dan 80 km/h vergeet
de richtingaanwijzers af te zetten,
wordt automatisch het knippergeluid
versterkt.
Follow me home (automatisch)
Als het contact is afgezet en de func-
tie automatisch inschakelen van
de verlichting actief is, blijven de
parkeer- en dimlichten gedurende
een geselecteerde tijdsduur branden
als u de auto verlaat: Inschakelen: F
zet de motor af,
F geef een "lichtsignaal",
F verlaat en vergrendel de auto.
Uitschakelen: F geef nogmaals een "lichtsignaal",
F verlaat en vergrendel de auto.
Deze functie kan worden
in- en uitgeschakeld via
het coniguratiemenu
van het multifunctionele
display.
De tijdsduur kan even-
eens worden ingesteld
(15, 30 of 60 s) via het coniguratie-
menu van het multifunctionele dis-
play, behalve bij het monochroom
display A waarbij de tijdsduur voor-
geprogrammeerd is.
Uitschakelen: F geef een "lichtsignaal",
F verlaat en vergrendel de auto. De functie kan worden
in- of uitgeschakeld via
het coniguratiemenu

van het multifunctionele
display.
Inschakelen
Bij het inschakelen van de functie
verschijnt een melding op het multi-
functionele display.
De functie is actief als de lichtscha-
kelaar in de stand 0 staat.
Bij een storing in de lichtsensor
gaat de verlichting branden en wordt
het pictogram service weergegeven
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het multifunctio-
nele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt.
Dek de lichtsensor, die aan
de regensensor is gekop-
peld en zich in het midden
van de voorruit, achter de
binnenspiegel bevindt, niet
af. Deze sensor regelt de automati-
sche verlichting.
Zicht

Page 123 of 193

112 -
28-02-2005
113
-
28-02-2005
Automatisch inschakelen van
de verlichting
Het parkeerlicht en het dimlicht
worden automatisch ingeschakeld
als de lichtsterkte van de omgeving
onvoldoende is en als de ruitenwis-
sers wissen. De verlichting wordt uit-
geschakeld als de lichtsterkte van de
omgeving weer voldoende is of het
wissen is gestopt.
Opmerking:
bij mist of sneeuwval
kan de lichtsensor voldoende licht
waarnemen en zullen de lichten niet
automatisch worden ingeschakeld. Uitschakelen
Bij het uitschakelen van de functie
verschijnt een melding op het multi-
functionele display.
De functie wordt tijdelijk uitgescha-
keld als de verlichting met de licht-
schakelaar wordt bediend.
Follow me home (handmatig)
Als de functie
automatisch inscha-
kelen van de verlichting niet actief
is, blijven de parkeer- en dimlichten
gedurende de ingestelde tijdsduur
van de automatische follow me home
branden.
Bij auto's zonder de functie automa-
tisch inschakelen van de verlich-
ting blijven de parkeer- en dimlichten
als u de auto verlaat nog ongeveer
1 minuut branden.
Richtingaanwijzers
Links: omlaag.
Rechts: omhoog.
Opmerking: indien u bij een wagen-
snelheid hoger dan 80 km/h vergeet
de richtingaanwijzers af te zetten,
wordt automatisch het knippergeluid
versterkt.
Follow me home (automatisch)
Als het contact is afgezet en de func-
tie automatisch inschakelen van
de verlichting actief is, blijven de
parkeer- en dimlichten gedurende
een geselecteerde tijdsduur branden
als u de auto verlaat: Inschakelen: F
zet de motor af,
F geef een "lichtsignaal",
F verlaat en vergrendel de auto.
Uitschakelen: F geef nogmaals een "lichtsignaal",
F verlaat en vergrendel de auto.
Deze functie kan worden
in- en uitgeschakeld via
het coniguratiemenu
van het multifunctionele
display.
De tijdsduur kan even-
eens worden ingesteld
(15, 30 of 60 s) via het coniguratie-
menu van het multifunctionele dis-
play, behalve bij het monochroom
display A waarbij de tijdsduur voor-
geprogrammeerd is.
Uitschakelen: F geef een "lichtsignaal",
F verlaat en vergrendel de auto. De functie kan worden
in- of uitgeschakeld via
het coniguratiemenu

van het multifunctionele
display.
Inschakelen
Bij het inschakelen van de functie
verschijnt een melding op het multi-
functionele display.
De functie is actief als de lichtscha-
kelaar in de stand 0 staat.
Bij een storing in de lichtsensor
gaat de verlichting branden en wordt
het pictogram service weergegeven
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het multifunctio-
nele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt.
Dek de lichtsensor, die aan
de regensensor is gekop-
peld en zich in het midden
van de voorruit, achter de
binnenspiegel bevindt, niet
af. Deze sensor regelt de automati-
sche verlichting.
Zicht

Page 124 of 193

114 -
28-02-2005
115
-
28-02-2005
KOPLAMPEN VERSTELLEN
Afhankelijk van de belading van de
auto wordt aanbevolen de koplam-
pen te verstellen.
0.
1 of 2 personen voorin.
-. 3 personen.
1. 5 - 7 personen.
2. 5 - 7 personen + maximaal
toegestane belading.
3. Bestuurder + maximaal
toegestane belading.
Stand 0: basisinstelling.RUITENWISSERSCHAKELAAR
Ruitenwissers vóór met
automatische stand
2 Hoge snelheid
(hevige neerslag).
1 Normale snelheid
(matige regenval).
I Interval.
0 Uit.
AUTO â Automatisch wissen of
één keer wissen (omlaag
duwen).
In de Intervalstand wordt de snelheid
van de wissers aangepast aan de
rijsnelheid.
In de stand AUTO wordt de snel-
heid van de wissers aangepast aan
de hoeveelheid neerslag. Duw de
schakelaar één keer omlaag om de
automatische werking van de ruiten-
wissers in te schakelen.
Duw de schakelaar nogmaals om-
laag om de ruitenwissers één keer te
laten wissen.
Ruitenwissers vóór met
intervalstand
2
Hoge snelheid
(hevige neerslag).
1 Normale snelheid
(matige regenval).
I Interval.
0 Uit.
â Eén keer wissen
(omlaag duwen).
In de Intervalstand wordt de snelheid
van de wissers aangepast aan de
rijsnelheid.
Zicht

Page 125 of 193

114 -
28-02-2005
115
-
28-02-2005
KOPLAMPEN VERSTELLEN
Afhankelijk van de belading van de
auto wordt aanbevolen de koplam-
pen te verstellen.
0.
1 of 2 personen voorin.
-. 3 personen.
1. 5 - 7 personen.
2. 5 - 7 personen + maximaal
toegestane belading.
3. Bestuurder + maximaal
toegestane belading.
Stand 0: basisinstelling.RUITENWISSERSCHAKELAAR
Ruitenwissers vóór met
automatische stand
2 Hoge snelheid
(hevige neerslag).
1 Normale snelheid
(matige regenval).
I Interval.
0 Uit.
AUTO â Automatisch wissen of
één keer wissen (omlaag
duwen).
In de Intervalstand wordt de snelheid
van de wissers aangepast aan de
rijsnelheid.
In de stand AUTO wordt de snel-
heid van de wissers aangepast aan
de hoeveelheid neerslag. Duw de
schakelaar één keer omlaag om de
automatische werking van de ruiten-
wissers in te schakelen.
Duw de schakelaar nogmaals om-
laag om de ruitenwissers één keer te
laten wissen.
Ruitenwissers vóór met
intervalstand
2
Hoge snelheid
(hevige neerslag).
1 Normale snelheid
(matige regenval).
I Interval.
0 Uit.
â Eén keer wissen
(omlaag duwen).
In de Intervalstand wordt de snelheid
van de wissers aangepast aan de
rijsnelheid.
Zicht

Page 126 of 193

114 -
28-02-2005
115
-
28-02-2005
Speciale stand van de
ruitenwissers voor
Als de ruitenwisserschakelaar bin-
nen één minuut nadat het contact is
afgezet wordt bediend, bewegen de
ruitenwissers naar het midden van
de voorruit.
Deze stand kan worden gebruikt
voor 's winters parkeren en het ver-
vangen of het reinigen van de rui-
tenwisserbladen (Zie het hoofdstuk
"Praktische informatie - § Ruitenwis-
serblad vervangen").
Zet het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de ruiten-
wissers na de werkzaamheden weer
in de ruststand te zetten.
Ruitensproeiers en
koplampsproeiers
Trek de ruitenwisserschakelaar naar
u toe. De ruitensproeiers treden in
werking, waarna enige tijd de ruiten-
wissers worden ingeschakeld om de
ruit schoon te wissen.
Als de dim-/grootlichten branden
,
worden tegelijk ook de koplamp-
sproeiers geactiveerd.Automatische ruitenwissers
In de stand AUTO werkt de ruiten-
wisser automatisch en wordt de
snelheid van de wissers aan de
hoeveelheid neerslag aangepast.
Dek de regensensor, op de
voorruit achter de binnen-
spiegel, niet af.
Zet het contact uit als de
auto gewassen wordt in
een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen
van het automatisch wissen tot de
voorruit ontdooid is.
Inschakelen
Bij het inschakelen van de automati-
sche ruitenwissers verschijnt een mel-
ding
op het multifunctionele display.
Als het contact meer dan 1 minuut afge-
zet is geweest, moet de automatische
werking van de ruitenwissers opnieuw
worden geactiveerd door de schakelaar
één keer omlaag te bewegen.
Ruitenwisser achter
Draai de ring A in de eerste
stand voor de intervalscha-
keling.
Als de ruitenwissers zijn
ingeschakeld op het moment dat de
achteruitversnelling wordt ingescha-
keld, wordt de ruitenwisser achter
ingeschakeld.
Deze functie kan wor-
den in- of uitgeschakeld
via het coniguratieme-
nu van het multifunctio-
nele display.
Schakel de automati-
sche werking van de
ruitenwisser achter uit bij sneeuwval
of strenge vorst en bij montage van
een ietsendrager op de achterklep.
Dit kan worden uitgevoerd via het
coniguratiemenu van het multifunc-
tionele display.
Ruitensproeier achter
Draai de ring A voorbij
de eerste stand, zodat de
ruitensproeier in werking
treedt en vervolgens de
ruitenwisser enige tijd wordt inge-
schakeld.
Uitschakelen
Als de functie wordt uitgeschakeld,
verschijnt er een melding op het mul-
tifunctionele display.
De functie wordt uitgeschakeld als
de schakelaar in de stand
I, 1 of 2
wordt gezet.
In het geval van een storing in de
werking van de automatische ruiten-
wissers werken de ruitenwissers in
de intervalstand.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt om het systeem te laten con-
troleren.
Zicht

Page 127 of 193

114 -
28-02-2005
115
-
28-02-2005
Speciale stand van de
ruitenwissers voor
Als de ruitenwisserschakelaar bin-
nen één minuut nadat het contact is
afgezet wordt bediend, bewegen de
ruitenwissers naar het midden van
de voorruit.
Deze stand kan worden gebruikt
voor 's winters parkeren en het ver-
vangen of het reinigen van de rui-
tenwisserbladen (Zie het hoofdstuk
"Praktische informatie - § Ruitenwis-
serblad vervangen").
Zet het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de ruiten-
wissers na de werkzaamheden weer
in de ruststand te zetten.
Ruitensproeiers en
koplampsproeiers
Trek de ruitenwisserschakelaar naar
u toe. De ruitensproeiers treden in
werking, waarna enige tijd de ruiten-
wissers worden ingeschakeld om de
ruit schoon te wissen.
Als de dim-/grootlichten branden
,
worden tegelijk ook de koplamp-
sproeiers geactiveerd.Automatische ruitenwissers
In de stand AUTO werkt de ruiten-
wisser automatisch en wordt de
snelheid van de wissers aan de
hoeveelheid neerslag aangepast.
Dek de regensensor, op de
voorruit achter de binnen-
spiegel, niet af.
Zet het contact uit als de
auto gewassen wordt in
een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen
van het automatisch wissen tot de
voorruit ontdooid is.
Inschakelen
Bij het inschakelen van de automati-
sche ruitenwissers verschijnt een mel-
ding
op het multifunctionele display.
Als het contact meer dan 1 minuut afge-
zet is geweest, moet de automatische
werking van de ruitenwissers opnieuw
worden geactiveerd door de schakelaar
één keer omlaag te bewegen.
Ruitenwisser achter
Draai de ring A in de eerste
stand voor de intervalscha-
keling.
Als de ruitenwissers zijn
ingeschakeld op het moment dat de
achteruitversnelling wordt ingescha-
keld, wordt de ruitenwisser achter
ingeschakeld.
Deze functie kan wor-
den in- of uitgeschakeld
via het coniguratieme-
nu van het multifunctio-
nele display.
Schakel de automati-
sche werking van de
ruitenwisser achter uit bij sneeuwval
of strenge vorst en bij montage van
een ietsendrager op de achterklep.
Dit kan worden uitgevoerd via het
coniguratiemenu van het multifunc-
tionele display.
Ruitensproeier achter
Draai de ring A voorbij
de eerste stand, zodat de
ruitensproeier in werking
treedt en vervolgens de
ruitenwisser enige tijd wordt inge-
schakeld.
Uitschakelen
Als de functie wordt uitgeschakeld,
verschijnt er een melding op het mul-
tifunctionele display.
De functie wordt uitgeschakeld als
de schakelaar in de stand
I, 1 of 2
wordt gezet.
In het geval van een storing in de
werking van de automatische ruiten-
wissers werken de ruitenwissers in
de intervalstand.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt om het systeem te laten con-
troleren.
Zicht

Page 128 of 193

116 -
28-02-2005
PLAFONNIERS
1. Plafonnier vóór
2. Kaartleeslampjes vóór
Druk bij aangezet contact op de des-
betreffende schakelaar.
3. Leeslampjes 2
e zitrij
Druk bij aangezet contact op de des-
betreffende schakelaar.
4 - Plafonnier 3
e zitrij
Door op de knop 1 of 4 te drukken
gaan de plafonniers vóór en achter
gedurende 10 minuten branden.
Door op de knop 3 te drukken gaat het
desbetreffende leeslampje branden.
De plafonniers vóór en achter gaan
automatisch branden als de sleutel
uit het contact wordt gehaald, bij het
ontgrendelen van de auto of zodra er
een portier wordt geopend.
Ze gaan langzaam uit:
- als het contact wordt aangezet,
- 30 seconden nadat bij afgezet con- tact het laatste portier is gesloten,
- bij het vergrendelen van de auto. Uitschakelen
De plafonniers kunnen worden uit-
geschakeld door de schakelaar
1
meer dan drie seconden ingedrukt te
houden. Het is door kort op de knop
1 of 4 te drukken mogelijk alleen de
desbetreffende plafonnier in en uit te
schakelen.
De kaartleeslampjes kunnen altijd
gewoon worden bediend.
Inschakelen
Druk nogmaals op de schakelaar 1
om de automatische verlichting op-
nieuw in te schakelen.
Zicht

Page 129 of 193

117Indelingen-
28-02-2005
MAKE-UPSPIEGEL MET
VERLICHTING
Als het contact aan is, gaat de ver-
lichting van de make-upspiegel bran-
den zodra het afdekklepje geopend
wordt.
VENSTERS VOOR TOL-/
PARKEERKAARTEN
De athermische voorruit bevat twee
niet-relecterende gedeelten aan weers-
kanten van de binnenspiegel.
Hier kunnen de tol- en/of parkeerkaar-
ten worden bevestigd.

Page 130 of 193

Indelingen118 -
28-02-2005
119Indelingen-
28-02-2005

Page:   < prev 1-10 ... 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 ... 200 next >