Peugeot 307 SW 2005 Handleiding (in Dutch)

Page 21 of 193

24 -
28-02-2005
25
-
28-02-2005
Op 0 zetten van de
onderhoudsintervalindicator
Uw PEUGEOT-servicepunt zet de
onderhoudsintervalindicator na elke
onderhoudsbeurt weer op 0.
Als u zelf de onderhoudscontrole
van uw auto heeft uitgevoerd, kan de
onderhoudsintervalindicator op de
volgende wijze op 0 gezet worden:
F
Zet het contact af.
F Druk op de resetknop van de dag-
teller en houd deze ingedrukt.
F Zet het contact aan.
De kilometerteller begint terug te
tellen.
Laat de knop los als de onderhouds-
intervalindicator "= 0" aangeeft; de
onderhoudssleutel verdwijnt.
Belangrijk: als u na deze handeling
de accu wilt loskoppelen, vergrendel
dan de auto en wacht minimaal vijf
minuten. Het resetten van de onder-
houdsintervalindicator zal anders
niet worden opgeslagen.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is overschreden.
Als het contact wordt aangezet, gaat
gedurende 5 seconden de onder-
houdssleutel knipperen.
Voorbeeld:
U heeft de afstand tot de eerstvolgen-
de onderhoudsbeurt met 300 km overschreden.
Er moeten zo snel mogelijk onderhoudswerk-
zaamheden worden uitgevoerd.
Als het contact wordt aangezet, geeft het dis-
play gedurende 5 seconden het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer
in werking en blijft de onderhouds-
sleutel branden . De teller geeft de
kilometerstand en de stand van de
dagteller aan.
Opmerking: De onderhoudssleutel
kan ook gaan branden als het inter-
val van twee jaar is overschreden.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is minder dan 1.000 km.
Voorbeeld:
De afstand tot de eerst-
volgende onderhoudscontrole be-
draagt 900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft
het display gedurende 5 seconden
het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer
in werking en blijft de onderhouds-
sleutel branden . Dit om aan te geven dat er binnenkort
onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd
moeten worden. De teller geeft de kilo-
meterstand en de stand van de dagteller
aan.
Controle tijdens het rijden

Page 22 of 193

24 -
28-02-2005
25
-
28-02-2005
Dimmer
dashboard-verlichting
Druk, tijdens het branden van de
verlichting, op de knop om de sterkte
van de dashboardverlichting te veran-
deren. Als de verlichting de zwakste
(of felste) stand heeft bereikt, laat dan
de knop los en druk deze vervolgens
opnieuw in om de verlichting weer fel-
ler (of zwakker) te maken.
Laat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
Nulstelling dagteller
Druk, terwijl het contact aan is, de
knop in tot de nullen verschijnen.
Door kort op de knop te drukken kun-
nen de dagteller en de ingestelde
snelheid van de snelheidsregelaar
of snelheidsbegrenzer afwisselend
worden weergegeven, indien een
van deze systemen is geactiveerd.
Motorolieniveaumeter
Bij het aanzetten van het contact
wordt eerst de onderhoudsintervalin-
dicator weergegeven en vervolgens
gedurende enkele seconden het mo-
torolieniveau.
Olieniveau correct
Storing motorolieniveaumeter Als de aanduiding
"OIL--" knippert,
duidt dit op een
storing in de mo-
torolieniveaumeter.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Een controle van het olieniveau
is alleen betrouwbaar als de auto
op een vlakke, horizontale onder-
grond staat en de motor minstens
15 minuten niet heeft gedraaid.
Als de aanduiding
"OIL" knippert in
combinatie met het
v e r k l i k k e r l a m p j e
service, een ge-
luidssignaal en
een melding op het
multifunctionele display, is het motor-
olieniveau te laag, waardoor ernstige
motorschade kan ontstaan.
Controleer het olieniveau met de peil-
stok. Als blijkt dat het olieniveau te
laag is, moet olie worden bijgevuld.
Te weinig olie Oliepeilstok
2 merktekens op de peil-
stok:- het oliepeil mag nooit boven het niveau A uitko-
men,
- als het oliepeil niet boven het niveau B uitkomt,
moet het voor de motor
van uw auto voorgeschre-
ven type motorolie worden
bijgevuld via de vuldop.
A = maxi.
B = mini.
Controle tijdens het rijden

Page 23 of 193

22 -
28-02-2005
23
-
28-02-2005
DISPLAY
INSTRUMENTENPANEEL
Dit heeft na het aanzetten van het
contact 3 verschillende functies:
- onderhoudsintervalindicator,
- motorolieniveaumeter,
- kilometerteller (totale kilometer-
stand en dagteller).
Opmerking: De totale kilometer-
stand en de dagteller worden gedu-
rende dertig seconden na het uitzet-
ten van het contact, bij het openen
van het bestuurdersportier en bij het
vergrendelen en ontgrendelen van
de auto weergegeven.
Het display geeft tevens informatie
met betrekking tot de snelheidsre-
gelaar of -begrenzer indien één van
beiden is ingeschakeld (zie het des-
betreffende hoofdstuk).
Onderhoudsintervalindicator
De onderhoudsintervalindicator geeft
de afstand tot de volgende onder-
houdscontrole aan overeenkomstig
het onderhoudsschema van de fa-
brikant.
Deze afstand wordt berekend vanaf
de laatste nulstelling van de onder-
houdsintervalindicator (zie het des-
betreffende hoofdstuk) op basis van
twee parameters:
- het afgelegde aantal kilometers,
- de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudscontrole.
Opmerking: afhankelijk van de ge-
bruiksgewoonten van de bestuurder
kan de factor tijd worden meegewogen
bij de nog af te leggen kilometers. Werking
Als het contact wordt aangezet, gaat
gedurende 5 seconden de onder-
houdssleutel branden. De kilometer-
teller geeft de resterende kilometers
(afgerond) tot de eerstvolgende on-
derhoudscontrole aan.
Voorbeeld:
De afstand tot de eerstvol-
gende onderhoudscontrole bedraagt
4.800 km. Als het contact wordt aan-
gezet, geeft het display gedurende
5 seconden het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van
het contact geeft de teller weer de
kilometerstand en de stand van de
dagteller aan.
Controle tijdens het rijden

Page 24 of 193

22 -
28-02-2005
23
-
28-02-2005
DISPLAY
INSTRUMENTENPANEEL
Dit heeft na het aanzetten van het
contact 3 verschillende functies:
- onderhoudsintervalindicator,
- motorolieniveaumeter,
- kilometerteller (totale kilometer-
stand en dagteller).
Opmerking: De totale kilometer-
stand en de dagteller worden gedu-
rende dertig seconden na het uitzet-
ten van het contact, bij het openen
van het bestuurdersportier en bij het
vergrendelen en ontgrendelen van
de auto weergegeven.
Het display geeft tevens informatie
met betrekking tot de snelheidsre-
gelaar of -begrenzer indien één van
beiden is ingeschakeld (zie het des-
betreffende hoofdstuk).
Onderhoudsintervalindicator
De onderhoudsintervalindicator geeft
de afstand tot de volgende onder-
houdscontrole aan overeenkomstig
het onderhoudsschema van de fa-
brikant.
Deze afstand wordt berekend vanaf
de laatste nulstelling van de onder-
houdsintervalindicator (zie het des-
betreffende hoofdstuk) op basis van
twee parameters:
- het afgelegde aantal kilometers,
- de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudscontrole.
Opmerking: afhankelijk van de ge-
bruiksgewoonten van de bestuurder
kan de factor tijd worden meegewogen
bij de nog af te leggen kilometers. Werking
Als het contact wordt aangezet, gaat
gedurende 5 seconden de onder-
houdssleutel branden. De kilometer-
teller geeft de resterende kilometers
(afgerond) tot de eerstvolgende on-
derhoudscontrole aan.
Voorbeeld:
De afstand tot de eerstvol-
gende onderhoudscontrole bedraagt
4.800 km. Als het contact wordt aan-
gezet, geeft het display gedurende
5 seconden het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van
het contact geeft de teller weer de
kilometerstand en de stand van de
dagteller aan.
Controle tijdens het rijden

Page 25 of 193

24 -
28-02-2005
25
-
28-02-2005
Op 0 zetten van de
onderhoudsintervalindicator
Uw PEUGEOT-servicepunt zet de
onderhoudsintervalindicator na elke
onderhoudsbeurt weer op 0.
Als u zelf de onderhoudscontrole
van uw auto heeft uitgevoerd, kan de
onderhoudsintervalindicator op de
volgende wijze op 0 gezet worden:
F
Zet het contact af.
F Druk op de resetknop van de dag-
teller en houd deze ingedrukt.
F Zet het contact aan.
De kilometerteller begint terug te
tellen.
Laat de knop los als de onderhouds-
intervalindicator "= 0" aangeeft; de
onderhoudssleutel verdwijnt.
Belangrijk: als u na deze handeling
de accu wilt loskoppelen, vergrendel
dan de auto en wacht minimaal vijf
minuten. Het resetten van de onder-
houdsintervalindicator zal anders
niet worden opgeslagen.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is overschreden.
Als het contact wordt aangezet, gaat
gedurende 5 seconden de onder-
houdssleutel knipperen.
Voorbeeld:
U heeft de afstand tot de eerstvolgen-
de onderhoudsbeurt met 300 km overschreden.
Er moeten zo snel mogelijk onderhoudswerk-
zaamheden worden uitgevoerd.
Als het contact wordt aangezet, geeft het dis-
play gedurende 5 seconden het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer
in werking en blijft de onderhouds-
sleutel branden . De teller geeft de
kilometerstand en de stand van de
dagteller aan.
Opmerking: De onderhoudssleutel
kan ook gaan branden als het inter-
val van twee jaar is overschreden.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is minder dan 1.000 km.
Voorbeeld:
De afstand tot de eerst-
volgende onderhoudscontrole be-
draagt 900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft
het display gedurende 5 seconden
het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer
in werking en blijft de onderhouds-
sleutel branden . Dit om aan te geven dat er binnenkort
onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd
moeten worden. De teller geeft de kilo-
meterstand en de stand van de dagteller
aan.
Controle tijdens het rijden

Page 26 of 193

24 -
28-02-2005
25
-
28-02-2005
Op 0 zetten van de
onderhoudsintervalindicator
Uw PEUGEOT-servicepunt zet de
onderhoudsintervalindicator na elke
onderhoudsbeurt weer op 0.
Als u zelf de onderhoudscontrole
van uw auto heeft uitgevoerd, kan de
onderhoudsintervalindicator op de
volgende wijze op 0 gezet worden:
F
Zet het contact af.
F Druk op de resetknop van de dag-
teller en houd deze ingedrukt.
F Zet het contact aan.
De kilometerteller begint terug te
tellen.
Laat de knop los als de onderhouds-
intervalindicator "= 0" aangeeft; de
onderhoudssleutel verdwijnt.
Belangrijk: als u na deze handeling
de accu wilt loskoppelen, vergrendel
dan de auto en wacht minimaal vijf
minuten. Het resetten van de onder-
houdsintervalindicator zal anders
niet worden opgeslagen.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is overschreden.
Als het contact wordt aangezet, gaat
gedurende 5 seconden de onder-
houdssleutel knipperen.
Voorbeeld:
U heeft de afstand tot de eerstvolgen-
de onderhoudsbeurt met 300 km overschreden.
Er moeten zo snel mogelijk onderhoudswerk-
zaamheden worden uitgevoerd.
Als het contact wordt aangezet, geeft het dis-
play gedurende 5 seconden het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer
in werking en blijft de onderhouds-
sleutel branden . De teller geeft de
kilometerstand en de stand van de
dagteller aan.
Opmerking: De onderhoudssleutel
kan ook gaan branden als het inter-
val van twee jaar is overschreden.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is minder dan 1.000 km.
Voorbeeld:
De afstand tot de eerst-
volgende onderhoudscontrole be-
draagt 900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft
het display gedurende 5 seconden
het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer
in werking en blijft de onderhouds-
sleutel branden . Dit om aan te geven dat er binnenkort
onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd
moeten worden. De teller geeft de kilo-
meterstand en de stand van de dagteller
aan.
Controle tijdens het rijden

Page 27 of 193

24 -
28-02-2005
25
-
28-02-2005
Dimmer
dashboard-verlichting
Druk, tijdens het branden van de
verlichting, op de knop om de sterkte
van de dashboardverlichting te veran-
deren. Als de verlichting de zwakste
(of felste) stand heeft bereikt, laat dan
de knop los en druk deze vervolgens
opnieuw in om de verlichting weer fel-
ler (of zwakker) te maken.
Laat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
Nulstelling dagteller
Druk, terwijl het contact aan is, de
knop in tot de nullen verschijnen.
Door kort op de knop te drukken kun-
nen de dagteller en de ingestelde
snelheid van de snelheidsregelaar
of snelheidsbegrenzer afwisselend
worden weergegeven, indien een
van deze systemen is geactiveerd.
Motorolieniveaumeter
Bij het aanzetten van het contact
wordt eerst de onderhoudsintervalin-
dicator weergegeven en vervolgens
gedurende enkele seconden het mo-
torolieniveau.
Olieniveau correct
Storing motorolieniveaumeter Als de aanduiding
"OIL--" knippert,
duidt dit op een
storing in de mo-
torolieniveaumeter.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Een controle van het olieniveau
is alleen betrouwbaar als de auto
op een vlakke, horizontale onder-
grond staat en de motor minstens
15 minuten niet heeft gedraaid.
Als de aanduiding
"OIL" knippert in
combinatie met het
v e r k l i k k e r l a m p j e
service, een ge-
luidssignaal en
een melding op het
multifunctionele display, is het motor-
olieniveau te laag, waardoor ernstige
motorschade kan ontstaan.
Controleer het olieniveau met de peil-
stok. Als blijkt dat het olieniveau te
laag is, moet olie worden bijgevuld.
Te weinig olie Oliepeilstok
2 merktekens op de peil-
stok:- het oliepeil mag nooit boven het niveau A uitko-
men,
- als het oliepeil niet boven het niveau B uitkomt,
moet het voor de motor
van uw auto voorgeschre-
ven type motorolie worden
bijgevuld via de vuldop.
A = maxi.
B = mini.
Controle tijdens het rijden

Page 28 of 193

26 -
28-02-2005
27
-
28-02-2005
BOORDCOMPUTERMonochroom display A
- actieradius.
- momenteel verbruik.
- afgelegde afstand.
- gemiddeld verbruik.
- gemiddelde snelheid.
Door de knop op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar steeds in te
drukken kunnen, afhankelijk van het
type display, de verschillende func-
ties van de boordcomputer achter-
eenvolgend worden weergegeven: Op 0 zetten
Druk meer dan 2 seconden op de
schakelaar.
Monochroom display C
- Stand
"auto" met:
• de actieradius, het momentele verbruik en de afstand die nog
moet worden afgelegd.
- Stand "1" (traject 1) met:
• de gemiddelde snelheid, het gemiddelde verbruik en de af-
gelegde afstand gedurende het
traject "1".
- Stand "2" (traject 2) met dezelfde
eigenschappen voor een tweede
route.
Op 0 zetten
Druk de knop meer dan twee secon-
den in zodra het gewenste traject
wordt aangegeven.
Controle tijdens het rijden

Page 29 of 193

26 -
28-02-2005
27
-
28-02-2005
Kleurendisplay DT
- De
"Actuele informatie" met:
• de actieradius.
• het momentele verbruik.
• de nog af te leggen afstand.
- het traject 1 met:
• de afgelegde afstand.
• het gemiddelde verbruik.
• de gemiddelde snelheid.
- het traject 2 met dezelfde eigen-
schappen voor een tweede route.
Monochroom display CT
- Stand "auto" met:
• de actieradius, het momentele verbruik en de nog af te leggen
afstand.
- Stand "1" (traject 1) met:
• de gemiddelde snelheid, het gemiddelde verbruik en de af-
gelegde afstand gedurende het
traject "1".
- Stand "2" (traject 2) met dezelfde
eigenschappen voor een tweede
route.
Op 0 zetten
Druk de knop meer dan twee secon-
den in zodra het gewenste traject
wordt aangegeven.
Op 0 zetten
Druk de schakelaar meer dan 2 se-
conden in zodra het gewenste traject
wordt aangegeven.
Actieradius
In deze stand geeft de computer aan
de hand van het gemiddelde verbruik
over de laatst afgelegde kilometers
aan hoeveel kilometer u nog met de
resterende hoeveelheid brandstof
kunt rijden.
Dit getal kan verhoogd worden
door een verandering in de rijstijl
of van het landschap, die een
aanzienlijke verlaging van het mo-
mentele verbruik tot gevolg heeft.
Zodra de actieradius minder dan
30 km bedraagt, worden streepjes
weergegeven. Na het tanken van
minstens 5 liter brandstof wordt de
actieradius opnieuw berekend en
weer weergegeven zodra deze meer
dan 100 km bedraagt.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt wanneer er tijdens het rijden
streepjes in plaats van cijfers op het
display verschijnen.
Momenteel verbruik
Dit is het verbruik dat geregistreerd is
tijdens de laatste seconden.
Deze informatie verschijnt alleen als
er met een snelheid van meer dan
30 km/h wordt gereden.
Gemiddeld verbruik
Dit is het gemiddelde verbruik sinds
de laatse nulstelling van de boord-
computer.
Afgelegde afstand
In deze stand geeft de boordcom-
puter de afgelegde afstand sinds de
laatste nulstelling aan.
Controle tijdens het rijden

Page 30 of 193

28 -
28-02-2005
De trajecten "1" en "2" zijn onaf-
hankelijk en hebben dezelfde eigen-
schappen.
Traject "1" kan bijvoorbeeld gebruikt
worden voor een dagelijks verbruik
en traject "2" voor een maandelijks
verbruik.
Af te leggen afstand
Dit is de nog af te leggen afstand tot
de eindbestemming. Deze afstand
wordt op elk moment door het navi-
gatiesysteem tijdens het navigeren
berekend of wordt ingevoerd door de
gebruiker.
Als er geen afstand is ingevoerd,
verschijnen er streepjes in plaats
van cijfers.
Gemiddelde snelheid
Dit is de gemiddelde snelheid sinds
de laatste nulstelling van de boord-
computer (contact aan).
De trajecten
Toegang via het algemene menu
Display C
Display CT
Display DT
Menu "Boordcomputer"
Druk op de toets "MENU" om het alge-
mene menu weer te geven.
Selecteer het pictogram "Boordcomputer"
en bevestig om het menu weer te geven.
Afhankelijk van het type display biedt
het menu verschillende mogelijkheden:
- Invoeren van de afstand tot de be- stemming,
- Logboek met waarschuwingsmeldingen,- Status van de functies.
of
- Coniguratie van de boordcomputer,
- Diagnose,
- Status van de functies. Invoeren van de afstand tot de
bestemming
Als het navigatiesysteem niet actief
is, is het mogelijk de globale afstand
tot de eindbestemming in te voeren
om de berekeningen door de boord-
computer mogelijk te maken.
Logboek met
waarschuwingsmeldingen
Deze functie herhaalt de actieve
waarschuwingsmeldingen door ze
achtereenvolgend op het multifuncti-
onele display te laten verschijnen.
Status van de functies
Deze functie geeft een overzicht van
de actieve en niet-actieve functies
van de auto.
Coniguratie van de
boordcomputer
Selecteer deze functie om de afstand
tot de bestemming in te voeren (als
het navigatiesysteem niet actief is;
als dit wel actief is, zorgt het naviga-
tiesysteem voor deze informatie) en
de eenheden te wijzigen (°C of °F,
km en liters of mijl en Gallons).
Diagnose
Met behulp van deze functie kan
het logboek met waarschuwings-
meldingen, de laadtoestand van het
apparaat of het aantal door het GPS
waargenomen satellieten worden
weergegeven.
Controle tijdens het rijden

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 ... 200 next >