Peugeot 308 2016 Handleiding (in Dutch)
Page 161 of 398
159
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
Noodremfunctie
Wanneer het rempedaal niet werkt of bij
uitzonderlijke situaties (bijv. wanneer de
bestuurder onwel wordt), kan de auto worden
afgeremd door aan de hendel te trekken en
deze vast te houden. De auto wordt afgeremd
zolang aan de hendel wordt getrokken en het
remmen stopt als de hendel wordt losgelaten.
De systemen ABS en e SP zorgen ervoor
dat de auto stabiel blijft wanneer de
noodremfunctie actief is.
In geval van een storing aan het systeem
van de noodremfunctie verschijnt de melding
"Parkeerrem defect". De noodremfunctie mag uitsluitend in
uitzonderlijke gevallen worden gebruikt.
Herhaal deze procedure om de automatische
werking weer in te schakelen.
Het inschakelen van de automatische werking
wordt bevestigd door het doven van het
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel.
Uitschakelen van de automatische werking
onder bepaalde omstandigheden, zoals
bij zeer koud weer of het trekken van een
aanhangwagen (bijv. caravan) of het slepen van
een auto, kan het nodig zijn de automatische
werking van het systeem uit te schakelen.
F
S
tart de motor.
F
t
r
ek met de hendel de parkeerrem aan als
deze is vrijgezet.
F
L
aat het rempedaal volledig los.
F
H
oud de hendel 10 tot 15 seconden in de
stand voor het vrijzetten.
F
L
aat de hendel los.
F
t
r
ap het rempedaal in en houd dit
ingetrapt.
F
H
oud de hendel gedurende 2 seconden in
de stand voor het aantrekken.
Het uitschakelen van de automatische werking
wordt bevestigd door het branden van dit
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel.
F Laat de hendel en het rempedaal los. Vanaf dat moment kan de parkeerrem alleen
handmatig met behulp van de hendel worden
aangetrokken en vrijgezet.
Bij een storing aan de systemen ABS en e SP, aangegeven door het branden van
een van de twee verklikkerlampjes op het
instrumentenpaneel, kan de stabiliteit van de
auto niet meer worden gegarandeerd.
In dat geval moet de bestuurder er zelf voor zorgen dat
de auto stabiel blijft door afwisselend aan de hendel te
trekken en deze weer los te laten tot de auto stilstaat.
6
Rijden
Page 162 of 398
160
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
Storingen
De verschillende mogelijke storingen zijn in deze tabel beschreven.
Raadpleeg bij een storing in de elektrische parkeerrem zo snel mogelijk het Peugeot- netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Situaties Gevolgen
Weergave van de melding " Storing parkeerrem" en
branden van dit verklikkerlampje. -
A
utomatisch vrijzetten niet mogelijk.
-
A
ls u de parkeerrem automatisch probeert vrij te zetten, wordt, als de parkeerrem
is aangetrokken, tijdens het wegrijden een melding weergegeven. Deze melding
geeft aan dat u de parkeerrem handmatig moet vrijzetten.
Weergave van de melding " Storing parkeerrem" en
branden van deze verklikkerlampjes. -
D
e noodremfunctie werkt niet optimaal.
-
A
ls het automatisch vrijzetten niet mogelijk is, wordt, als de parkeerrem is
aangetrokken, tijdens het wegrijden een melding weergegeven. Deze melding
geeft aan dat u de parkeerrem handmatig moet vrijzetten.
Weergave van de melding " Storing parkeerrem" en
branden van deze verklikkerlampjes. -
A
utomatisch aantrekken niet mogelijk: gebruik de hendel.
-
D
e elektrische parkeerrem kan alleen handmatig worden bediend.
-
A
ls ook het automatisch vrijzetten niet mogelijk is, wordt, als de parkeerrem is
aangetrokken, tijdens het wegrijden een melding weergegeven. Deze melding
geeft aan dat u de parkeerrem handmatig moet vrijzetten.
Weergave van de melding " Storing parkeerrem" en
branden van deze verklikkerlampjes. -
A
ls het handmatig aantrekken en vrijzetten niet mogelijk is, is de hendel defect.
-
D
e automatische functies moeten onder alle omstandigheden worden gebruikt:
ze worden automatisch geactiveerd bij een storing in de hendel.
-
u kunt de auto niet meer met de parkeerrem op zijn plaats houden ter wijl de
motor draait.
Rijden
Page 163 of 398
161
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
SituatiesGevolgen
Weergave van de melding " Storing parkeerrem" en
branden van deze verklikkerlampjes.
De parkeerrem is defect; de handmatige en elektrische bediening werken mogelijk niet meer.Om bij stilstand de auto op zijn plaats te houden:
F t rek aan de hendel en houd deze ongeveer 7 tot 15 seconden aangetrokken tot
het verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat branden.
Als deze procedure niet werkt, moet u op de volgende wijze voorkomen dat de auto
kan wegrollen:
F
p
arkeer de auto op een vlakke ondergrond.
F
s
chakel een versnelling in.
F
p
laats indien mogelijk een wielblok.
Neem contact op met het P
e
ugeot
-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Weergave van de melding " Storing parkeerrem" en
branden van deze verklikkerlampjes. -
D
e parkeerrem werkt niet optimaal; de auto kan niet onder alle omstandigheden
door de parkeerrem tegen wegrollen worden beveiligd.
u
moet voorkomen dat uw auto kan wegrollen:
-
p
arkeer de auto op een vlakke ondergrond.
-
s
chakel een versnelling in.
-
p
laats indien mogelijk een wielblok.
Neem contact op met het P
e
ugeot
-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als de verklikkerlampjes P na het wegrijden knipperen, is de parkeerrem niet goed
vrijgezet.
Zet de auto stil zodra dit mogelijk is en probeer de parkeerrem met de hendel volledig
vrij te zetten.
t
r
ap daarbij het rempedaal in.
Weergave van de melding " Storing accu" en branden van
dit verklikkerlampje. -
H
et laadniveau van de accu is te laag, zet de auto op een veilige wijze stil.
-
A
ls de accu volledig ontladen is, kan de parkeerrem niet meer bediend worden:
neem contact op met het P
e
ugeot
-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
om de parkeerrem vrij te zetten.
6
Rijden
Page 164 of 398
162
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
Hill holder
Dit systeem houdt bij het wegrijden op een
helling uw auto ongeveer 2 seconden op
zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het
rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto is dit
systeem niet leverbaar of standaard.
Het systeem is alleen actief:
-
a
ls de auto volledig stilstaat met het
rempedaal ingedrukt,
-
a
ls aan bepaalde hellingcondities is
voldaan,
-
a
ls het bestuurdersportier is gesloten.
De hill holder kan niet worden uitgeschakeld.
Als de auto bergopwaar ts stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden wanneer
u het rempedaal loslaat:
-
a
ls bij de handgeschakelde versnellingsbak
de eerste versnelling of de neutraalstand is
ingeschakeld.
-
a
ls bij de automatische transmissie de
stand D of M is geselecteerd,Werking
Als de auto bergafwaar ts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden
wanneer u het rempedaal loslaat.
Storing
Bij een storing in de hill holder gaan deze
verklikkerlampjes branden en wordt een melding
weergegeven. Raadpleeg het P
e
ugeot
-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats om
het systeem te laten controleren.
Verlaat de auto niet in de korte periode
dat u de hill holder gebruikt.
Als u de auto moet verlaten ter wijl de
motor draait, trek de parkeerrem dan
handmatig aan en controleer of het
verklikkerlampje van de parkeerrem en
het lampje P op de hendel (elektrische
parkeerrem) permanent branden.
Rijden
Page 165 of 398
163
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
Schakel de achteruitversnelling alleen
in als de auto stilstaat en de motor
stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten
van de motor te vergemakkelijken:
-
z
et de versnellingshendel altijd in
de neutraalstand,
-
t
rap het koppelingspedaal in.
Handgeschakelde 6-versnellingsbak
Inschakelen van de 5e of de
6e versnelling
Schakel de achteruitversnelling alleen
in als de auto stilstaat en de motor
stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten
van de motor te vergemakkelijken:
-
z
et de versnellingshendel altijd in
de neutraalstand,
-
t
rap het koppelingspedaal in.
Handgeschakelde
5-versnellingsbak
F trap het koppelingspedaal volledig in en zet de versnellingshendel in de
neutraalstand.
F
B
eweeg de versnellingshendel naar rechts
en vervolgens naar achteren.
Inschakelen van de
achteruitversnelling Inschakelen van de
achteruitversnelling
F trek de ring onder de pookknop omhoog
en beweeg de versnellingshendel eerst
naar links en dan naar voren.
F
B
eweeg de versnellingshendel zo ver
mogelijk naar rechts om de 5e of de
6e versnelling in te schakelen.
Als u dit niet doet, kan de
versnellingsbak onherstelbaar
beschadigd raken (door per ongeluk
inschakelen van de 3
e of 4e versnelling).
6
Rijden
Page 166 of 398
164
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
opschakelindicator
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitrusting van uw auto kan het systeem u adviseren
één of meer versnellingen op te schakelen.
u
kunt deze aanwijzingen opvolgen zonder
de tussenliggende versnellingen in te hoeven
schakelen.
- u rijdt in de derde versnelling.
V oorbeeld:
- u trapt het gaspedaal in. -
H et systeem kan u adviseren een hogere
versnelling in te schakelen.
De informatie wordt in de vorm van een pijl op
het instrumentenpaneel weergegeven.
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak kan behalve de pijl ook het
nummer van de aanbevolen versnelling worden
weergegeven.
Het systeem past het schakeladvies
aan de rijomstandigheden (helling,
belading van de auto, ...) en de rijstijl
van de bestuurder (veel vermogen
nodig, accelereren, remmen, ...) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
-
d
e eerste versnelling in te schakelen,
-
d
e achteruitversnelling in te
schakelen,
Dit systeem adviseert de bestuurder op te schakelen om het brandstofverbruik te verminderen.
Werking
Bij bepaalde dieseluitvoeringen met
handgeschakelde versnellingsbak kan het
systeem u onder bepaalde rijomstandigheden
verzoeken om de versnellingsbak in de
neutraalstand te zetten (weergave van de
letter
N o
p het instrumentenpaneel), om het
tijdelijk afzetten van de motor mogelijk te maken
(S
t
o
P
-fase van het Stop & Start-systeem).
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te
schakelen.
De keuze van de optimale versnelling hangt
namelijk altijd af van de situatie op de weg, de
verkeersdrukte en de veiligheid.
De bestuurder moet derhalve altijd waakzaam
blijven. De functie kan niet worden
uitgeschakeld.
Rijden
Page 167 of 398
165
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
Automatische transmissie
Bij deze automatische transmissie met
6 versnellingen kunt u kiezen voor automatisch
schakelen, aangevuld met de programma's
Sport en Sneeuw, of voor handmatig schakelen.
Deze transmissie heeft dus twee
gebruiksmogelijkheden:
-
a
utomatisch schakelen : het schakelen
wordt elektronisch aangestuurd,
●
m
et het programma Sport : dit
schakelprogramma maakt een meer
dynamische rijstijl mogelijk,
●
o
f het programma Sneeuw : dit
schakelprogramma vereenvoudigt het
rijden op een ondergrond met weinig grip,
-
h
andmatig schakelen : deze stand maakt
het zelf schakelen met de selectiehendel
mogelijk.
Selectiehendel
1. toets programma "S" (Spor t).
2. to ets programma " T" (Sneeuw) .
Schakelpatroon
P. Parkeerstand.
- S tilzetten van de auto, met of zonder
aangetrokken parkeerrem.
-
S
tarten van de motor.
R.
Achteruitversnelling.
-
A
chteruitrijden, stilstaande auto, stationair
toerental.
N.
N
eutraalstand.
-
S
tilzetten van de auto, met aangetrokken
parkeerrem.
-
S
tarten van de motor.
D.
A
utomatische werking.
M.+ / - Zelf schakelen
Sequentieel schakelen tussen de zes versnellingen.F Beweeg de selectiehendel kort naar de +
om één versnelling op te schakelen.
of
F
B
eweeg de selectiehendel kort naar de -
om één versnelling terug te schakelen.
Flippers aan de stuurkolom*
Beweeg de flipper rechts naar u toe om op te
schakelen .
Beweeg de flipper links naar u toe om terug te
schakelen .
Met de flippers is het niet
mogelijk de neutraalstand en de
achteruitversnelling in te schakelen of
uit de achteruitversnelling te schakelen.
*
Volgens uitvoering.
6
Rijden
Page 168 of 398
166
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
Wanneer u de selectiehendel door het
schakelpatroon beweegt, verschijnt
het desbetreffende pictogram op het
instrumentenpaneel.
P.
P
arking (parkeerstand)
R.
R
everse (achteruitversnelling)
N.
N
eutral (neutraalstand)
D.
D
rive (automatisch schakelen)
S.
Programma Sport
T .
Programma Sneeuw
1 t /m 6.
In
geschakelde versnelling bij
handmatig schakelen
-.
o
n
geldige waarde bij handmatig schakelen
Weergave op het
instrumentenpaneel Wegrijden
F trap het rempedaal in en
selecteer de stand P of N .
Als tijdens het rijden per ongeluk de stand N wordt
geselecteerd, laat het motortoerental dan zakken
tot stationair toerental, zet de selectiehendel in de
stand D en trap het gaspedaal weer in.
Als de motor stationair draait, het
rempedaal is losgelaten en de stand R ,
D of M is geselecteerd, zet de auto zich
zelfs al in beweging als het gaspedaal
niet is ingetrapt.
Laat bij draaiende motor daarom geen
kinderen alleen in de auto achter.
tr
ek de parkeerrem aan en
selecteer de stand P indien er
onderhoudswerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd bij draaiende motor.
F
S
tart de motor.
Als niet aan de bovenstaande voor waarden
wordt voldaan, klinkt een geluidssignaal en
verschijnt een melding op het display van het
instrumentenpaneel.
F
t
r
ap bij draaiende motor het rempedaal in.
F
Z
et de parkeerrem vrij als deze niet in de
automatische stand staat.
F
S
electeer de stand R , D of M,
F
L
aat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint te rijden.
Rijden
Page 169 of 398
167
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
Automatisch
schakelprogramma
Zet de selectiehendel nooit in de
stand N als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de
stand
P of R als de auto niet volledig
stilstaat.
Programma's Sport en Sneeuw
Deze twee specifieke programma's vullen de
automatische werking aan onder bijzondere
rijomstandigheden.
op h
et instrumentenpaneel verschijnt
de aanduiding S .
Sneeuw "T"
F Druk op de toets " T" als de motor is gestart.
De transmissie past zich aan voor het rijden op
gladde wegen.
Het schakelprogramma zorgt ervoor dat u
gemakkelijker kunt rijden op een ondergrond
met weinig grip.
op h
et instrumentenpaneel verschijnt
de aanduiding T .
Terugkeren naar het
automatische programma
F om terug te keren naar het automatische
programma kunt u het programma Sport
of Sneeuw op elk gewenst moment
uitschakelen door opnieuw op de
desbetreffende toets ( S of "T") te drukken.
Kruipfunctie (rijden zonder
gasgeven)
Dankzij deze functie verloopt het rijden op lage
snelheid soepeler (inparkeren, filerijden, ...).
Als de motor draait, de parkeerrem is vrijgezet
en de stand D , M of R is geselecteerd, zet de
auto zich langzaam in beweging zodra u
het rempedaal loslaat (zelfs zonder dat u het
gaspedaal bedient).
ui
t veiligheidsover wegingen wordt deze functie
alleen geactiveerd als u het rempedaal intrapt
tijdens het inschakelen van de stand D , de
stand M of de stand R .
Deze functie wordt uitgeschakeld zodra het
bestuurdersportier wordt geopend. Sluit om de
functie weer in te schakelen het portier en trap
het rempedaal of gaspedaal in.
Laat bij draaiende motor nooit kinderen
alleen in de auto achter.
Als uw auto is uitgerust met de "Dynamische
functie", raadpleeg dan de rubriek waarin de
stand Sport wordt beschreven.
F
S
electeer de stand D om automatisch
te laten schakelen tussen de zes
versnellingen.
De versnellingsbak werkt dan in de auto-
adaptieve stand, zonder dat u zelf hoeft
te schakelen. De versnellingsbak kiest
voortdurend de meest geschikte versnelling,
afhankelijk van de rijstijl, het profiel van de weg
en de belading van de auto.
Voor een maximale acceleratie zonder de
stand van de selectiehendel te wijzigen,
moet het gaspedaal volledig worden
ingetrapt (kickdown). De versnellingsbak
schakelt automatisch terug of handhaaft de
ingeschakelde versnelling totdat de motor het
maximumtoerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de versnellingsbak
automatisch terug om sterker op de motor af te
remmen.
om d
e veiligheid te verbeteren schakelt de
versnellingbak niet naar een hogere versnelling
als u het gaspedaal plotseling loslaat.Sport "S"
F Druk op de toets "S" als de motor is gestart.
Het schakelprogramma maakt dan automatisch
een dynamische rijstijl mogelijk.
6
Rijden
Page 170 of 398
168
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
F Selecteer de stand M om sequentieel te
schakelen in de zes versnellingen.
F
B
eweeg de selectiehendel kort naar de +
om één versnelling op te schakelen.
F
B
eweeg de selectiehendel kort naar de -
om één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling
kan alleen als de snelheid van de auto en
het toerental van de motor dit toestaan,
anders wordt er tijdelijk overgegaan op de
automatische bediening.
op het instrumentenpaneel verdwijnt de
aanduiding D en verschijnen achtereenvolgens
de ingeschakelde versnellingen.
Als het motortoerental te laag of te hoog is,
knippert de geselecteerde versnelling enkele
seconden en vervolgens wordt de werkelijk
ingeschakelde versnelling weergegeven.
er k
an elk moment van de stand D (rijden in de
automatische stand) naar de stand M (rijden in
de handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de
automatische transmissie automatisch de
stand
M1.
D
e programma's Sport en Sneeuw kunnen niet
worden ingeschakeld in de handbediende stand.
Handmatig schakelen
Onjuiste waarde bij handmatige
bediening
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld
(de selectiehendel bevindt zich
tussen twee standen in).
Parkeren van de auto
Als de selectiehendel niet in de stand P
s taat, klinkt bij het openen van het
bestuurdersportier of na ongeveer
45 seconden een geluidssignaal en
verschijnt een melding op het display.
F
Z
et de selectiehendel in de stand P;
het geluidssignaal stopt en de
melding verdwijnt. Bij aangezet contact wordt een
melding op het display van het
instrumentenpaneel weergegeven die
duidt op een storing in de transmissie.
Storing
In dit geval werkt de transmissie met een
noodprogramma en blijft de 3e versnelling
ingeschakeld.
u kunt dan een hevige schok waarnemen
bij het selecteren van R vanuit de stand P, of
R vanuit de
stand
N. D
it is niet gevaarlijk voor de transmissie.
Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van de
geldende snelheidslimiet).
Laat het systeem controleren door het P
e
ugeot
-
n
etwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Voordat u de motor afzet, kunt u de
selectiehendel in de stand P of N bewegen om
de neutraalstand te selecteren.
tr
ek in beide gevallen de parkeerrem aan om
de auto te blokkeren (als de parkeerrem niet in
de automatische stand staat). De automatische transmissie kan
beschadigd raken:
-
a
ls u het gaspedaal en het
rempedaal gelijktijdig intrapt,
-
a
ls u, indien de accu geen stroom
levert, de selectiehendel vanuit
de stand P geforceerd naar een
andere stand schakelt.
Zet, om het brandstofverbruik tijdens
langdurig stilstaan met draaiende motor
(file...) te beperken, de selectiehendel in
de stand N en trek de parkeerrem aan,
behalve als deze in de automatische
stand staat.
Rijden