Peugeot 308 CC 2009 Handleiding (in Dutch)

Page 101 of 291

6
!
89
INDELINGEN
OPBERGVAK
Opbergvak voor de achterpassagiers in
de middenarmsteun vóór.

 Open om het opbergvak te legen
het deksel en druk op de borglip om
het opbergvak uit te nemen.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
- gebruik uitsluitend matten die op de bevestigingen van de
auto passen, het gebruik van
deze bevestigingen is ver-
plicht.
- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
MATTEN
De matten zijn uitneembaar en bescher-
men de vloerbedekking van de auto te-
gen vuil van buitenaf. Terugplaatsen
Terugplaatsen van de mat aan de be-
stuurderszijde:

 leg de mat goed op zijn plaats,

 druk de bevestigingen vast,

 controleer of de mat goed vastzit.
Bevestigen
Gebruik wanneer u een nieuwe mat be-
vestigt aan bestuurderszijde, uitsluitend
de bevestigingen uit het bijgeleverde
zakje.
De overige matten worden gewoon op
de vloerbedekking gelegd. Verwijderen
Verwijderen van de mat aan de bestuur-
derszijde:

 zet de stoel in de achterste stand,

 maak de bevestigingen los,

 verwijder vervolgens de mat.
12V-AANSLUITING

 Verwijder wanneer u een accessoi-
re van 12 V (maximaal vermogen:
120 W) wilt aansluiten, het afdek-
kapje en sluit een geschikte adapter
aan.
ASBAK MET VERLICHTING

 Trek de lade open voor toegang tot
de asbak.

 Open de asbak en druk op de borg-
lip om de asbak uit te nemen en
deze te legen.

Page 102 of 291

6
90
INDELINGEN
INDELING VAN DE BAGAGERUIMTE

1. Sjorogen

2. Bagagenet
(zie de volgende bladzijde voor meer informatie)

3. Bagagescherm
(zie de volgende bladzijde voor meer informatie)

4. Opbergnet

5. Riem

6. Opbergbak (uitvoering met set
voor tijdelijke bandenreparatie)
(zie de volgende bladzijde voor meer informatie)
of
Gereedschapsset (uitvoering
met reservewiel)
(zie hoofdstuk "Praktische informatie - § Wiel verwisselen")

Page 103 of 291

6
i
91
INDELINGEN
Gebruik de sjorogen om uw bagage ste-
vig vast te zetten met het bagagenet.
Bagagenet

 Til de vloerplaat van de bagage-
ruimte op voor toegang tot de op-
bergbak.

 Zet de vloerplaat in deze positie
vast door de handgreep aan het kof-
ferdekselrubber te bevestigen.
Hierin vindt u verschillende ruimtes
waarin o.a. het windscherm (windstop)
en twee gevarendriehoeken kunnen
worden opgeborgen.
Als u deze bak verwijdert, krijgt u toe-
gang tot de set voor tijdelijke bandenre-
paratie en het gereedschap.
Opbergbak Bagagescherm
Als het dak is weggeklapt, kan het ge-
deelte van de bagageruimte dat bestemd
is voor uw bagage worden begrensd.

 Controleer als het bagagescherm is
geplaatst of de bagage:
- het scherm niet naar boven drukt,
- niet op het scherm is geplaatst.
Het bagagescherm moet altijd wor-
den geplaatst voordat het wegklap-
bare dak wordt geopend of gesloten
(zie hoofdstuk "In een oogopslag -
§ Openen").

Page 104 of 291

7
i
i
i
92
VEILIGHEID
RICHTINGAANWIJZERS
Gebruik de richtingaanwijzers om een
verandering van rijrichting of rijstrook
aan te geven. Wanneer bij een snelheid van meer
dan 60 km/h de richtingaanwijzers
na meer dan 20 seconden nog niet
zijn uitgeschakeld, wordt automa-
tisch het knippergeluid versterkt.

 Links: duw de hendel helemaal om-
laag.

 Rechts: duw de hendel helemaal
omhoog.
ALARMKNIPPERLICHTEN
Gebruik de alarmknipperlichten om het
overige verkeer te waarschuwen in het
geval van fi le, pech, slepen of een on-
geval.
Schakel omwille van de veiligheid
de alarmknipperlichten in als u de
staart van een fi le nadert.

 Druk de knop A in, de richtingaan-
wijzers knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als
het contact is afgezet.
Automatische ontsteking van de
alarmknipperlichten
Bij een noodstop schakelen de alarm-
knipperlichten, afhankelijk van de rem-
vertraging die optreedt, automatisch in.
De alarmknipperlichten blijven knipperen
totdat er opnieuw gas wordt gegeven.

 U kunt de alarmknipperlichten ech-
ter ook uitschakelen door de knop A
in te drukken.
CLAXON

 Druk op een van de spaken van het
stuurwiel.
Gebruik de claxon alleen wanneer
het echt nodig is, in de volgende
gevallen:
- onmiddellijk gevaar,
- inhalen van fi etsers of voetgan- gers,
- naderen van een onoverzichte- lijke bocht.
Gebruik de claxon om medeweggebrui-
kers te waarschuwen bij gevaar.

Page 105 of 291

7
!
i
i
i
93
VEILIGHEID
CONTROLESYSTEEM BANDENSPANNING
Dit systeem controleert automatisch de
bandenspanning tijdens het rijden. Alle reparaties aan een wiel dat
met dit systeem is uitgerust en het
vervangen van een band moe-
ten worden uitgevoerd door het
PEUGEOT-netwerk.
Wanneer bij het verwisselen een wiel
is gemonteerd dat niet door uw auto
wordt gedetecteerd (voorbeeld: mon-
tage van winterbanden), dient het sy-
steem door het PEUGEOT-netwerk
opnieuw geïnitialiseerd te worden.
Ondanks dit systeem moet de ban-
denspanning (zie de paragraaf
"Identifi catie") nog regelmatig wor-
den gecontroleerd. De bandenspan-
ning heeft een belangrijke invloed
op het weggedrag van de auto en
de slijtage van de banden, vooral
onder zware rijomstandigheden
(zware lading, hoge rijsnelheden).
De bandenspanning dient minimaal
één keer per maand gecontroleerd
te worden, bij koude banden. Denk
eraan ook de bandenspanning van
het reservewiel te controleren.
Het bandenspanningscontrolesy-
steem kan tijdelijk worden verstoord
door radiogolven in hetzelfde fre-
quentiegebied.
Elk ventiel is voorzien van een sensor,
die een waarschuwingssignaal uitzendt
als de bandenspanning te laag is (snel-
heid hoger dan 20 km/h).
Dit pictogram verschijnt op het
instrumentenpaneel en/of er ver-
schijnt een melding op het multi-
functionele display, in combinatie
met een geluidssignaal, om aan te
geven welke band(en) het betreft.

 Controleer zo snel mogelijk de ban-
denspanning.
Dit dient te worden uitgevoerd bij koude
banden.
Te lage bandenspanning
Het verklikkerlampje
STOP en/
of dit verklikkerlampje gaat/gaan
branden op het instrumentenpa-
neel in combinatie met een ge-
luidssignaal en een melding op het
multifunctionele display die aan-
geeft welke band(en) het betreft.

 Stop onmiddellijk, maar vermijd ab-
rupte manoeuvres met het stuur en
de remmen.

 Vervang de beschadigde band (lekke
band of veel te lage bandenspanning)
en laat de bandenspanning zo snel
mogelijk controleren.

Lekke band
Het bandenspanningscontrolesysteem is
niet meer dan een hulpmiddel, hetgeen
inhoudt dat de waakzaamheid en verant-
woordelijkheid van de bestuurder niet door
het systeem kunnen worden vervangen.
Sensor(en) niet gedetecteerd of
defect
Dit pictogram verschijnt op het
instrumentenpaneel en/of er ver-
schijnt een melding op het multi-
functionele display, in combinatie
met een geluidssignaal, om aan te geven
van welk(e) wiel(en) de bandenspanning
niet meer gecontroleerd wordt of om aan te
geven dat er een storing in het systeem zit.

Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk om de
defecte sensor(en) te vervangen.
Deze melding wordt ook weergege-
ven als één van de wielen niet op
de auto aanwezig is (bij reparatie)
of als er één of meerdere wielen
zonder sensor op de auto worden
gemonteerd.
Het reservewiel is niet voorzien van
een sensor.

Page 106 of 291

7
!
i
!
94
VEILIGHEID
HULPSYSTEMEN BIJ HET REMMEN
Uw auto is voorzien van drie systemen
die u helpen om de auto in een noodsi-
tuatie veilig tot stilstand te brengen:
- het antiblokkeersysteem (ABS),
-
de elektronische remdrukregelaar (REF),
- Brake Assist System.
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
(REF)
Deze systemen zorgen tijdens het rem-
men voor een betere stabiliteit en be-
stuurbaarheid van uw auto en voor een
betere controle in scherpe bochten,
vooral op een slecht of glad wegdek. Trap het rempedaal bij een nood-
stop krachtig en volledig in en laat
het niet los. Zorg er bij vervanging van de wie-
len (banden en velgen) voor dat er
wielen worden gemonteerd die aan
de voorschriften van de construc-
teur voldoen.
Storing
Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display,
duidt dit op een storing in het antiblok-
keersysteem. Door deze storing zou u
tijdens het remmen de controle over uw
auto kunnen verliezen.
Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met het
verklikkerlampje STOP en ABS ,
een geluidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele display, duidt
dit op een storing in de elektronische
remdrukregelaar. Door deze storing zou
u tijdens het remmen de controle over
uw auto kunnen verliezen.

Stop op een veilige plaats.
Raadpleeg in beide gevallen het
PEUGEOT-netwerk. Brake Assist System
Dit systeem zorgt ervoor dat in nood-
gevallen de optimale remdruk sneller
wordt bereikt, zodat de remafstand klei-
ner wordt.
Inschakelen
Het antiblokkeersysteem treedt auto-
matisch in werking zodra één van de
wielen dreigt te blokkeren.
De normale werking van het antiblok-
keersysteem kan merkbaar zijn door
het trillen van het rempedaal. Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan
een bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de
benodigde bedieningskracht minder
wordt en dat de effectiviteit van het rem-
men wordt vergroot.

Trap het rempedaal bij een nood-
stop zeer krachtig in en laat het pe-
daal niet los.

Page 107 of 291

7
!
95
VEILIGHEID
De systemen ASR en ESP zor-
gen voor meer veiligheid tijdens
het rijden. De bestuurder mag zich
echter nooit laten verleiden tot het
nemen van meer risico's of het te
hard rijden.
De goede werking van de syste-
men wordt verzekerd door de na-
leving van de voorschriften van
de constructeur op het gebied van
wielen (banden en velgen), onder-
delen van het remsysteem, elek-
tronische onderdelen alsmede de
montageprocedure en het uitvoe-
ren van werkzaamheden door het
PEUGEOT-netwerk.
Laat de systemen na een aanrijding
controleren door het PEUGEOT-
netwerk.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de
auto vastzit in de modder, sneeuw, in
mulle grond,...) kan het nuttig zijn de
systemen ASR en ESP uit te schake-
len, zodat de wielen kunnen spinnen en
weer grip kunnen krijgen.

 Druk op de knop "ESP OFF" , die
zich in het midden van het dash-
board bevindt.
Als dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel en het ver-
klikkerlampje van de knop bran-
den, zijn de systemen ASR en
ESP uitgeschakeld.
Opnieuw inschakelen:
Deze systemen worden automatisch
weer ingeschakeld als het contact op-
nieuw wordt aangezet of vanaf 50 km/h.

 Druk nogmaals op de knop "ESP
OFF" om de systemen handmatig
weer in te schakelen. Storing
Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op
het multifunctionele display, duidt
dit op een storing in deze systemen.
Laat de systemen controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
STABILITEITSCONTROLE-SYSTEMEN
Inschakelen
De systemen worden automatisch inge-
schakeld zodra de motor wordt gestart.
Antispinregeling (ASR) en
elektronisch stabiliteitsprogramma
(ESP)
De antispinregeling past de aandrijfkracht
van de wielen aan om het doorspinnen
te voorkomen door de aangedreven wie-
len en de motor af te remmen.
Het elektronisch stabiliteitsprogramma
grijpt in via de remmen van één of meer-
dere wielen en het motorkoppel om de
auto weer in de juiste koers te brengen.
De systemen worden geactiveerd zodra
de wielen te weinig grip hebben of de
koers van de auto afwijkt van de door
de bestuurder gewenste richting.
In dat geval gaat dit verklikker-
lampje op het instrumentenpa-
neel knipperen.

Page 108 of 291

7
!
96
VEILIGHEID
ROLL-BARS
Systeem dat de inzittenden beschermt
bij het over de kop slaan van de auto,
mits ze hun veiligheidsgordel dragen.
De roll-bars zijn in de rugleuning van
de achterbank aangebracht. Ze zijn
voorzien van de inscriptie "Rollover
Protection".
Activering
Ze worden gelijktijdig geactiveerd wan-
neer de auto over de kop slaat.
Storing in de werking Als dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat bran-
den, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display,
neem dan contact op met het
PEUGEOT-netwerk om het sy-
steem te laten controleren. Om een goede werking en active-
ring van de roll-bars te garanderen
als wordt gedetecteerd dat de auto
over de kop slaat, is het nodig dat:
- er geen enkel accessoire dat niet
is voorzien van een artikelnummer
van PEUGEOT contact maakt met
of is bevestigd aan de roll-bars,
- er geen voorwerpen aanwezig zijn die de roll-bars blokkeren of
afremmen,
- er geen voorwerpen aanwezig zijn in de zone boven de roll-bars.

Page 109 of 291

7VEILIGHEID
VEILIGHEIDSGORDELS
Veiligheidsgordels vóór
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien
van een pyrotechnische gordelspanner
en een gordelkrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra be-
scherming van de bestuurder en pas-
sagier in het geval van een frontale
aanrijding. Bij een krachtige aanrijding
zorgen de pyrotechnische gordelspan-
ners ervoor dat de veiligheidsgordels
stevig tegen de lichamen van de inzit-
tenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn
actief zodra het contact wordt aange-
zet.
De gordelkrachtbegrenzer beperkt de
kracht waarmee de gordel tegen het
lichaam van de inzittenden getrokken
wordt. Verklikkerlampje veiligheidsgordel
losgemaakt/niet vastgemaakt
Omdoen

 Trek aan de gordel en steek de gesp
in de gordelsluiting.

 Controleer of de gordel goed is vast-
gemaakt door even aan de riem te
trekken.
Als het contact wordt aangezet,
gaat dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel of op het
pictogrammendisplay voor de
veiligheidsgordels en de airbag
aan passagierszijde branden om aan te
geven dat de bestuurder en/of voorpas-
sagier zijn gordel nog niet heeft vastge-
maakt.
Losmaken

 Druk op de rode knop van de gor-
delsluiting.

 Houd de gordel vast terwijl deze
zich oprolt.

1. Pictogram veiligheidsgordels voor en/of
achter losgemaakt/niet vastgemaakt.

2. Pictogram veiligheidsgordel links voor.

3.
Pictogram veiligheidsgordel rechts voor.

4. Pictogram veiligheidsgordel rechts
achter.

5. Pictogram veiligheidsgordel links
achter.
Pictogrammendisplay veiligheidsgordel
losgemaakt/niet vastgemaakt
Op het pictogrammendisplay van de vei-
ligheidsgordels en de airbag aan passa-
gierszijde gaat het verklikkerlampje 2 of 3
rood branden als de veiligheidsgordel niet
is vastgemaakt of weer is losgemaakt.
Als de wagensnelheid hoger is dan
20 km/h, knippert het verklikkerlampje
gedurende 2 minuten in combinatie met
een steeds sterker wordend geluids-
signaal. Na deze 2 minuten blijft het
verklikkerlampje branden zolang de be-
stuurder en/of voorpassagier zijn veilig-
heidsgordel niet heeft vastgemaakt.

Page 110 of 291

7
i
98
VEILIGHEID
Veiligheidsgordels achter
De zitplaatsen achter zijn voorzien van
een driepunts veiligheidsgordel met op-
rolautomaat en gordelkrachtbegrenzer. Verklikkerlampje veiligheidsgordel
Als een achterpassagier zijn gordel
losmaakt, gaat dit verklikkerlampje
branden op het instrumentenpa-
neel of verschijnt dit pictogram op
het pictogrammendisplay veiligheidsgor-
dels/airbag aan passagierszijde.
Als de wagensnelheid hoger is dan on-
geveer 20 km/h, knippert het verklik-
kerlampje gedurende twee minuten in
combinatie met een steeds sterker wor-
dend geluidssignaal. Na deze 2 minuten
blijft het verklikkerlampje branden zo-
lang de achterpassagiers hun gordels
niet hebben vastgemaakt.
Omdoen

 Haal de veiligheidsgordel, alvorens
deze om te doen, uit de lus A .

 Trek aan de gordel en steek de gesp
in de gordelsluiting.

 Controleer of de gordel goed is vast-
gemaakt door even aan de riem te
trekken. Pictogrammendisplay
veiligheidsgordels losgemaakt
Als het contact wordt aangezet, met
draaiende motor of als de wagensnel-
heid lager is dan ongeveer 20 km/h,
worden de pictogrammen
4 en 5 onge-
veer 30 seconden rood weergegeven
als de desbetreffende gordel niet is
vastgemaakt.
Als bij een wagensnelheid hoger
dan ongeveer 20 km/h het pictogram

4 of 5 rood wordt weergegeven in com-
binatie met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele display,
is de gordel van de desbetreffende ach-
terpassagier losgemaakt.
Losmaken

 Druk op de rode knop van de gor-
delsluiting.

 Houd de gordel vast terwijl deze
zich oprolt. Als er zich in de stand "cabriolet"
geen passagiers op de zitplaatsen
achter bevinden, haal dan de veilig-
heidsgordels achter door de lussen

A , zodat de veiligheidsgordels niet
heen en weer kunnen bewegen (uit-
sluitend bij uitvoeringen met lederen
bekleding).

Page:   < prev 1-10 ... 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 ... 300 next >