alarm Peugeot 308 CC 2009 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2009, Model line: 308 CC, Model: Peugeot 308 CC 2009Pages: 291, PDF Size: 22.86 MB
Page 7 of 291
IN EEN OOGOPSLAG
COCKPIT
1. Contact-/stuurslot.
2. Stuurkolomschakelaar audio- en
telematicasysteem.
3. Schakelaar ruitenwissers/
ruitensproeiers/boordcomputer.
4. Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters.
5. Multifunctioneel display.
6. Zonnesensor.
7. Airbag aan passagierszijde.
8. Uitschakeling airbag aan
passagierszijde.
9. Dashboardkastje / Aansluitingen
audio/video.
10. Schakelaar wegklapbaar dak.
Schakelaars 4 zijruiten.
11. Opbergvak of bedieningspaneel
voor de NG4.
12. Schakelaars "AIRWAVE"-systeem.
13. Armleuning vóór.
14. Asbak vóór.
15. Bedieningspaneel verwarming/
airconditioning.
16. Audio- en telematicasysteem.
17. Schakelaar noodoproep.
Schakelaar alarm.
Schakelaar centrale vergrendeling.
Schakelaar alarmknipperlichten.
Schakelaar elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP/ASR).
Schakelaar parkeerhulp.
Schakelaar diensten PEUGEOT.
Page 13 of 291
IN EEN OOGOPSLAG
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Instrumentenpaneel Rij drukschakelaars
A. Als het contact wordt aangezet,
moet de wijzer van de brandstof-
meter de resterende hoeveelheid
brandstof aangeven.
B.
Bij draaiende motor moet het verklikker-
lampje laag brandstofniveau uitgaan.
C. Als het contact wordt aangezet, moet
de motorolieniveaumeter enkele secon-
den de melding "OIL OK" weergeven.
Ga indien nodig tanken of vul olie bij. Het branden van een lampje geeft de sta-
tus van de desbetreffende functie aan.
A. Verzending van een noodoproep.
188
B. Uitschakeling inbraakalarm.
68
C. Centrale vergrendeling.
73
D. Uitschakeling ESP/ASR.
95
E. Uitschakeling parkeerhulp achter
m e t g r a fi s c h e w e e r g a v e e n g e l u i d s -
signalen.
119
F. Toegang tot de PEUGEOT-diensten.
188
1. Als het contact wordt aangezet,
gaan de oranje en rode verklikker-
lampjes branden.
2. Bij draaiende motor moeten deze
lampjes weer uitgaan.
Raadpleeg de desbetreffende bladzijde
als er lampjes blijven branden.
Verklikkerlampjes
19
23
Page 24 of 291
1
27
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Zelfdiagnosesysteem motor.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
motormanagementsysteem.
Als het lampje knippert, wijst dit op een
storing in de emissieregeling.
Laag brandstofniveau.
Dit lampje gaat branden op het
moment dat u met de resteren-
de hoeveelheid brandstof nog
ongeveer 50 km kunt rijden.
De inhoud van de brandstoftank be-
draagt ongeveer 60 liter.
Maximum temperatuur
koelvloeistof.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een te hoge koel-
vloeistoftemperatuur. Zet de auto zo
snel mogelijk op een veilige plaats stil. Airbags.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in één
van de airbags, de roll-bars of
de pyrotechnische gordelspanners.
Veiligheidsgordel niet
vastgemaakt/weer
losgemaakt.
Dit lampje gaat branden als de
bestuurder en/of voorpassagier zijn vei-
ligheidsgordel niet heeft vastgemaakt of
weer heeft losgemaakt.
Dit lampje gaat ook branden als de vei-
ligheidsgordels van één of meer achter-
passagiers zijn losgemaakt.
W a t e r i n b r a n d s t o f fi l t e r * * .
Dit lampje gaat branden in het ge-
val van de aanwezigheid van wa-
t e r i n h e t b r a n d s t o f fi l t e r ( d i e s e l ) .
Er bestaat kans op schade aan het in-
spuitsysteem bij dieselmotoren.
Geopend portier.
Een portier, het kofferdeksel of
de motorkap * is nog geopend:
Laden van de accu.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
laadcircuit van de accu (gecor-
rodeerde of losgeraakte accupolen, dy-
namoriem slap of gebroken...). Motoroliedruk.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
smeersysteem van de motor.
Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-
lige plaats stil.
S p e c i fi e k e w a a r s c h u w i n g s l a m p j e s
* Uitsluitend bij auto's met alarmsysteem.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP/ASR).
De systemen ESP en ASR wor-
den automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart.
Als de systemen niet zijn uitgeschakeld
en dit verklikkerlampje en het lampje in
de schakelaar constant branden, wijst
dit op een storing in het systeem ESP/
ASR.
** Volgens land van bestemming.
- bij een snelheid lager dan 10 km/h
brandt dit lampje constant,
- bij een snelheid hoger dan10 km/h brandt dit lampje constant, in combi-
natie met een geluidssignaal.
Page 26 of 291
1
29
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Airbags.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in één van de airbags, de roll-
bars of de pyrotechnische gordelspan-
ners.
Remsysteem.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in het remsysteem:
- te laag remvloeistofniveau,
- storing elektronische remdrukre- gelaar (REF) (het verklikkerlampje
ABS brandt in dat geval ook).
Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-
lige plaats stil.
Controleer tijdens het rijden of de hand-
rem niet is aangetrokken. Antiblokkeersysteem
(ABS).
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in het antiblokkeersysteem.
De normale remwerking met rembe-
krachtiging blijft echter behouden. Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP/ASR).
De systemen ESP en ASR wor-
den automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart.
Als de systemen niet zijn uitgeschakeld
en dit verklikkerlampje en het lampje in
de schakelaar constant branden, wijst
dit op een storing in het systeem ESP/
ASR.
Stuurbekrachtiging.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in de stuurbekrachtiging. Zet
de auto zo snel mogelijk op een veilige
plaats stil.
Geopend portier.
Een portier, het kofferdeksel of
de motorkap * is nog geopend:
Waarschuwing kans op
gladheid.
Dit pictogram waarschuwt u
voor weersomstandigheden waarbij
gladheid kan ontstaan (buitentempera-
turen lager dan 3°C).
Rijd voorzichtig.
Handrem.
Dit pictogram wordt tijdens
het rijden weergegeven als de
handrem nog (iets) is aange-
trokken.
Elektronische
startblokkering.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in de elektronische startblokkering of
wanneer de batterij van de afstandsbe-
diening leeg is.
* Uitsluitend bij auto's met alarmsysteem. Laag brandstofniveau.
Dit pictogram wordt weergegeven
op het moment dat u met de res-
terende hoeveelheid brandstof
nog ongeveer 50 km kunt rijden.
De inhoud van de brandstoftank be-
draagt ongeveer 60 liter.
Ruitensproeiervloeistofniveau.
Dit pictogram wordt weerge-
geven als bij het bedienen van
de ruitenwisserschakelaar het
niveau van de ruitensproeier-
vloeistof te laag is.
Vul het reservoir van de ruiten- en kop-
lampsproeiers bij de eerstvolgende ge-
legenheid bij.
- bij een snelheid lager dan 10 km/h wordt dit pictogram oranje weergegeven,
- bij een snelheid hoger dan 10 km/h wordt dit pictogram rood weergege-
ven.
Koelvloeistofniveau.
Dit pictogram wordt weerge-
geven in het geval van een te
laag koelvloeistofniveau. Zet
de auto zo snel mogelijk op een veilige
plaats stil.
Page 71 of 291
4
!
i
68
TOEGANG TOT DE AUTO
ALARM
Dit systeem beveiligt uw auto tegen in-
braak en diefstal. Het systeem bestaat
uit een omtrek- en een interieurbevei-
liging en is voorzien van een anti-in-
braakfunctie. Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm
Breng geen wijzigingen aan het
alarmsysteem aan, dit kan leiden
tot storingen. De interieurbeveiliging wordt uit-
sluitend uitgeschakeld als deze
procedure wordt uitgevoerd na het
afzetten van het contact.
Wanneer het dak is weggeklapt
(cabriolet), wordt de interieurbevei-
liging automatisch uitgeschakeld.
Inschakelen van de
interieurbeveiliging
Ontgrendel de auto met de ontgren-
delknop van de afstandsbediening.
Vergrendel de auto weer met de af-
standsbediening.
Het alarm wordt weer ingeschakeld met
twee beveiligingsniveaus; het verklik-
kerlampje van de knop A gaat uit.
Vergrendelen van de auto met
alleen de omtrekbeveiliging
Inschakelen
Zet het contact af en verlaat de
auto.
Vergrendel de auto of schakel de su-
pervergrendeling in met de vergren-
delknop van de afstandsbediening.
Het alarm is geactiveerd; het verklikker-
lampje van de knop A zal één keer per
seconde knipperen.
Omtrekbeveiliging
Dit systeem houdt de te openen carros-
seriedelen van de auto in de gaten.
Het alarm gaat af als iemand probeert
in te breken door een portier, de achter-
klep of de motorkap te forceren.
Interieurbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er be-
wegingen in het interieur worden waar-
genomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt
ingeslagen of als iets of iemand in de
auto beweegt.
Schakel de interieurbeveiliging uit als
u tijdens uw afwezigheid een ruit een
stukje open wilt laten of als er een huis-
dier in de auto achterblijft.
Anti-inbraakfunctie
Dit systeem treedt in werking als ie-
mand probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert
de kabels van de sirene, de bedienings-
eenheid of de accu door te knippen.
Uitschakelen
Ontgrendel de auto met de ontgren-
delknop van de afstandsbediening.
Het alarm wordt uitgeschakeld; het ver-
klikkerlampje van de knop A gaat uit. Uitschakelen van de
interieurbeveiliging
Zet het contact af.
Druk binnen 10 seconden op de
knop A tot het verklikkerlampje blijft
branden.
Verlaat de auto.
Vergrendel de auto of schakel de su-
pervergrendeling in met de vergren-
delknop van de afstandsbediening.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt inge-
schakeld; het verklikkerlampje van de
knop A zal één keer per seconde knip-
peren.
Page 72 of 291
4
!
69
TOEGANG TOT DE AUTO
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking en knipperen de richtingaanwij-
zers ongeveer dertig seconden.
Nadat het alarm is gestopt, zijn de om-
trek- en interieurbeveiliging weer actief. Als het alarm 10 keer achter elkaar
is afgegaan, wordt het bij de elfde
keer uitgeschakeld.
Als het lampje van de knop A snel
knippert, betekent dit dat het alarm
tijdens uw afwezigheid is afgegaan.
Het lampje stopt met knipperen als
het contact wordt aangezet.
Om te voorkomen dat tijdens het
wassen van uw auto het alarm af-
gaat, is het raadzaam de auto in dat
geval met de sleutel af te sluiten.
Schakel voordat u de accukabels
losneemt het alarm uit om te voor-
komen dat de sirene afgaat. Storing afstandsbediening
Ontgrendel de auto met de sleutel in
het slot van het bestuurdersportier.
Open het portier; het alarm gaat af.
Zet het contact aan; het alarm stopt.
* Volgens land van bestemming.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het
verklikkerlampje van de knop
A gedu-
rende 10 seconden blijft branden, duidt
dit op een storing in de verbinding met
de sirene.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
Vergrendel de auto of schakel de su-
pervergrendeling in met de sleutel in
het slot van het bestuurdersportier. Automatisch inschakelen *
Afhankelijk van de wetgeving in uw land
kan één van de volgende gevallen zich
voordoen:
- het alarm wordt 45 seconden nadat
de auto met behulp van de afstands-
bediening is vergrendeld geactiveerd,
ongeacht de toestand van de portie-
ren en de achterklep.
- het alarm wordt 2 minuten nadat het laatste portier of de achterklep is ge-
sloten, geactiveerd.
Om het afgaan van het alarm bij het
openen van een portier of de ach-
terklep te voorkomen, moet eerst op
de ontgrendelknop van de afstands-
bediening worden gedrukt.
Page 104 of 291
7
i
i
i
92
VEILIGHEID
RICHTINGAANWIJZERS
Gebruik de richtingaanwijzers om een
verandering van rijrichting of rijstrook
aan te geven. Wanneer bij een snelheid van meer
dan 60 km/h de richtingaanwijzers
na meer dan 20 seconden nog niet
zijn uitgeschakeld, wordt automa-
tisch het knippergeluid versterkt.
Links: duw de hendel helemaal om-
laag.
Rechts: duw de hendel helemaal
omhoog.
ALARMKNIPPERLICHTEN
Gebruik de alarmknipperlichten om het
overige verkeer te waarschuwen in het
g e v a l v a n fi l e , p e c h , s l e p e n o f e e n o n -
geval.
Schakel omwille van de veiligheid
de alarmknipperlichten in als u de
s t a a r t v a n e e n fi l e n a d e r t .
Druk de knop A in, de richtingaan-
wijzers knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als
het contact is afgezet.
Automatische ontsteking van de
alarmknipperlichten
Bij een noodstop schakelen de alarm-
knipperlichten, afhankelijk van de rem-
vertraging die optreedt, automatisch in.
De alarmknipperlichten blijven knipperen
totdat er opnieuw gas wordt gegeven.
U kunt de alarmknipperlichten ech-
ter ook uitschakelen door de knop A
in te drukken.
CLAXON
Druk op een van de spaken van het
stuurwiel.
Gebruik de claxon alleen wanneer
het echt nodig is, in de volgende
gevallen:
- onmiddellijk gevaar,
- i n h a l e n v a n fi e t s e r s o f v o e t g a n - gers,
- naderen van een onoverzichte- lijke bocht.
Gebruik de claxon om medeweggebrui-
kers te waarschuwen bij gevaar.
Page 157 of 291
10
143
PRAKTISCHE INFORMATIE
Zekering Ampère Functies
F8 20 A Autoradio, autoradio/telefoon, multifunctioneel
display, detectie te lage bandenspanning,
opbergvakken interieur.
F9 30 A 12V-aansluiting vóór, aansteker.
F10 15 A Stuurkolomschakelaars, sirene alarm, elektronische
eenheid alarm.
F11 15 A Contactslot met circuit lage stroomsterkte.
F12 15 A Instrumentenpaneel, pictogrammendisplay
veiligheidsgordels/airbag aan passagierszijde,
airconditioning, geheugeneenheid bestuurdersstoel,
module wegklapbaar dak.
F13 5 A Servicecentrale motor, airbags.
F14 15 A Multifunctioneel display, versterker, handsfree
set, regen-/lichtsensor, elektronische eenheid
parkeerhulp, geheugeneenheid passagiersstoel.
F15 30 A Vergrendeling en supervergrendeling.
F17 40 A Achterruit- en buitenspiegelverwarming.
SH - Shunt tijdens opslag.
Page 165 of 291
10
!i
150
PRAKTISCHE INFORMATIE
SLEPEN VAN UW AUTO
U kunt uw auto laten slepen door een
andere auto of een andere auto slepen
met behulp van het sleepoog.
Toegang tot het gereedschap Slepen van uw auto
Maak het klepje in de voorbumper
los door op de onderkant ervan te
drukken.
Draai het sleepoog vast tot de aan-
slag.
Bevestig de sleepstang.
Schakel de alarmknipperlichten van
uw auto in.
Maak het klepje in de achterbumper
los door op de onderkant ervan te
drukken.
Draai het sleepoog vast tot de aan-
slag.
Bevestig de sleepstang.
Schakel de alarmknipperlichten van
de te slepen auto in.
Slepen van een andere auto
Het sleepoog bevindt zich onder de
vloerplaat van de bagageruimte:
sluit het dak,
open de achterklep,
til de vloerplaat op,
zet de vloerplaat in deze positie vast
door de handgreep aan het koffer-
dekselrubber te bevestigen,
neem het sleepoog uit de houder. Gebruik voor het slepen van een
auto met de vier wielen op de grond
altijd een sleepstang.
Laat het takelen van de auto (met
twee wielen op de grond) uitslui-
tend uitvoeren door een professio-
neel takelbedrijf.
Bij het slepen van de auto met
stilstaande motor zijn de rem- en
stuurbekrachtiging uitgeschakeld.
Zet de versnellingshendel in de
neutraalstand (stand N bij de
automatische transmissie).
Het niet opvolgen van deze bij-
zonderheid kan er toe leiden dat
bepaalde onderdelen van het rem-
systeem beschadigd raken en dat
de rembekrachtiger na het starten
mogelijk niet meer werkt.
Page 167 of 291
10
i
152
PRAKTISCHE INFORMATIE
SNEEUWSCHERM *
Het afneembare sneeuwscherm wordt
op het onderste gedeelte van de voor-
bumper geplaatst om een opeenhoping
van sneeuw bij de koelventilateur van
de radiateur te voorkomen.
Plaatsen
Breng het afneembare sneeuw-
scherm aan op het onderste gedeel-
te van de voorbumper.
Zet het scherm vast door de beves-
t i g i n g s c l i p s o p d e o m t r e k é é n v o o r
é é n a a n t e d r u k k e n .
Vergeet niet het sneeuwscherm te
verwijderen:
- als de buitentemperatuur hoger is dan 10°C,
- als de auto moet worden ge- sleept,
- bij snelheden hoger dan 120 km/h. * Volgens land van bestemming.
Verwijderen
Wip met een schroevendraaier de vier
b e v e s t i g i n g s c l i p s é é n v o o r é é n l o s .
ACCESSOIRES
Het PEUGEOT-netwerk biedt u een rui-
me keuze aan accessoires en originele
onderdelen.
Deze accessoires en onderdelen zijn
getest en goedgekeurd ten aanzien van
bedrijfszekerheid en veiligheid.
Ze zijn volledig aangepast aan uw auto,
voorzien van een artikelnummer van
PEUGEOT en worden geleverd met ga-
rantie.
Het aanbod van PEUGEOT Boutique is
onderverdeeld in 5 groepen: PROTECT -
COMFORT - AUDIO - DESIGN - TECNIC:
"Protect": "Comfort":
matten ** , kunststof bak baga-
geruimte, windscherm.
Voor de vrijetijdsbesteding:
fi e t s e n d r a g e r v o o r b e v e s t i g i n g
op de trekhaak, zitverhogin-
gen en kinderzitjes.
inbraakalarm, graveren van
ruiten, wielbouten met slot,
alcoholtest, EHBO-trommel,
gevarendriehoek, veiligheids-
vest, lokalisatiesysteem ge-
stolen auto, set voor tijdelijke
bandreparatie, sneeuwkettin-
gen. ** Om te voorkomen dat pedalen blijven hangen:
- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt en goed is bevestigd,
- l e g n o o i t m e e r d e r e m a t t e n o p é é n plaats.
Trekhaak. Deze moet bij het PEUGEOT-
netwerk worden gemonteerd.