Peugeot 308 CC 2009 Handleiding (in Dutch)

Page 141 of 291

9
!
i
127
ONDERHOUD
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloei-
stoffen.
De meeste van deze vloeistoffen
zijn bijtend en schadelijk voor de
gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere
vloeistoffen niet in het riool, in het
water of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de
daarvoor bestemde containers bij
het PEUGEOT-netwerk.
Niveau brandstofadditief
(diesel met roetfilter)
Een te laag additiefniveau wordt aange-
geven door het verklikkerlampje service
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het multifunctionele
display.
Afgewerkte producten
CONTROLES
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven,
de bladzijden in het onderhoudsboekje
die betrekking hebben op de motoruitvoe-
ring van uw auto voor het laten controle-
ren van bepaalde onderdelen volgens het
onderhoudsschema van de constructeur.
Laat de controles eventueel uitvoeren
door het PEUGEOT-netwerk.
Accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om
regelmatig te controleren of de
accupolen en -klemmen schoon
zijn, vooral bij warm weer en in
de winter.
Raadpleeg voordat u de accukabels
losneemt het hoofdstuk "Praktische in-
formatie" voor meer informatie over de
te nemen voorzorgsmaatregelen.
Luchtfilter en interieurfilter
Laat de fi lters periodiek ver-
vangen volgens de in het on-
derhoudsboekje aangegeven
intervallen.
Als de omgeving (veel stof...)
en het gebruik (veel stadsverkeer...)

daartoe aanleiding geven, moeten de
fi lters twee keer zo vaak worden ver-
vangen (zie paragraaf "Motoren").
Een verstopt interieurfi lter kan de pres-
taties van de airconditioning verstoren
en onaangename geuren veroorzaken. Roetfilter (diesel)
Het onderhoud van het roetfi lter moet
worden uitgevoerd door het PEUGEOT-
netwerk.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen te-
vens het oliefi lter vervangen.
Raadpleeg het onderhouds-
boekje voor het vervangings-
interval.
Als langdurig met zeer lage snel-
heid wordt gereden of de motor
langdurig stationair draait, kan bij
gasgeven soms rook uit de uitlaat
waargenomen worden. Dit heeft
geen invloed op de prestaties en
heeft geen gevolgen voor het mi-
lieu.
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk
uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk.

Page 142 of 291

9
!
128
ONDERHOUD
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT
aanbevolen producten of gelijk-
waardige kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke orga-
nen als het remsysteem te optimali-
seren, selecteert en biedt PEUGEOT
specifi eke producten aan.
Vanwege de kans op beschadiging
van het elektrisch systeem is het
reinigen van de motorruimte met
een hogedrukreiniger niet toege-
staan .
Staat van remschijven /
remtrommels
Remblokken Handrem
De slijtage van de remblokken
is sterk afhankelijk van de rijstijl,
vooral bij stadsverkeer en veel
korte ritten. Hierdoor kan het
noodzakelijk blijken om de rem-
blokken vaker, tussen twee onderhouds-
controles door, te laten controleren.
Als het remsysteem vrij is van lekkages,
duidt een te laag remvloeistofniveau
erop dat de remblokken versleten zijn. Raadpleeg het PEUGEOT-net-
werk voor informatie over het
controleren van de slijtage van
de remschijven en/of remtrom-
mels.
Als de handrem een te grote
slag heeft of als het systeem
minder goed werkt, moet de
handrem zelfs tussen twee on-
derhoudscontroles door wor-
den afgesteld.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Handgeschakelde
versnellingsbak
De versnellingsbak is onder-
houdsvrij (olie verversen niet
noodzakelijk).
Raadpleeg het onderhouds-
boekje voor het interval van
de niveaucontrole.
Automatische versnellingsbak De automatische versnellings-
bak is onderhoudsvrij (olie
verversen niet noodzakelijk).
Raadpleeg het onderhouds-
boekje voor het interval van
de niveaucontrole.

Page 143 of 291

10
i
129
PRAKTISCHE INFORMATIE
SET VOOR TIJDELIJKE BANDENREPARATIE Gebruik van de set
De bandenreparatieset bevindt zich on-
der de vloerplaat van de bagageruimte.
Het is een onderdeel van de gereed-
schapsset onder het opbergvak.
 Zet het contact af.

 Kruis het wiel waarvan de band ge-
repareerd moet worden aan op de
bijgeleverde sticker met de snel-
heidslimiet en plak deze op het
stuurwiel om u er aan te herinneren
dat u met een tijdelijk gerepareerd
wiel rijdt.

 Klik de fl acon 1 op de compressor

2 .

 Controleer of de schakelaar A in de
stand "0" staat.

 Sluit de slang van de fl acon 1 aan
op het ventiel van de lekke band.

 Rol de slang van de compressor

2 helemaal af en verbind hem met
de fl acon.

 Sluit de stekker van de compres-
sor aan op de 12V-aansluiting in de
auto.

 Start de motor en laat deze draai-
en.
De volledige set voor de reparatie van
een band bestaat uit een compressor en
een fl acon met afdichtmiddel. Hiermee
kunt u de band
tijdelijk repareren , zo-
dat u de dichtstbijzijnde garage kunt be-
reiken.
Deze set is verkrijgbaar bij het
PEUGEOT-netwerk.
Met deze reparatieset kunnen ga-
ten met een diameter van maxi-
maal 6 mm in het loopvlak of de
hiel van de band worden gedicht.
Haal scherpe voorwerpen die in de
band steken er niet uit.

Page 144 of 291

10
i
130
PRAKTISCHE INFORMATIE

 Verwijder de compressor en berg de
fl acon op in de met de set meege-
leverde plastic zak, zodat restanten
van de vloeistof niet in de auto te-
recht kunnen komen.

 Rijd onmiddellijk ongeveer drie ki-
lometer met beperkte snelheid
(tussen 20 en 60 km/h), zodat het
afdichtingsproduct het lek kan dich-
ten.

 Zet de auto stil en controleer de re-
paratie en de bandenspanning.

 Sluit de slang van de compressor
direct aan op het ventiel van de ge-
repareerde band.

 Activeer de compressor door de
schakelaar A in de stand "1" te zet-
ten, tot de bandenspanning 2,0 bar
bedraagt. Als deze spanning niet binnen on-
geveer vijf tot tien minuten bereikt
kan worden, kan de band niet wor-
den gerepareerd. Roep in dat geval
de hulp in van het PEUGEOT-net-
werk.

Page 145 of 291

10
!
i
131
PRAKTISCHE INFORMATIE
Let op: de fl acon met afdichtmiddel
bevat ethyleenglycol. Dit middel is
schadelijk bij inname en irriterend
voor de ogen. Houd het middel bui-
ten het bereik van kinderen.
De uiterste gebruiksdatum staat op
de fl acon vermeld.
De fl acon kan slechts één keer ge-
bruikt worden en moet na gebruik
dus worden vervangen, ook al is de
fl acon nog niet geheel leeg.
Werp de fl acon na gebruik niet
weg, maar lever deze in bij het
PEUGEOT-netwerk of een offi cieel
inzamelpunt.
Vergeet niet om bij het PEUGEOT-
netwerk een nieuwe fl acon afdicht-
middel te kopen.


 Sluit de stekker van de compressor
weer aan op de 12V-aansluiting in
de auto.

 Start de motor opnieuw en laat de
motor draaien.

 Breng de band met behulp van de
compressor op de voorgeschre-
ven spanning (spanning verhogen:
schakelaar A in stand "1" ; spanning
verlagen: schakelaar A in stand "0"
en knop B indrukken), zoals vermeld
op de bandenspanningssticker in de
opening van het bestuurdersportier,
en controleer of het lek goed ge-
dicht is (de bandenspanning mag
na enkele kilometers niet zijn afge-
nomen).

 Verwijder de compressor en berg de
reparatieset op.

 Rijd met gematigde snelheid (max.
80 km/h) over een afstand van maxi-
maal ongeveer 200 km.

 Neem zo snel mogelijk contact op
met het PEUGEOT-netwerk om de
band door een specialist te laten re-
pareren of vervangen. Als de auto is voorzien van het con-
trolesysteem bandenspanning, zal
het waarschuwingslampje te lage
bandenspanning na de reparatie
blijven branden totdat het systeem
door het PEUGEOT-netwerk op-
nieuw is geïnitialiseerd.

Page 146 of 291

10
i
132
PRAKTISCHE INFORMATIE
WIEL VERWISSELEN
In het geval van een lekke band kunt u
het wiel met het bij de auto geleverde
gereedschap verwisselen volgens de
onderstaande procedure.
Het gereedschap bevindt zich onder de
vloer van de bagageruimte.
Voer de volgende handelingen uit om
toegang te krijgen tot het gereedschap:

 sluit het dak,

 open de achterklep,

 til de vloerplaat op,

 zet de vloerplaat in deze positie vast
door de handgreep aan het koffer-
dekselrubber te bevestigen,

 maak de houder met het gereed-
schap los en verwijder deze. Dit gereedschap is specifi ek voor uw
auto. Gebruik het niet voor andere
doeleinden.

1. Wielsleutel.
Hiermee kan de wieldop worden verwijderd en kunnen de wielbou-
ten worden losgedraaid.

2. Krik met geïntegreerde slinger.
Hiermee kan de auto worden op- gekrikt.

3. Gereedschap voor het verwijde-
ren van sierdoppen.
Hiermee kunnen bij lichtmeta- len velgen de sierdoppen van de
wielbouten worden verwijderd.

4. Centreerpen.
Hiermee kunnen lichtmetalen vel- gen op de naaf worden geplaatst.
Beschikbaar gereedschap
Overige accessoires

6. Afneembaar sleepoog.
Zie de paragraaf "Slepen van uw auto".
Toegang tot het gereedschap
Wiel met wieldop

Demonteren: verwijder eerst de
wieldop door deze met behulp van
de wielsleutel 1 bij de ventielope-
ning los te wippen en vervolgens
los te trekken.

Monteren: plaats de wieldop, be-
gin bij de ventielopening en druk de
wieldop rondom met de hand vast.

5. Dop voor het verwijderen van slot-
bouten (in het dashboardkastje).
Hiermee kunnen met behulp van de wielsleutel de speciale slot-
bouten worden verwijderd.

Page 147 of 291

10
i
i
133
PRAKTISCHE INFORMATIE
Bevestiging van het stalen
reservewiel
Indien uw auto is voorzien van licht-
metalen velgen is het normaal dat
bij het monteren van het stalen re-
servewiel de ringen van de bouten
de velg niet raken. Als de bouten
volledig zijn aangedraaid, zorgt het
conische draagvlak van de bouten
voor de bevestiging van het reser-
vewiel.
Toegang tot het reservewiel
Het reservewiel bevindt zich onder de
vloer van de bagageruimte.
Afhankelijk van het land van bestem-
ming is er een stalen of een lichtmeta-
len reservewiel aanwezig.
Zie de paragraaf "Toegang tot het ge-
reedschap" voor meer informatie.
Verwijderen van het reservewiel

 Draai de gele centrale bout los.

 Til het reservewiel aan de achter-
zijde op en trek het naar u toe.

 Verwijder het wiel uit de bagage-
ruimte.
Terugplaatsen van het reservewiel

 Leg het reservewiel in de reserve-
wielbak.

 Draai de gele centrale bout een aan-
tal omwentelingen los en plaats de
bout in het hart van het reservewiel.

 Draai de centrale bout vast tot deze
klikt en het reservewiel goed vastzit.

 Plaats de houder met het gereed-
schap in het hart van het reserve-
wiel en maak de houder vast.
Detectie te lage bandenspanning
Het reservewiel is niet voorzien van
een bandenspanningssensor. Laat
het repareren van de lekke band uit-
voeren door het PEUGEOT-netwerk.

Page 148 of 291

10
i
134
PRAKTISCHE INFORMATIE
Stilzetten van de auto
Zet de auto op een plaats waar
het verkeer niet gehinderd wordt
en zorg ervoor dat de auto op een
horizontale, stabiele en stroeve on-
dergrond staat.
Trek de handrem aan, zet het con-
tact af en schakel de eerste versnel-
ling * in om de wielen te blokkeren.
Plaats indien nodig een wielblok
onder het wiel kruislings tegenover
het te verwisselen wiel.
Controleer of de inzittenden de
auto hebben verlaten en zich op
een veilige plaats bevinden.
Ga nooit onder een auto liggen die
alleen op de krik steunt; gebruik
een bok.
Demonteren van het wiel
Procedure

 Verwijder de chromen sierdop van de
wielbouten met het gereedschap 3 .

 Bevestig de dop 5 op de wielsleutel

1 en draai de slotbout een omwen-
teling los.

 Draai de overige wielbouten een
omwenteling los met alleen de wiel-
sleutel 1 .

 Plaats de krik 2 onder één van de
twee steunpunten aan de voorzijde

A of achterzijde B (bij het te verwis-
selen wiel).

 Draai de krik 2 uit tot het voetstuk op
de grond staat. Zorg ervoor dat het
voetstuk zich loodrecht onder het
gebruikte steunpunt A of B bevindt.

 Krik de auto op tot er voldoende
ruimte tussen het wiel en de grond
is om het (niet lekke) reservewiel te
monteren.

 Verwijder de wielbouten en leg ze
op een schone plaats weg.

 Verwijder het wiel.
* stand P van de automatische trans-
missie.

Page 149 of 291

10
i
135
PRAKTISCHE INFORMATIE
Na het verwisselen van het wiel
Verwijder de naafdop van het wiel
om het op de juiste manier in de
bagageruimte op te bergen.
Laat zo snel mogelijk het aan-
haalmoment van de wielbouten
en de bandenspanning van het
reservewiel controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Laat de lekke band zo spoedig mo-
gelijk repareren en verwissel hem
met het reservewiel.
Als het reservewiel anders is dan
de andere banden, wordt dringend
geadviseerd extra voorzichtig te rij-
den.
Monteren van het wiel
Procedure

 Plaats het wiel op de naaf met de
centreerpen 4 .

 Draai de wielbouten met de hand
vast.

 Draai de slotbout met de wielsleutel

1 en de dop 5 enigszins vast.

 Draai de overige wielbouten enigs-
zins vast met alleen de wielsleutel

1 .

 Laat de krik zakken.

 Vouw de krik 2 op en verwijder
hem.

 Draai de slotbout vast met de wiel-
sleutel 1 en de dop 5 .

 Draai de overige wielbouten vast
met alleen de wielsleutel 1 .

 Bevestig de verchroomde doppen
op de overige wielbouten.

 Berg het gereedschap op in de hou-
der.

Page 150 of 291

10
i
!
!
!
136
PRAKTISCHE INFORMATIE
Elektrocutiegevaar
Het vervangen van een xenonlamp
(D1S-35W) moet worden uitgevoerd
door het PEUGEOT-netwerk.
LAMPEN VERVANGEN
Een defecte lamp kan volgens de on-
derstaande procedure zonder gereed-
schap worden vervangen. Uitvoering met halogeenlampen

1. Richtingaanwijzers
(PY 21 W amberkleurig).

2. Dimlicht (H7-55W).

3. Grootlicht (H1-55W).

4. Verlichting overdag/
parkeerlicht (P 21/5 W).

5. Mistlampen (H8-35W).
1. Richtingaanwijzers
(PY 21W SV zilverkleurig).

2. Dimlicht/grootlicht (D1S-35W).

3. Extra grootlicht (H1-55W).

4. Verlichting overdag/
parkeerlicht (P 21/5W).

5. Mistlamp (H8-35W).
Uitvoering met xenonlampen en
bochtverlichting
Onder bepaalde weersomstan-
digheden kan (lage temperatuur,
vochtigheid) kan zich een laagje
condens op het koplampglas en de
achterlichten vormen; dit verdwijnt
enkele minuten na het ontsteken
van de koplampen.
De koplampunits zijn voorzien van
glas van polycarbonaat met een
speciale vernislaag:

 reinig de koplampen nooit
met een droge of schurende
doek en gebruik geen oplos-
middelen,


gebruik een spons met zeepwater,

 wanneer u met een hogedruk-
spuit hardnekkig vuil probeert
te verwijderen, richt dan nim-
mer de straal op de koplampen,
de achterlichten en de randen
ervan, om lakbeschadigingen
en beschadiging van de af-
dichtrubbers te voorkomen.

 Raak de lamp niet met de vin-
gers aan, maar gebruik een
niet-pluizende doek.
Bij het vervangen van halogeenlam-
pen moet de verlichting minstens
enkele minuten uitgeschakeld zijn
(risico van ernstige verbranding).
In verband met het behoud van de
kwaliteit van de koplampen mogen
uitsluitend anti-UV-lampen worden
gebruikt.
Koplampen

Page:   < prev 1-10 ... 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 ... 300 next >