display Peugeot 308 CC 2009 Handleiding (in Dutch)

Page 133 of 291

8
i
i
119
RIJDEN
PARKEERHULP VOOR EN/OF ACHTER MET GRAFISCHE WEERGAVE EN GELUIDSSIGNALEN
Dit systeem bestaat uit vier afstands-
sensoren die zijn aangebracht in de
voor- en/of achterbumper.
Het systeem waarschuwt de bestuurder
voor elk obstakel (persoon, auto, boom,
hek, …) dat zich achter de auto bevindt.
Het waarschuwt u echter niet voor ob-
jecten die zich direct onder de bumper
bevinden. Het systeem wordt
ingeschakeld :
- zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld,
- bij vooruitrijden met een snelheid la- ger dan 10 km/h.
Dit wordt aangegeven door een geluids-
signaal en/of door de weergave van de
auto op het multifunctionele display.
Paaltjes, pionnen bij wegwerk-
zaamheden of gelijksoortige voor-
werpen worden waargenomen bij
aanvang van de aanrijmanoeuvre,
maar niet meer wanneer de auto te
dicht genaderd is. De afstand tot het obstakel wordt aan-
gegeven door:
- geluidssignalen, die elkaar sneller
opvolgen naarmate de auto dichter
bij het obstakel komt,
- een grafi sche weergave op het mul- tifunctionele display, met blokjes die
steeds dichter bij de auto komen.
De plaats van het obstakel wordt aan-
gegeven door de luidsprekers die het
geluidssignaal weergeven (voor/achter
en links/rechts).
Als de auto minder dan ongeveer der-
tig centimeter van het obstakel verwij-
derd is, is het geluidssignaal continu
hoorbaar en/of verschijnt het symbool
"Gevaar", afhankelijk van het type mul-
tifunctioneel display.
De parkeerhulp is een hulpmiddel
voor de bestuurder die desondanks
waakzaam moet blijven en verant-
woordelijk is.
De parkeerhulp wordt
uitgeschakeld :
- als de achteruit wordt uitgescha- keld,
- als bij het vooruitrijden de wagen- snelheid hoger dan 10 km/h is,
- als de auto langer dan 3 seconden stilstaat.

Page 134 of 291

8
i
i
120
RIJDEN
Deactiveren Storing Het systeem zal automatisch wor-
den uitgeschakeld bij het trekken
van een aanhangwagen of de mon-
tage van een fi etsendrager (auto
uitgerust met een door PEUGEOT
aanbevolen trekhaak of fi etsendra-
ger).
Activeren

 Druk nogmaals op de toets A . Het
verklikkerlampje gaat uit en het sy-
steem is weer ingeschakeld.

 Druk op de toets A . Het verklikker-
lampje gaat branden en het systeem
is volledig uitgeschakeld. Zorg ervoor dat de sensoren in de
winter of bij slecht weer niet bedekt
zijn met modder, ijs of sneeuw. Als
de sensoren vuil zijn, wordt dit bij
het inschakelen van de achteruit-
versnelling aangegeven door een
geluidssignaal (lange piep).
Wanneer de auto langzamer rijdt
dan ongeveer 10 km/h kunnen om-
gevingsgeluiden (motor, vrachtwa-
gen, pikhamer, ...) er voor zorgen
dat het geluidssignaal van het ach-
teruitrijden wordt weergegeven. In het geval van een storing zal
bij het inschakelen van de ach-
teruitversnelling dit pictogram
worden weergegeven op het
instrumentenpaneel en/of een melding
op het multifunctionele display verschij-
nen, in combinatie met een geluidssig-
naal (kort piepje).
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.

Page 139 of 291

9ONDERHOUD
NIVEAUS CONTROLEREN
Controleer de onderstaande niveaus
regelmatig en vul indien nodig bij, tenzij
anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald
niveau het desbetreffende circuit con-
troleren door het PEUGEOT-netwerk. Remvloeistofniveau
Wacht bovendien alvorens werkzaam-
heden aan het koelsysteem uit te voe-
ren ten minste 1 uur nadat de motor
gedraaid heeft, omdat het koelsysteem
onder druk staat.
Draai om brandwonden te voorkomen
de dop eerst 2 omwentelingen los om
de druk te laten dalen. Verwijder, als de
druk eenmaal gedaald is, de dop en vul
koelvloeistof bij.
Motorolieniveau
Een controle van het motorolieni-
veau is alleen betrouwbaar als de
auto op een vlakke, horizontale on-
dergrond staat en de motor minstens
15 minuten niet heeft gedraaid.
Het motorolieniveau kan bij aangezet con-
tact worden gecontroleerd via de motoro-
lieniveaumeter op het instrumentenpaneel,
of met de oliepeilstok.
Het motorolieverbruik mag gedurende het
verversingsinterval niet meer dan 0,5 liter
per 1000 km bedragen.
Het remvloeistofniveau dient zich
zo dicht mogelijk bij het merkteken
"MAXI" te bevinden. Controleer in-
dien dit niet het geval is of de rem-
blokken van uw auto zijn versleten.
Remvloeistof verversen
Raadpleeg het onderhoudsboekje voor
het voorgeschreven verversingsinterval.
Stuurbekrachtigingsvloeistofniveau
Het stuurbekrachtigingsvloeistofni-
veau dient zich zo dicht mogelijk bij
het merkteken "MAXI" te bevinden.
Draai bij koude motor de dop open
om het niveau te controleren. Niveau ruiten- en
koplampsproeiervloeistof
Wanneer uw auto is voorzien van
koplampsproeiers, wordt een te
laag vloeistofniveau van de rui-
ten- en koplampsproeiers aan-
gegeven door een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele display.
Vul bij de eerstvolgende gelegenheid
het reservoir bij.
Olie verversen
Raadpleeg het onderhoudsboekje voor
het verversingsinterval voor uw auto.
Om een verminderde betrouwbaarheid
van de motor en de emissieregeling te
voorkomen, is het gebruik van additie-
ven in de motorolie niet toegestaan.
Type motorolie
Gebruik de door de fabrikant aanbevo-
len motorolie voor uw auto en motoruit-
voering. Type remvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorge-
schreven remvloeistof die voldoet aan
de DOT4-norm.
Koelvloeistof verversen
De koelvloeistof behoeft niet te worden
ververst.
Type ruiten- en
koplampsproeiervloeistof
Voor een optimale reiniging en om het
bevriezen van de sproeiers te voorko-
men is het (bij)vullen van het reservoir
met water niet toegestaan.
Koelvloeistofniveau
Het koelvloeistofniveau dient
zich zo dicht mogelijk bij het
merkteken "MAXI" te bevinden,
maar mag beslist niet hoger zijn.
Als de motor warm is, wordt de tem-
peratuur van de koelvloeistof geregeld
door de koelventilateur. Deze kan ook
bij afgezet contact werken.

Bij uitvoeringen voorzien van een roetfi l-
ter kan de motor bij afgezet contact nog
(gaan) werken, zelfs bij koude motor.
Type koelvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorge-
schreven koelvloeistof.

Page 140 of 291

9
!
i
127
ONDERHOUD
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloei-
stoffen.
De meeste van deze vloeistoffen
zijn bijtend en schadelijk voor de
gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere
vloeistoffen niet in het riool, in het
water of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de
daarvoor bestemde containers bij
het PEUGEOT-netwerk.
Niveau brandstofadditief
(diesel met roetfilter)
Een te laag additiefniveau wordt aange-
geven door het verklikkerlampje service
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het multifunctionele
display.
Afgewerkte producten
CONTROLES
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven,
de bladzijden in het onderhoudsboekje
die betrekking hebben op de motoruitvoe-
ring van uw auto voor het laten controle-
ren van bepaalde onderdelen volgens het
onderhoudsschema van de constructeur.
Laat de controles eventueel uitvoeren
door het PEUGEOT-netwerk.
Accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om
regelmatig te controleren of de
accupolen en -klemmen schoon
zijn, vooral bij warm weer en in
de winter.
Raadpleeg voordat u de accukabels
losneemt het hoofdstuk "Praktische in-
formatie" voor meer informatie over de
te nemen voorzorgsmaatregelen.
Luchtfilter en interieurfilter
Laat de fi lters periodiek ver-
vangen volgens de in het on-
derhoudsboekje aangegeven
intervallen.
Als de omgeving (veel stof...)
en het gebruik (veel stadsverkeer...)

daartoe aanleiding geven, moeten de
fi lters twee keer zo vaak worden ver-
vangen (zie paragraaf "Motoren").
Een verstopt interieurfi lter kan de pres-
taties van de airconditioning verstoren
en onaangename geuren veroorzaken. Roetfilter (diesel)
Het onderhoud van het roetfi lter moet
worden uitgevoerd door het PEUGEOT-
netwerk.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen te-
vens het oliefi lter vervangen.
Raadpleeg het onderhouds-
boekje voor het vervangings-
interval.
Als langdurig met zeer lage snel-
heid wordt gereden of de motor
langdurig stationair draait, kan bij
gasgeven soms rook uit de uitlaat
waargenomen worden. Dit heeft
geen invloed op de prestaties en
heeft geen gevolgen voor het mi-
lieu.
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk
uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk.

Page 141 of 291

9
!
i
127
ONDERHOUD
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloei-
stoffen.
De meeste van deze vloeistoffen
zijn bijtend en schadelijk voor de
gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere
vloeistoffen niet in het riool, in het
water of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de
daarvoor bestemde containers bij
het PEUGEOT-netwerk.
Niveau brandstofadditief
(diesel met roetfilter)
Een te laag additiefniveau wordt aange-
geven door het verklikkerlampje service
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het multifunctionele
display.
Afgewerkte producten
CONTROLES
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven,
de bladzijden in het onderhoudsboekje
die betrekking hebben op de motoruitvoe-
ring van uw auto voor het laten controle-
ren van bepaalde onderdelen volgens het
onderhoudsschema van de constructeur.
Laat de controles eventueel uitvoeren
door het PEUGEOT-netwerk.
Accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om
regelmatig te controleren of de
accupolen en -klemmen schoon
zijn, vooral bij warm weer en in
de winter.
Raadpleeg voordat u de accukabels
losneemt het hoofdstuk "Praktische in-
formatie" voor meer informatie over de
te nemen voorzorgsmaatregelen.
Luchtfilter en interieurfilter
Laat de fi lters periodiek ver-
vangen volgens de in het on-
derhoudsboekje aangegeven
intervallen.
Als de omgeving (veel stof...)
en het gebruik (veel stadsverkeer...)

daartoe aanleiding geven, moeten de
fi lters twee keer zo vaak worden ver-
vangen (zie paragraaf "Motoren").
Een verstopt interieurfi lter kan de pres-
taties van de airconditioning verstoren
en onaangename geuren veroorzaken. Roetfilter (diesel)
Het onderhoud van het roetfi lter moet
worden uitgevoerd door het PEUGEOT-
netwerk.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen te-
vens het oliefi lter vervangen.
Raadpleeg het onderhouds-
boekje voor het vervangings-
interval.
Als langdurig met zeer lage snel-
heid wordt gereden of de motor
langdurig stationair draait, kan bij
gasgeven soms rook uit de uitlaat
waargenomen worden. Dit heeft
geen invloed op de prestaties en
heeft geen gevolgen voor het mi-
lieu.
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk
uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk.

Page 157 of 291

10
143
PRAKTISCHE INFORMATIE

Zekering Ampère Functies

F8 20 A Autoradio, autoradio/telefoon, multifunctioneel
display, detectie te lage bandenspanning,
opbergvakken interieur.

F9 30 A 12V-aansluiting vóór, aansteker.

F10 15 A Stuurkolomschakelaars, sirene alarm, elektronische
eenheid alarm.

F11 15 A Contactslot met circuit lage stroomsterkte.

F12 15 A Instrumentenpaneel, pictogrammendisplay
veiligheidsgordels/airbag aan passagierszijde,
airconditioning, geheugeneenheid bestuurdersstoel,
module wegklapbaar dak.

F13 5 A Servicecentrale motor, airbags.

F14 15 A Multifunctioneel display, versterker, handsfree
set, regen-/lichtsensor, elektronische eenheid
parkeerhulp, geheugeneenheid passagiersstoel.

F15 30 A Vergrendeling en supervergrendeling.

F17 40 A Achterruit- en buitenspiegelverwarming.

SH - Shunt tijdens opslag.

Page 164 of 291

10
!
i
149
PRAKTISCHE INFORMATIE
Neem de tijd die nodig is voor het
starten van de motor in acht om
een juiste lading van de accu te
garanderen.
Vermijd het herhaaldelijk en con-
tinu starten van de motor om de
accu bij te laden.
Als de accu ontladen is, kan de
motor niet gestart worden (zie de
paragraaf "Accu").
Als u op het moment dat de eco-
mode wordt ingeschakeld aan het
telefoneren bent:
- kan het gesprek nog 5 minu-
ten worden voortgezet met
de handsfree set van uw PC
Sound of PC Nav,
- kan het telefoongesprek ge- woon worden voortgezet met
de PC 3D Nav autoradio/tele-
foon/GPS RT4.
ECO-MODE
De eco-mode bepaalt de maximale ge-
bruiksduur van een aantal functies om
te voorkomen dat de accu ontladen
raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een
aantal elektrische functies zoals het
audio- en telematicasysteem, de ruiten-
wissers, dimlichten, plafonniers, ... nog
in totaal maximaal 30 minuten gebrui-
ken. Uitschakelen van de eco-mode
De functies worden automatisch weer
ingeschakeld als de motor gestart
wordt.

 Start om de functies direct weer te
kunnen gebruiken de motor en laat
deze draaien:
- minder dan tien minuten om de functies ongeveer vijf minuten te
kunnen gebruiken,
- meer dan tien minuten om de functies ongeveer dertig minuten
te kunnen gebruiken.
Inschakelen van de eco-mode
Na deze 30 minuten geeft een melding
op het multifunctionele display aan dat
de eco-mode is ingeschakeld en de ac-
tieve functies worden in de ruststand
gezet.
WISSERBLADEN VERVANGEN
De ruitenwisserbladen kunnen zonder
gereedschap worden vervangen.
Demonteren van een wisserblad
vóór

 Til de desbetreffende ruitenwisser-
arm op.

 Maak het wisserblad los en verwij-
der het.
Monteren van een wisserblad vóór

 Controleer bij de ruitenwissers de
lengte van het wisserblad, omdat het
kortste blad aan de rechterzijde van
de auto gemonteerd moet worden.

 Breng het nieuwe wisserblad aan en
klik het vast.

 Zet de ruitenwisserarm voorzichtig
terug.
Voordat u een wisserblad
demonteert

 Bedien de ruitenwisserschakelaar
binnen één minuut na het afzetten
van het contact om de ruitenwissers
naar het midden van de voorruit te
verplaatsen.
Na het monteren van een
wisserblad vóór

 Zet het contact aan.

 Bedien nogmaals de ruitenwissers-
chakelaar om de ruitenwissers in de
ruststand te zetten.

Page 180 of 291

165
01
2
ABC 3
DEF
5
JKL
4
GHI 6
MNO
8
TUV
7
PQRS 9
WXYZ
0
* #
1
13
14
13. OK: bevestigen van het op het display gesele
cteerde item.
- 4-weg navigatietoets: druk naar links of naar re chts.
Bij RADIO weergave: vorige/volgende frequentie sel ecteren.
Bij MEDIA weergave: vorige/volgende track selecteren.
Bij weergave van KAART of NAVIGATIE: horizontaal verplaatsen van de kaart.
- 4-weg navigatietoets: druk op omhoog/omlaag.
Bij RADIO weergave: vorige/volgende voorkeuzezende r selecteren.
Bij MEDIA weergave: vorige/volgende MP3- of CD-map selecteren.
Bij weergave van kaart of navigatie: verticaal verplaatsen van de kaart.
Verder gaan naar de volgende bladzijde of terugker en naar de vorige bladzijde.
BASISFUNCTIES
NAVIGATIETOETSPC 3D Nav
14. Draaien aan de draaiknop:
Bij RADIO weergave: selecteren van de vorige/volge nde voorkeuzezender in de lijst.
Bij MEDIA weergave: vorige/volgende MP3- of CD-tra ck selecteren.
Bij weergave van KAART of NAVIGATIE: in-/uitzoomen op de kaart.

Page 181 of 291

166
02
SETUP
MEDIA
TRAFFIC
ALGEMENE WERKING
Raadpleeg voor een gedetailleerd overzicht van de keuzemogelijkheden de rubriek "Menustructuren displays" in deze handleiding.
Door meerdere keren achter elkaar op de toets MODE te drukken, kunt u kiezen voor de volgende weerga ven:
Gebruik voor het schoonmaken van het display een z acht, niet-schurend doekje (bijvoorbeeld een brillendoekje) zonder schoonmaakmiddel.
RADIO /MULTIMEDIA/VIDEO
TELEFOON ( Tijdens een telefoongesprek )
KAARTWEERGAVE OP VOLLEDIG SCHERM
NAVIGATIE ( Tijdens navigatie )
SETUP: toegang tot het menu SETUP: taalkeuze, stemfuncties , steminstellingen (rubriek 09), datum en tijd, weergave, eenheden en systeeminstellingen. Lang indrukken: toegang tot het GPS-bereik en de demo-mode.
VERKEER: toegang tot het Menu Verkeer: weergave van actuele verkeersberichten.
WEERGAVE AFHANKELIJK VAN CONTEXT
MEDIA: Menu Audio-DVD Menu Video-DVD

Page 196 of 291

181
2
ABC 3
DEF
5
JKL
4
GHI 6
MNO
8
TUV
7
PQRS 9
WXYZ
0
* #
1
RADIO MEDIA
NAV ESC TRAFFIC
SETUP
ADDR BOOK1
3
4
06
22
3
MEDIA
1
MEDIA
r, fototoestel…) met een JACK/RCA-audiokabel aan op de RCA-aansluansluiting (wit en rood (audio-aansluiting), rood en geel (video-aa
nsluiansluiting)) in het dashboardkastje.
Druk op de toets MEDIA en druk nogmaals op de toets of selecteer de functie Menu Media en druk op OK om te bevestigen.
Selecteer de geluidsbron AUX en druk op OK om te bevestigen, waarna het afspelen automatisch begint.
Selecteer Bron kiezen en vervolgens Aux-ingang (video) en druk op OK om deze te activeren.
AUX-INGANG
De weergave- en bedieningsfuncties verlopen via de ex de externe apparatuur zelf.
AUX-INGANG (AUX) GEBRUIKEN
AUDIO-/VIDEO-/RCA-KABEL NIET BIJGELEVERD
MULTIMEDIA-SPELERS
Als de AUX-aansluiting niet is geactiveerd, selecteer daeer dan Beheer Aux-ingang om deze te activeren.
EEN VIDEO-DVD AFSPELEN
Selecteer de gewenste videobron (Video-DVD, Extra video-aansluiting). Druk op OK om te bevestigen. De D De DVD wordt afgespeeld.
Druk op de toets MEDIA om toegang te krijgen tot het DVD-Menu of de functies van het Menu Media voor de beeldinstellingen (helderheid/contrast, beeldformaat...).
Als de DVD niet op het display wordt weergegeven, druk dan op de toets MODE om toegang te krijgen tot het MEDIA-scherm waarop het DVD-scherm wordt weergegeven.
Plaats de DVD in de speler. De DVD wordt automatisch afgespeeld.
Met de 4-weg navigatietoets en de verchroomde draa iknop kan de cursor van de DVD-selectie worden verplaatst. Door op de toets  of  te drukken kan een hoofdstuk worden gekozen.

Page:   < prev 1-10 ... 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 100 next >