Peugeot 308 SW BL 2008 Handleiding (in Dutch)

Page 151 of 260

10
157
ONDERHOUD
DIESELMOTOREN
Dit overzicht is een hulpmiddel bij het controleren van de verschillende vloeistofniveaus, het vervangen van bepaalde onder-
delen en het ontluchten van het brandstofcircuit.

1. Reservoir stuurbekrachtiging.

2. Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers.

3. Reservoir koelvloeistof.
4. Reservoir remvloeistof.

5. Accu.

6. Zekeringkast.

7. Luchtfi lter * .
8. Oliepeilstok.

9. Motorolie (bij)vullen.

10. Handopvoerpomp * .

11. Ontluchtnippel * .
* Volgens motoruitvoering.

Page 152 of 260

10
158
ONDERHOUD
NIVEAUS CONTROLEREN
Controleer de onderstaande niveaus
regelmatig en vul indien nodig bij, tenzij
anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald
niveau het desbetreffende circuit con-
troleren door het PEUGEOT-netwerk . Remvloeistofniveau
Wacht bovendien alvorens werkzaamhe-
den aan het koelsysteem uit te voeren ten
minste 1 uur nadat de motor gedraaid heeft,
omdat het koelsysteem onder druk staat.
Draai om brandwonden te voorkomen
de dop eerst 2 omwentelingen los om
de druk te laten dalen. Verwijder, als de
druk eenmaal gedaald is, de dop en vul
koelvloeistof bij.
Motorolieniveau
Een controle van het motorolieni-
veau is alleen betrouwbaar als de
auto op een vlakke, horizontale on-
dergrond staat en de motor minstens
15 minuten niet heeft gedraaid.
Het motorolieniveau kan bij aangezet
contact worden gecontroleerd via de
motorolieniveaumeter op het instru-
mentenpaneel, of met de oliepeilstok.
Het motorolieverbruik mag gedurende
het verversingsinterval niet meer dan
0,5 liter per 1000 km bedragen.
Het remvloeistofniveau dient zich
zo dicht mogelijk bij het merkteken
"MAXI" te bevinden. Controleer in-
dien dit niet het geval is of de rem-
blokken van uw auto zijn versleten.
Remvloeistof verversen
Raadpleeg het onderhoudsboekje voor
het voorgeschreven verversingsinter-
val.
Stuurbekrachtigingsvloeistofniveau
Het stuurbekrachtigingsvloeistof-
niveau dient zich zo dicht mogelijk
bij het merkteken "MAXI" te bevin-
den. Draai bij koude motor de dop
open om het niveau te controleren. Niveau ruiten- en
koplampsproeiervloeistof
Wanneer uw auto is voorzien van
koplampsproeiers, wordt een te
laag vloeistofniveau van de rui-
ten- en koplampsproeiers aan-
gegeven door een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele display.
Vul bij de eerstvolgende gelegenheid
het reservoir bij.
Olie verversen
Raadpleeg het onderhoudsboekje voor
het verversingsinterval voor uw auto.
Om een verminderde betrouwbaarheid
van de motor en de emissieregeling te
voorkomen, is het gebruik van additie-
ven in de motorolie niet toegestaan.
Type motorolie
Gebruik de door de fabrikant aanbevo-
len motorolie voor uw auto en motoruit-
voering. Type remvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorge-
schreven remvloeistof die voldoet aan
de DOT4-norm.
Koelvloeistof verversen
De koelvloeistof behoeft niet te worden
ververst.
Type ruiten- en
koplampsproeiervloeistof
Voor een optimale reiniging en om het
bevriezen van de sproeiers te voorko-
men is het (bij)vullen van het reservoir
met water niet toegestaan.
Koelvloeistofniveau
Het koelvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het merkte-
ken "MAXI" te bevinden, maar
mag beslist niet hoger zijn.
Als de motor warm is, wordt de tem-
peratuur van de koelvloeistof geregeld
door de koelventilateur. Deze kan ook
bij afgezet contact werken.

Bij uitvoeringen voorzien van een
roetfi lter kan de motor bij afgezet
contact nog (gaan) werken, zelfs bij
koude motor. Type koelvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorge-
schreven koelvloeistof.

Page 153 of 260

10
!
i
159
ONDERHOUD
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloei-
stoffen.
De meeste van deze vloeistoffen
zijn bijtend en schadelijk voor de
gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere
vloeistoffen niet in het riool, in het
water of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de
daarvoor bestemde containers bij
het PEUGEOT-netwerk .
Niveau brandstofadditief
(diesel met roetfilter)
Een te laag additiefniveau wordt aange-
geven door het verklikkerlampje service
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het multifunctionele
display.
Afgewerkte producten
CONTROLES
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven,
de bladzijden in het onderhoudsboekje,
die betrekking hebben op de motoruitvoe-
ring van uw auto, voor het laten controle-
ren van bepaalde onderdelen volgens het
onderhoudsschema van de constructeur.
Laat de controles eventueel uitvoeren
door het PEUGEOT-netwerk .
Accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om
regelmatig te controleren of
de accupolen en -klemmen
schoon zijn, vooral bij warm
weer en in de winter.
Raadpleeg voordat u de accukabels
losneemt het hoofdstuk "Praktische in-
formatie" voor meer informatie over de
te nemen voorzorgsmaatregelen.
Luchtfilter en interieurfilter
Laat de fi lters periodiek ver-
vangen volgens de in het on-
derhoudsboekje aangegeven
intervallen.
Als de omgeving (veel stof...)
en het gebruik (veel stadsverkeer...)

daartoe aanleiding geven, moeten de
fi lters twee keer zo vaak worden ver-
vangen (zie paragraaf "Motoren").
Een verstopt interieurfi lter kan de pres-
taties van de airconditioning verstoren
en onaangename geuren veroorzaken. Roetfilter (diesel)
Het onderhoud van het roetfi lter moet
worden uitgevoerd door het PEUGEOT-
netwerk .
Oliefilter
Laat bij het olie verversen te-
vens het oliefi lter vervangen.
Raadpleeg het onderhouds-
boekje voor het vervangings-
interval.
Als langdurig met zeer lage snelheid
wordt gereden of de motor langdurig
stationair draait, kan bij gasgeven
soms rook uit de uitlaat waargeno-
men worden. Dit heeft geen invloed
op de prestaties en heeft geen ge-
volgen voor het milieu.
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk
uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk .

Page 154 of 260

10
!
i
159
ONDERHOUD
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloei-
stoffen.
De meeste van deze vloeistoffen
zijn bijtend en schadelijk voor de
gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere
vloeistoffen niet in het riool, in het
water of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de
daarvoor bestemde containers bij
het PEUGEOT-netwerk .
Niveau brandstofadditief
(diesel met roetfilter)
Een te laag additiefniveau wordt aange-
geven door het verklikkerlampje service
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het multifunctionele
display.
Afgewerkte producten
CONTROLES
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven,
de bladzijden in het onderhoudsboekje,
die betrekking hebben op de motoruitvoe-
ring van uw auto, voor het laten controle-
ren van bepaalde onderdelen volgens het
onderhoudsschema van de constructeur.
Laat de controles eventueel uitvoeren
door het PEUGEOT-netwerk .
Accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om
regelmatig te controleren of
de accupolen en -klemmen
schoon zijn, vooral bij warm
weer en in de winter.
Raadpleeg voordat u de accukabels
losneemt het hoofdstuk "Praktische in-
formatie" voor meer informatie over de
te nemen voorzorgsmaatregelen.
Luchtfilter en interieurfilter
Laat de fi lters periodiek ver-
vangen volgens de in het on-
derhoudsboekje aangegeven
intervallen.
Als de omgeving (veel stof...)
en het gebruik (veel stadsverkeer...)

daartoe aanleiding geven, moeten de
fi lters twee keer zo vaak worden ver-
vangen (zie paragraaf "Motoren").
Een verstopt interieurfi lter kan de pres-
taties van de airconditioning verstoren
en onaangename geuren veroorzaken. Roetfilter (diesel)
Het onderhoud van het roetfi lter moet
worden uitgevoerd door het PEUGEOT-
netwerk .
Oliefilter
Laat bij het olie verversen te-
vens het oliefi lter vervangen.
Raadpleeg het onderhouds-
boekje voor het vervangings-
interval.
Als langdurig met zeer lage snelheid
wordt gereden of de motor langdurig
stationair draait, kan bij gasgeven
soms rook uit de uitlaat waargeno-
men worden. Dit heeft geen invloed
op de prestaties en heeft geen ge-
volgen voor het milieu.
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk
uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk .

Page 155 of 260

10
!
160
ONDERHOUD Gebruik uitsluitend door PEUGEOT
aanbevolen producten of gelijk-
waardige kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke orga-
nen als het remsysteem te optimali-
seren, selecteert en biedt PEUGEOT
specifi eke producten aan.
Vanwege de kans op beschadiging
van het elektrisch systeem is het rei-
nigen van de motorruimte met een
hogedrukreiniger niet toegestaan .
Staat van remschijven /
remtrommels
Remblokken
Handrem De slijtage van de remblokken
is sterk afhankelijk van de rijstijl,
vooral bij stadsverkeer en veel
korte ritten. Hierdoor kan het
noodzakelijk blijken om de rem-
blokken vaker, tussen twee onderhouds-
controles door, te laten controleren.
Als het remsysteem vrij is van lekkages,
duidt een te laag remvloeistofniveau
erop dat de remblokken versleten zijn.
Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk voor informatie over
het controleren van de slijtage
van de remschijven en/of rem-
trommels.
Als de handrem een te grote
slag heeft of als het systeem
minder goed werkt, moet de
handrem zelfs tussen twee
onderhoudscontroles door
worden afgesteld.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk .
Handgeschakelde
versnellingsbak
De versnellingsbak is onder-
houdsvrij (olie verversen niet
noodzakelijk).
Raadpleeg het onderhouds-
boekje voor het interval van
de niveaucontrole.
Handgeschakelde versnellingsbak
met 6 versnellingen
De versnellingsbak is onder-
houdsvrij (olie verversen niet
noodzakelijk).
Raadpleeg het onderhouds-
boekje voor het interval van
de niveaucontrole.
Automatische transmissie De automatische transmissie
is onderhoudsvrij (olie verver-
sen niet noodzakelijk).
Raadpleeg het onderhouds-
boekje voor het interval van
de niveaucontrole.

Page 156 of 260

11
i
161
PRAKTISCHE INFORMATIE
WIEL VERWISSELEN
Het gereedschap bevindt zich onder de
vloer
van de bagageruimte:

 open de achterklep,

 til de vloerplaat op,

 bevestig het koord van de vloerplaat
met de haak aan de steun van de
hoedenplank,

 verwijder de polystyreen opbergbak,

 maak de houder met het gereed-
schap los en verwijder deze. Dit gereedschap is specifi ek voor uw
auto. Gebruik het niet voor andere
doeleinden.

1. Wielsleutel.
Hiermee kan de wieldop worden verwijderd en kunnen de wielbou-
ten worden losgedraaid.

2. Krik met geïntegreerde slinger.
Hiermee kan de auto worden op- gekrikt.

3. Gereedschap voor het verwijde-
ren van sierdoppen.
Hiermee kunnen bij lichtmeta- len velgen de sierdoppen van de
wielbouten worden verwijderd.
Beschikbaar gereedschap
Overige accessoires

6. Afneembaar sleepoog.
Zie de paragraaf "Slepen van uw
auto (3-/5-deurs)".
Toegang tot het gereedschap
Wiel met wieldop

Demonteren: verwijder eerst de
wieldop door deze met behulp van
de wielsleutel 1 bij de ventielope-
ning los te wippen en vervolgens
los te trekken.

Monteren: Plaats de wieldop , be-
gin bij de ventielopening en druk de
wieldop rondom met de hand vast.

4. Centreerpen.
Hiermee kunnen lichtmetalen vel- gen op de naaf worden geplaatst.

5. Dop voor het verwijderen van slot-
bouten (in het dashboardkastje).
Hiermee kunnen met behulp van de wielsleutel de speciale slot-
bouten worden verwijderd.
In het geval van een lekke band kunt u
het wiel met het bij de auto geleverde
gereedschap verwisselen volgens de
onderstaande procedure.

Page 157 of 260

11
i
163
PRAKTISCHE INFORMATIE
WIEL VERWISSELEN
Werkwijze voor het vervan-
gen van het defecte wiel
door het reservewiel met
behulp van het meegelever-
de gereedschap.
Het gereedschap 1 en 6 bevindt zich
in de linker bekleding van de bagage-
ruimte.
Het gereedschap 2 tot en met 4 bevindt
zich in een kist in het reservewiel dat
onder de auto is opgehangen.
Toegang tot het gereedschap:

 open de achterklep,

 open de klep in de bekleding van de
bagageruimte,

 haal de wielsleutel uit de steun,

 raadpleeg de paragraaf "Toegang
tot het reservewiel" op de volgende
pagina om bij het overige gereed-
schap te komen.
Toegang tot het gereedschap
Dit gereedschap is specifi ek voor uw
auto. Gebruik het niet voor andere
doeleinden.

1. Wielsleutel.
Hiermee kan de wieldop worden verwijderd en kunnen de wielbou-
ten worden losgedraaid.

2. Krik met geïntegreerde slinger.
Hiermee kan de auto worden op- gekrikt.

3. Gereedschap voor het verwijde-
ren van sierdoppen.
Hiermee kunnen bij lichtmeta- len velgen de sierdoppen van de
wielbouten worden verwijderd.
Beschikbaar gereedschap
Overige accessoires

6. Afneembaar sleepoog.
Zie de paragraaf "Slepen van uw
auto (SW)".
Wiel met wieldop

Demonteren: verwijder eerst de
wieldop door deze met behulp van
de wielsleutel 1 bij de ventielope-
ning los te wippen en vervolgens
los te trekken.

Monteren: plaats de wieldop, be-
gin bij de ventielopening en druk de
wieldop rondom met de hand vast.

4. Centreerpen.
Hiermee kunnen lichtmetalen velgen op de naaf worden ge-
plaatst.

5. Dop voor het verwijderen van slot-
bouten (in het dashboardkastje).
Hiermee kunnen met behulp van de wielsleutel de speciale slot-
bouten worden verwijderd.

Page 158 of 260

11
i
i
162
PRAKTISCHE INFORMATIE
Bevestiging van het stalen
reservewiel of noodreservewiel
Indien uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen is het normaal
dat bij het monteren van het stalen
reservewiel of noodreservewiel de
ringen van de bouten de velg niet
raken. Als de bouten volledig zijn
aangedraaid, zorgt het conische
draagvlak van de bouten voor de
bevestiging van het reservewiel.
Toegang tot het reservewiel
Het reservewiel bevindt zich onder de
vloer van de bagageruimte.
Afhankelijk van het land van bestem-
ming, is er een stalen reservewiel, een
lichtmetalen reservewiel of noodreser-
vewiel aanwezig.
Zie de paragraaf "Toegang tot het ge-
reedschap" voor meer informatie.
Verwijderen van het reservewiel

 Draai de gele centrale bout los.

 Til het reservewiel aan de achter-
zijde op en trek het naar u toe.

 Verwijder het wiel uit de bagage-
ruimte.
Terugplaatsen van het reservewiel

 Leg het reservewiel in de reserve-
wielbak.

 Draai de gele centrale bout een aan-
tal omwentelingen los en plaats de
bout in het hart van het reservewiel.

 Draai de centrale bout vast tot deze
klikt en het reservewiel goed vastzit.

 Plaats de houder met het gereed-
schap in het hart van het reserve-
wiel en maak de houder vast.

 Plaats de polystyreen opbergbak
terug.
Detectie te lage bandenspanning
Het reservewiel is niet voorzien van
een bandenspanningssensor. Laat
het repareren van de lekke band
uitvoeren door het PEUGEOT-net-
werk .

Page 159 of 260

11
i
164
PRAKTISCHE INFORMATIE
Bevestiging van het
stalen reservewiel of het
noodreservewiel
Indien uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen, is het normaal
dat bij het monteren de ringen van
de bouten het stalen reservewiel of
het noodreservewiel niet raken. Als
de bouten volledig zijn aangedraaid
zorgt het conische draagvlak van
de bouten voor de bevestiging van
het reservewiel.
Toegang tot het reservewiel
Het reservewiel wordt met een lier te-
gen de bodem van de bagageruimte
vastgeklemd.
Afhankelijk van het land van bestem-
ming is de auto voorzien van een stalen
of lichtmetalen reservewiel of een nood-
reservewiel.
Verwijderen van het wiel

 Open het luik met het oog om de lier
te ontgrendelen en bij de bout van
de lier te komen.

 Draai deze bout volledig los met de
wielsleutel 1 om de kabel van de lier
los te draaien.

 Verwijder de houder met het reser-
vewiel via de achterzijde van de
auto.

 Haal de haak eruit om het reser-
vewiel met de kist uit de houder te
nemen, zoals aangegeven in de af-
beelding.

 Verwijder de centreerkegel van
zwart kunststof.

 Verwijder het wiel om toegang te
krijgen tot de kist.

 Schuif het deksel van de kist naar
het midden en verwijder dit om
toegang te krijgen tot het gereed-
schap.

Page 160 of 260

11
ii
165
PRAKTISCHE INFORMATIE
Terugplaatsen van het wiel

 Berg het desbetreffende gereedschap
op in de kist en sluit het deksel.

 Zet de kist op de grond en centreer
het reservewiel op de kist.

 Plaats de centreerkegel van zwart
kunststof (uitsluitend bij een stalen
velg of een noodreservewiel).

 Plaats de haak in het deksel van de
kist.

 Monteer het wiel met de kist onder
de auto door de bout van de lier aan
te draaien met de wielsleutel 1 .

 Draai de bout aan en controleer of
het wiel goed vlak tegen de bodem
aan ligt.

 Sluit het luik met het oog om de lier
te vergrendelen.
Detectie te lage
bandenspanning
Het reservewiel is niet voorzien van
een bandenspanningssensor. Laat
het repareren van de lekke band uit-
voeren door het PEUGEOT-netwerk . Als ter vervanging van het nood-
reservewiel een velg met dezelfde
maat als dat van de andere velgen
wordt aangeschaft, moet het blok
onder de auto verwijderd worden.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.

Page:   < prev 1-10 ... 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 ... 260 next >