Peugeot 308 SW BL 2008 Handleiding (in Dutch)

Page 171 of 260

11
176
PRAKTISCHE INFORMATIE
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de
onderzijde van het dashboard (linker-
zijde).
Toegang tot de zekeringen

 zie de paragraaf "Toegang tot het
gereedschap". Overzicht zekeringen

Zekering Ampère Functies

G36 30 A Stoelverwarming bestuurder en voorpassagier.

G37 5 A Servicecentrale trekhaakaansluiting.

G38 30 A Geheugeneenheid positie bestuurdersstoel.

G39 30 A Voeding servicecentrale trekhaakaansluiting.

G40 30 A Hifi -versterker.

Zekering Ampère Functies

F1 15 A Ruitenwisser achter.

F2 - Niet gebruikt.

F3 5 A Elektronische eenheid airbags en pyrotechnische
gordelspanners.

F4 10 A
Schakelaar koppelingspedaal en
rempedaalschakelaar met twee functies,
automatisch dimmende binnenspiegel,
airconditioning, sensor verdraaiing stuurwiel,
automatische transmissie, eenheid veiligheidsschake ling.

F5 30 A Eentraps elektrische ruitbediening vóór, voeding
inklapbare buitenspiegels, zonnescherm
panoramadak.

F6 30 A Eentraps elektrische ruitbediening achter.

F7 5 A Plafonniers voor en achter, kaartleeslampjes,
leeslampjes achter, verlichting zonneklep,
verlichting dashboardkastje, uitneembare lamp.

Page 172 of 260

11
177
PRAKTISCHE INFORMATIE

Zekering Ampère Functies

F8 20 A Autoradio, autoradio/telefoon, CD-wisselaar,
multifunctioneel display, detectie te lage
bandenspanning.

F9 30 A 12V-aansluiting vóór, aansteker.

F10 15 A Stuurkolomschakelaars, sirene alarm,
elektronische eenheid alarm.

F11 15 A Contactslot met circuit lage stroomsterkte.

F12 15 A
Instrumentenpaneel, pictogrammendisplay
veiligheidsgordels/airbag aan passagierszijde,
airconditioning, geheugeneenheid positie
bestuurdersstoel, schakelaars stoelen 2 e zitrij, lesautomodule.

F13 5 A Servicecentrale motor, airbags, selectiehendel
gestuurde handgeschakelde versnellingsbak.

F14 15 A Multifunctioneel display, versterker, handsfree set,
regen-/lichtsensor, elektronische eenheid
parkeerhulp, servicecentrale trekhaakaansluiting,
Lane Departure Warning System (LDWS).

F15 30 A Vergrendeling en supervergrendeling.

F17 40 A Achterruit- en buitenspiegelverwarming.

SH - Shunt tijdens opslag.

Page 173 of 260

11
178
PRAKTISCHE INFORMATIE
Zekeringen motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, naast de accu (links).
Toegang tot de zekeringen

 Maak het deksel los.

 Vervang de zekering (zie de desbe-
treffende paragraaf).

 Sluit na het vervangen van de zeke-
ring zorgvuldig het deksel voor een
goede afdichting van de zekering-
kast. Overzicht zekeringen

Zekering Ampère Functies

F1 20 A Voeding elektronische eenheid motor,
elektrokleppen inspuitpomp en UGR
(2.0 liter HDI 16V), verstuivers (2.0 liter HDI 16V).

F2 15 A Claxon.

F3 10 A Ruitensproeiers voor en achter.

F4 20 A Koplampsproeiers.

F5 15 A Elektrokleppen absorptievat, wastegate en
drukregeling turbocompressor (1,6 liter THP 16V),
verwarmingselement oliedampen (1.6 liter THP 16V),
voorverwarming brandstof (1.6 liter HDI 16V).

F6 10 A Wagensnelheidssensor, elektronische eenheid
ABS/ESP.

F7 10 A Elektronische eenheid stuurbekrachtiging,
automatische transmissie, niveaucontact
koelvloeistof.

F8 25 A Bediening startmotor.

F9 10 A Diagnoseaansluiting, bochtverlichting,
luchthoeveelheidsmeter (diesel),
pomp roetfi lter (diesel).

F10 30 A Regelorganen elektronische eenheid motor
(benzine: bobines, elektrokleppen, lambdasondes,
verstuivers, verwarmingselementen,
brandstofpomp, elektronische thermostaat)
(diesel: elektrokleppen, verwarmingselementen).

F11 40 A Aanjager airconditioning.

Page 174 of 260

11
179
PRAKTISCHE INFORMATIE

Zekering Ampère Functies

F12 30 A Lage/hoge snelheid ruitenwissers vóór.

F13 40 A Voeding intelligente servicecentrale (BSI)
(+ na contact).

F14 30 A Luchtpomp.

F15 10 A Grootlicht rechts.

F16 10 A Grootlicht links.

F17 15 A Dimlicht links.

F18 15 A Dimlicht rechts.

F19 15 A Verwarmingselement oliedampen (1.4 liter 16V en
1.6 liter VTi 16V), elektroklep absorptievat (1.4 liter
16V en 1.6 liter VTi 16V), lambdasondes (benzine),
elektrokleppen inlaatluchtkoeling (diesel).

F20 10 A Elektronische thermostaat, elektrokleppen
variabele distributie, elektroklep turbodrukregeling
(Diesel), niveaucontact koelvloeistof (Diesel).

F21 5 A Voeding relais motorventilateurgroep, voeding
relais Valvetronic (1.4 liter 16V en 1,6 liter VTi
16V),
koeling turbocompressor (1.6 liter THP 16V),
luchthoeveelheidsmeter (1.6 liter HDI 16V).

Page 175 of 260

11
180
PRAKTISCHE INFORMATIE Overzicht minizekeringen en tussenmaat zekeringen boven de accu
Overzicht hoofdzekeringen
Zekering Ampère Functies

F1 15 A
Versnellingsbak (gestuurd handgeschakeld of automa tisch).

F2 15 A Diagnoseaansluiting, verlichting overdag.

F3 5 A Rempedaalschakelaar met twee functies.

F4 - Niet gebruikt.

F5 * 80 A Elektropompgroep stuurbekrachtiging.

F6 * 70 A Kachelunit (diesel).

F7 * 100 A Eenheid veiligheidsschakeling.

F8 - Niet gebruikt.

F9 * 30 A
Elektropompgroep gestuurde handgeschakelde versnel lingsbak.

F10 * 30 A Elektromotor Valvetronic (1.6 liter THP 16V).

Zekering Ampère Functies

MF1 * 50 A Motorventilateurgroep.

MF2 * 50 A Zekeringkast interieur.

MF3 * 80 A Intelligente servicecentrale (BSI).

MF4 * - Niet gebruikt.

MF5 * 50 A Elektronische eenheid ABS/ESP.

MF6 * 30 A Elektronische eenheid ABS/ESP.

MF7 * 80 A Intelligente servicecentrale (BSI).

MF8 * - Niet gebruikt.
* De hoofdzekeringen zorgen voor
een extra beveiliging van de elek-
trische installatie. Werkzaamheden
aan de hoofdzekeringen dienen door
het PEUGEOT-netwerk uitgevoerd te
worden.

Page 176 of 260

11
181
PRAKTISCHE INFORMATIE
ACCU
Procedure voor het opladen van de
accu en het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met be-
hulp van startkabels.
Toegang tot de accu Starten van de motor met een
hulpaccu en startkabels

 Sluit de rode kabel aan op de (+)
pool van de ontladen accu A en ver-
volgens op de (+) pool van de hulp-
accu B .

 Sluit de groene of zwarte kabel aan
op de (-) pool van de hulpaccu B .

 Sluit het andere uiteinde van de
groene of zwarte kabel aan op een
massapunt C van de auto.

 Stel de startmotor in werking en laat
de motor draaien.

 Wacht tot de motor stationair draait
en neem dan de kabels los.
De accu bevindt zich in de motorruimte.
Toegang tot de accu:

 open de motorkap met de hendel in
het interieur en vervolgens de veilig-
heidshaak aan de buitenzijde,

 bevestig de motorkapsteun,

 verwijder de kunststof afdekkap voor
toegang tot de twee accupolen,

 maak indien nodig de zekeringkast
los om de accu te verwijderen.

Page 177 of 260

11
!
!
i
182
PRAKTISCHE INFORMATIE Maak de accupoolklemmen niet los
bij draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de ac-
cupoolklemmen los te nemen.
Het aanduwen van een auto met
de gestuurde handgeschakelde
zesversnellingsbak om de motor te
starten is niet toegestaan.
Accu's bevatten schadelijke stof-
fen, zoals zwavelzuur en lood. Ac-
cu's moeten volgens de wettelijke
voorschriften worden afgevoerd en
mogen in geen geval bij het huis-
vuil terechtkomen.
Lever lege batterijen en accu's in
bij een speciaal afvalstoffendepot.
Laden met behulp van een
acculader

 Maak de accupoolklemmen los.

 Volg de aanwijzingen van de fabri-
kant van de acculader.

 Sluit de accukabels weer aan, te be-
ginnen met de (-) kabel.

 Controleer of de accupolen en de
klemmen schoon zijn. Indien ze be-
dekt zijn met een (witte of groene)
oxidatielaag, neem dan de accuka-
bels los en reinig de polen en klem-
men.
De uitgeschakelde functies kunnen
tevens handmatig weer worden in-
geschakeld. Hierbij bestaat het ri-
sico dat de accu ontladen raakt.
SPAARFASE
De spaarfase stuurt de elektrische func-
ties van de auto aan om het ontladen
van de accu te voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband
met de laadtoestand van de accu en-
kele functies (airconditioning, achter-
ruitverwarming, ...) tijdelijk worden
uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch in-
geschakeld zodra de laadtoestand van
de accu dit toelaat.
Het is raadzaam de accu los te
koppelen als uw auto langer dan
een maand buiten gebruik is. Vóór het loskoppelen van de
accukabels
Wacht 2 minuten na het afzetten
van het contact.
Sluit de ruiten en de voorportieren
voordat u de accukabels loskoppelt.
Na het weer aansluiten van de
accukabels
Zet het contact aan en wacht 1 minuut
alvorens de motor te starten, zodat
de elektronische systemen geïnitia-
liseerd kunnen worden. Raadpleeg
het PEUGEOT-netwerk als er zich na
deze handeling toch nog problemen
voordoen.
Raadpleeg het desbetreffende hoofd-
stuk voor het zelf opnieuw initialiseren
van:
- de sleutel met afstandsbedie-
ning,
- het zonnescherm van het pano- ramadak,
- het GPS navigatiesysteem.

Page 178 of 260

11
!
!
i
182
PRAKTISCHE INFORMATIE Maak de accupoolklemmen niet los
bij draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de ac-
cupoolklemmen los te nemen.
Het aanduwen van een auto met
de gestuurde handgeschakelde
zesversnellingsbak om de motor te
starten is niet toegestaan.
Accu's bevatten schadelijke stof-
fen, zoals zwavelzuur en lood. Ac-
cu's moeten volgens de wettelijke
voorschriften worden afgevoerd en
mogen in geen geval bij het huis-
vuil terechtkomen.
Lever lege batterijen en accu's in
bij een speciaal afvalstoffendepot.
Laden met behulp van een
acculader

 Maak de accupoolklemmen los.

 Volg de aanwijzingen van de fabri-
kant van de acculader.

 Sluit de accukabels weer aan, te be-
ginnen met de (-) kabel.

 Controleer of de accupolen en de
klemmen schoon zijn. Indien ze be-
dekt zijn met een (witte of groene)
oxidatielaag, neem dan de accuka-
bels los en reinig de polen en klem-
men.
De uitgeschakelde functies kunnen
tevens handmatig weer worden in-
geschakeld. Hierbij bestaat het ri-
sico dat de accu ontladen raakt.
SPAARFASE
De spaarfase stuurt de elektrische func-
ties van de auto aan om het ontladen
van de accu te voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband
met de laadtoestand van de accu en-
kele functies (airconditioning, achter-
ruitverwarming, ...) tijdelijk worden
uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch in-
geschakeld zodra de laadtoestand van
de accu dit toelaat.
Het is raadzaam de accu los te
koppelen als uw auto langer dan
een maand buiten gebruik is. Vóór het loskoppelen van de
accukabels
Wacht 2 minuten na het afzetten
van het contact.
Sluit de ruiten en de voorportieren
voordat u de accukabels loskoppelt.
Na het weer aansluiten van de
accukabels
Zet het contact aan en wacht 1 minuut
alvorens de motor te starten, zodat
de elektronische systemen geïnitia-
liseerd kunnen worden. Raadpleeg
het PEUGEOT-netwerk als er zich na
deze handeling toch nog problemen
voordoen.
Raadpleeg het desbetreffende hoofd-
stuk voor het zelf opnieuw initialiseren
van:
- de sleutel met afstandsbedie-
ning,
- het zonnescherm van het pano- ramadak,
- het GPS navigatiesysteem.

Page 179 of 260

11
!
i
183
PRAKTISCHE INFORMATIE
Als de accu ontladen is, kan de
motor niet gestart worden (zie de
desbetreffende paragraaf).
Als u op het moment dat de eco-
mode wordt ingeschakeld aan het
telefoneren bent:
- kan het gesprek nog 5 minuten worden voortgezet met de hands-
free set van de autoradio RD4,
- kan het telefoongesprek ge- woon worden voortgezet met
de radiotelefoon GPS RT4.
ECO-MODE
De eco-mode bepaalt de maximale ge-
bruiksduur van een aantal functies om
te voorkomen dat de accu ontladen
raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een
aantal elektrische functies zoals radio,
ruitenwissers, dimlichten, plafonniers, ...
nog in totaal maximaal 30 minuten ge-
bruiken. Uitschakelen van de eco-mode
De functies worden automatisch weer in-
geschakeld als de motor gestart wordt.

 Start om de functies direct weer te
kunnen gebruiken de motor en laat
deze gedurende enige tijd draaien.
De beschikbare tijd bedraagt het dub-
bele van de tijd dat de motor heeft ge-
draaid. Deze tijd zal echter altijd tussen
de 5 en 30 minuten bedragen.
Inschakelen van de eco-mode
Na deze 30 minuten geeft een melding
op het multifunctionele display aan dat
de eco-mode is ingeschakeld en de ac-
tieve functies worden in de ruststand
gezet.
WISSERBLADEN VERVANGEN
De ruitenwisserbladen kunnen zonder
gereedschap worden vervangen.
Demonteren van een wisserblad
vóór of achter

 Til de desbetreffende ruitenwisser-
arm op.

 Maak het wisserblad los en verwij-
der het.
Monteren van een wisserblad
vóór of achter

 Controleer bij de ruitenwissers vóór de
lengte van het wisserblad, omdat het
kortste blad aan de rechterzijde van de
auto gemonteerd moet worden.

 Breng het nieuwe wisserblad aan en
klik het vast.

 Zet de ruitenwisserarm voorzichtig
terug.
Voordat u een wisserblad
demonteert

 Bedien de ruitenwisserschakelaar
binnen één minuut na het afzetten
van het contact om de ruitenwissers
naar het midden van de voorruit te
verplaatsen.
Na het monteren van een
wisserblad vóór

 Zet het contact aan.

 Bedien nogmaals de ruitenwissers-
chakelaar om de ruitenwissers in de
ruststand te zetten.

Page 180 of 260

11
!i
184
PRAKTISCHE INFORMATIE
SLEPEN VAN UW AUTO
Toegang tot het gereedschap Slepen van uw auto

 Maak het klepje in de voorbumper
los door op de onderkant ervan te
drukken.

 Draai het sleepoog vast tot de aan-
slag.

 Bevestig de sleepstang.

 Schakel de alarmknipperlichten van
uw auto in.
 Maak het klepje in de achterbumper
los door op de onderkant ervan te
drukken.

 Draai het sleepoog vast tot de aan-
slag.

 Bevestig de sleepstang.

 Schakel de alarmknipperlichten van
de te slepen auto in.
Slepen van een andere auto
Het sleepoog bevindt zich onder de
vloerplaat van de bagageruimte:

 open de achterklep,

 til de vloerplaat op,

 bevestig het koord van de vloerplaat
met de haak aan de steun van de
hoedenplank,

 verwijder de polystyreen opberg-
bak,

 neem het sleepoog uit de houder. Gebruik voor het slepen van een
auto met de vier wielen op de grond
altijd een sleepstang.
Laat het takelen van de auto (met
twee wielen op de grond) uitslui-
tend uitvoeren door een professio-
neel takelbedrijf.
Bij het slepen van de auto met
stilstaande motor zijn de rem- en
stuurbekrachtiging uitgeschakeld.

 Zet de versnellingshendel in
de neutraalstand (stand N bij
de gestuurde handgeschakelde
versnellingsbak of automatische
transmissie).
Het niet opvolgen van deze bijzon-
derheid kan er toe leiden dat bepaal-
de onderdelen van het remsysteem
beschadigd raken en dat de rembe-
krachtiger na het starten mogelijk niet
meer werkt.
U kunt uw auto laten slepen door een
andere auto of een andere auto slepen
met behulp van het sleepoog.

Page:   < prev 1-10 ... 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 ... 260 next >