Peugeot 308 SW BL 2009.5 Handleiding (in Dutch)

Page 181 of 310

11
!
i
185
PRAKTISCHE INFORMATIE PEUGEOT is niet aansprakelijk
voor kosten die voortvloeien uit sto-
ringen veroorzaakt door het monte-
ren van extra accessoires die niet
door PEUGEOT aanbevolen en
geleverd worden, en niet volgens
de voorschriften van zijn gemon-
teerd. Dit geldt met name als het
gezamenlijke stroomverbruik van
de extra accessoires meer dan
10 milliampère bedraagt.
Montage van elektrische
accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische circuit
van uw auto is reeds rekening gehou-
den met de montage van zowel de stan-
daarduitrusting als eventuele opties.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
voordat u andere elektrische voor-
zieningen of accessoires in de auto
monteert of laat monteren.
ZEKERINGEN VERVANGEN
Toegang tot het gereedschap
De tang voor het verwijderen van zeke-
ringen bevindt zich aan de binnenzijde
van het deksel van de zekeringkast
dashboard:

 draai de schroef een kwart omwen-
teling naar links,

 trek het deksel rechts boven los,

 verwijder het deksel volledig,

 maak de tang los. Vervangen van een zekering
Voordat u een zekering vervangt, dient
u de oorzaak van de storing op te spo-
ren en te (laten) verhelpen.

 U kunt aan de draad van een zeke-
ring zien of deze defect is.

 Gebruik de speciale tang om de ze-
kering uit de zekeringkast te verwij-
deren.

 Vervang een defecte zekering al-
tijd door een zekering met dezelfde
stroomsterkte.

 Selecteer de zekering aan de hand
van het nummer op de zekering-
kast, de op de zekering aangegeven
stroomsterkte en het onderstaande
overzicht.
Goed Defect

Page 182 of 310

11PRAKTISCHE INFORMATIE
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de
onderzijde van het dashboard (linker-
zijde).
Toegang tot de zekeringen

 zie de paragraaf "Toegang tot het
gereedschap". Overzicht zekeringen

Zekering No.
Ampère Functies

F1 15 A Ruitenwisser achter.

F2 30 A Massa vergrendeling en supervergrendeling.

F3 5 A Elektronische eenheid airbags en pyrotechnische
gordelspanners.

F4 10 A Schakelaar koppelingspedaal en
rempedaalschakelaar met twee functies, automatisch
dimmende binnenspiegel, airconditioning, sensor
verdraaiing stuurwiel, automatische transmissie,
eenheid veiligheidsschakeling.

F5 30 A Eentraps elektrische ruitbediening vóór, voeding
inklapbare buitenspiegels, zonnescherm
panoramadak.

F6 30 A Eentraps elektrische ruitbediening achter,
servicecentrale trekhaakaansluiting.

F7 5 A Plafonniers voor en achter, kaartleeslampjes,
leeslampjes achter, verlichting zonneklep,
verlichting dashboardkastje, uitneembare lamp.

F8 20 A Autoradio, radiotelefoon, CD-wisselaar,
multifunctioneel display, bandenspanningsdetectie.

F9 30 A 12V-aansluiting voor.

F10 15 A Stuurkolomschakelaars, sirene alarm,
elektronische eenheid alarm.

F11 15 A Contactslot met een circuit met lage stroomsterkte.

Page 183 of 310

11PRAKTISCHE INFORMATIE

Zekering Ampère Functies

G36 30 A Stoelverwarming bestuurder en voorpassagier.

G37 5 A Geheugeneenheid opslaan zitposities, dimmer
dashboardverlichting.

G38 30 A Geheugeneenheid positie bestuurdersstoel.

G39 30 A Voeding servicecentrale trekhaakaansluiting.

G40 30 A Hifi -versterker.
Zekering No.
Ampère Functies

F12 15 A
Instrumentenpaneel, pictogrammendisplay
veiligheidsgordels/airbag aan passagierszijde,
airconditioning, geheugeneenheid positie bestuurder sstoel,
schakelaars stoelen 2 e zitrij, lesautomodule.

F13 5 A Servicecentrale motor, airbags, selectiehendel
gestuurde handgeschakelde versnellingsbak,
servicecentrale trekhaakaansluiting.

F14 15 A Multifunctioneel display, versterker, handsfree
set, regen-/lichtsensor, elektronische eenheid
parkeerhulp.

F15 30 A Vergrendeling en supervergrendeling.

F17 40 A Achterruit- en buitenspiegelverwarming.

SH - Shunt tijdens opslag.

Page 184 of 310

11
188
PRAKTISCHE INFORMATIE
Zekeringen motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, naast de accu (links).
Toegang tot de zekeringen

 Maak het deksel los.

 Vervang de zekering (zie de desbe-
treffende paragraaf).

 Sluit na het vervangen van de zeke-
ring zorgvuldig het deksel voor een
goede afdichting van de zekering-
kast. Overzicht zekeringen

Zekering Ampère Functies

F1 20 A Voeding elektronische eenheid motor,
elektrokleppen inspuitpomp en UGR (2.0 liter
HDI 16V), verstuivers (2.0 liter HDI 16V).

F2 15 A Claxon.

F3 10 A Ruitensproeiers voor en achter.

F4 20 A Koplampsproeiers.

F5 15 A Elektrokleppen absorptievat, wastegate en
drukregeling turbocompressor (1,6 liter THP 16V),
verwarmingselement oliedampen (1.6 liter THP
16V), voorverwarming brandstof (1.6 liter HDI 16V).

F6 10 A Wagensnelheidssensor, elektronische eenheid
ABS/ESP.

F7 10 A Elektronische eenheid stuurbekrachtiging,
automatische transmissie, niveaucontact
koelvloeistof.

F8 25 A Bediening startmotor.

F9 10 A Diagnoseaansluiting, bochtverlichting,
luchthoeveelheidsmeter (diesel), pomp roetfi lter
(diesel).

F10 30 A Regelorganen elektronische eenheid motor
(benzine: bobines, elektrokleppen, lambdasondes,
verstuivers, verwarmingselementen,
brandstofpomp, elektronische thermostaat)
(diesel: elektrokleppen, verwarmingselementen).

F11 40 A Aanjager airconditioning.

Page 185 of 310

11
189
PRAKTISCHE INFORMATIE

Zekering Ampère Functies

F12 30 A Lage/hoge snelheid ruitenwissers vóór.

F13 40 A Voeding intelligente servicecentrale (BSI)
(+ na contact).

F14 30 A Luchtpomp.

F15 10 A Grootlicht rechts.

F16 10 A Grootlicht links.

F17 15 A Dimlicht links.

F18 15 A Dimlicht rechts.

F19 15 A Verwarmingselement oliedampen (1.4 liter 16V en
1.6 liter VTi 16V), elektroklep absorptievat (1.4 liter
16V en 1.6 liter VTi 16V), lambdasondes (benzine),
elektrokleppen inlaatluchtkoeling (diesel).

F20 10 A Elektronische thermostaat, elektrokleppen
variabele distributie, elektroklep turbodrukregeling
(Diesel), niveaucontact koelvloeistof (Diesel).

F21 5 A Voeding relais motorventilateurgroep, voeding
relais Valvetronic (1.4 liter 16V en 1,6 liter VTi
16V), koeling turbocompressor (1.6 liter THP 16V),
luchthoeveelheidsmeter (1.6 liter HDI 16V).

Page 186 of 310

11
190
PRAKTISCHE INFORMATIE Overzicht minizekeringen en tussenmaat zekeringen boven de accu
Overzicht hoofdzekeringen
Zekering Ampère Functies

F1 15 A
Versnellingsbak (gestuurd handgeschakeld of automa tisch).

F2 15 A Diagnoseaansluiting, verlichting overdag.

F3 5 A Rempedaalschakelaar met twee functies.

F4 - Niet gebruikt.

F5 * 80 A Elektropompgroep stuurbekrachtiging.

F6 * 70 A Kachelunit (diesel).

F7 * 100 A Eenheid veiligheidsschakeling.

F8 * * - Niet gebruikt.

F9 * 30 A
Elektropompgroep gestuurde handgeschakelde versnel lingsbak.

F10 * 30 A Elektromotor Valvetronic (1.6 liter THP 16V).

Zekering Ampère Functies

MF1 * 50 A Motorventilateurgroep.

MF2 * 50 A Zekeringkast interieur.

MF3 * 80 A Intelligente servicecentrale (BSI).

MF4 * - Niet gebruikt.

MF5 * 50 A Elektronische eenheid ABS/ESP.

MF6 * 30 A Elektronische eenheid ABS/ESP.

MF7 * 80 A Intelligente servicecentrale (BSI).

MF8 * - Niet gebruikt.
*
De hoofdzekeringen zorgen voor een extra
beveiliging van de elektrische installatie.
Werkzaamheden aan de hoofdzekerin-
gen dienen door het PEUGEOT-netwerk
uitgevoerd te worden.

Page 187 of 310

11
191
PRAKTISCHE INFORMATIE
Overzicht hoofdzekeringen **
Overzicht minizekeringen en tussenmaat zekeringen boven
de accu **
* De tussenmaat- en de hoofdzeke- ringen zorgen voor een extra bevei-
liging van de elektrische installatie.
Werkzaamheden aan deze typen ze-
keringen dienen door het PEUGEOT-
netwerk uitgevoerd te worden.
** In de loop van het jaar. Zekering N°

Ampère Functies

F1 - Niet gebruikt.

F2 5 A Rempedaalschakelaar met twee functies.

F3 5 A Eenheid laadtoestand accu.

F4 25 A Elektrokleppen ABS/ESP.

F5 - Niet gebruikt.

F6 15 A Versnellingsbak (gestuurd handgeschakeld of
automaat).

F7 * 80 A Elektropompgroep stuurbekrachtiging.

F8 * 60 A Motorventilateurgroep.

F9 * 70 A / 30 A Elektronische eenheid voorgloeien (diesel) /
Elektromotor Valvetronic (1.6 THP 16V).

F10 * 40 A Elektropompgroep ABS/ESP.

F11 * 100 A Eenheid veiligheidsschakeling.

F12 * 30 A
Elektropompgroep gestuurde handgeschakelde versnel lingsbak.

Zekering N° Ampère Functies

MF1 * - Niet gebruikt.

MF2 * 30 A Servicecentrale trekhaakaansluiting.

MF3 * 50 A Zekeringkast interieur.

MF4 * 80 A Intelligente servicecentrale.

MF5 * 80 A Intelligente servicecentrale.

MF6 * - Niet gebruikt.

MF7 * 30 A Stoelverwarming.

MF8 * 20 A Koplampsproeiers.

Page 188 of 310

11
i
192
PRAKTISCHE INFORMATIE
ACCU
Procedure voor het opladen van de
accu en het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met be-
hulp van startkabels.
Toegang tot de accu Losmaken / aansluiten van de
kabels

 Licht de vergrendellip 1 zo ver mo-
gelijk op.

 Plaats de open klem van de kabel
op de (+)-pool van de accu.

 Druk van boven op klem 2 zodat
deze goed tegen de accu aan komt
te liggen.

 Vergrendel de klem door de lip

1 neer te drukken. Starten van de motor met een
hulpaccu en startkabels
Probeer niet de lip te forceren.
Als de klem niet in de juiste stand
staat, is de vergrendeling namelijk
niet mogelijk.
Herhaal de procedure.
 Sluit de rode kabel aan op de (+)
pool van de ontladen accu A en ver-
volgens op de (+) pool van de hulp-
accu B .
De accu bevindt zich in de motorruimte.
Toegang tot de accu:

 open de motorkap met de hendel in
het interieur en vervolgens de veilig-
heidshaak aan de buitenzijde,

 bevestig de motorkapsteun,

 verwijder de kunststof afdekkap voor
toegang tot de twee accupolen,

 maak indien nodig de zekeringkast
los om de accu te verwijderen.

Page 189 of 310

11
!
i
193
PRAKTISCHE INFORMATIE Maak de accupoolklemmen niet los
bij draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de ac-
cupoolklemmen los te nemen.
Het aanduwen van een auto met
de gestuurde handgeschakelde
zesversnellingsbak om de motor te
starten is niet toegestaan.
Accu's bevatten schadelijke stof-
fen, zoals zwavelzuur en lood. Ac-
cu's moeten volgens de wettelijke
voorschriften worden afgevoerd en
mogen in geen geval bij het huis-
vuil terechtkomen.
Lever lege batterijen en accu's in
bij een speciaal afvalstoffendepot.
Het is raadzaam de accu los te
koppelen als uw auto langer dan
een maand buiten gebruik is. Vóór het loskoppelen van de
accukabels
Wacht 2 minuten na het afzetten
van het contact.
Sluit de ruiten en de voorportieren
voordat u de accukabels loskop-
pelt.
Na het weer aansluiten van de
accukabels
Zet het contact aan en wacht 1 mi-
nuut alvorens de motor te starten,
zodat de elektronische systemen
geïnitialiseerd kunnen worden.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
als er zich na deze handeling toch
nog problemen voordoen.
Raadpleeg het desbetreffende
hoofdstuk voor het zelf opnieuw
initialiseren van:
- de sleutel met afstandsbedie-
ning,
- het zonnescherm van het pano- ramadak,
- het GPS navigatiesysteem.
Laden met behulp van een
acculader

 Maak de accupoolklemmen los.

 Volg de aanwijzingen van de fabri-
kant van de acculader.

 Sluit de accukabels weer aan, te be-
ginnen met de (-) kabel.

 Controleer of de accupolen en de
klemmen schoon zijn. Indien ze be-
dekt zijn met een (witte of groene) oxi-
datielaag, neem dan de accukabels
los en reinig de polen en klemmen.

 Sluit de groene of zwarte kabel aan
op de (-) pool van de hulpaccu B .

 Sluit het andere uiteinde van de
groene of zwarte kabel aan op het
massapunt C van de auto.

 Stel de startmotor in werking en laat
de motor draaien.

 Wacht tot de motor stationair draait
en neem dan de kabels los.

Page 190 of 310

11
!
i
194
PRAKTISCHE INFORMATIE Als de accu ontladen is, kan de
motor niet gestart worden (zie de
desbetreffende paragraaf).
Als u op het moment dat de eco-
mode wordt ingeschakeld aan het
telefoneren bent:
- kan het gesprek nog 10 minu-
ten worden voortgezet met de
handsfree set van uw Peugeot
Connect Sound,
- kan het gesprek nog 10 minuten worden voortgezet met de Peugeot
Connect Nav of de Peugeot Con-
nect 3D Nav en zal vervolgens,
afhankelijk van de uitvoering, over-
gaan op uw telefoon.
De eco-mode bepaalt de maximale ge-
bruiksduur van een aantal functies om
te voorkomen dat de accu ontladen
raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een
aantal elektrische functies zoals het
audio- en telematicasysteem, de rui-
tenwissers, dimlichten, plafonniers, ...
nog in totaal maximaal 30 minuten ge-
bruiken. Uitschakelen van de eco-mode
De functies worden automatisch weer
ingeschakeld als de motor gestart
wordt.

 Start om de functies direct weer te
kunnen gebruiken de motor en laat
deze draaien:
- minder dan tien minuten om de functies ongeveer vijf minuten te
kunnen gebruiken,
- meer dan tien minuten om de functies ongeveer dertig minuten
te kunnen gebruiken.
Inschakelen van de eco-mode
Na deze 30 minuten geeft een melding
op het multifunctionele display aan dat
de eco-mode is ingeschakeld en de ac-
tieve functies worden in de ruststand
gezet.
WISSERBLADEN VERVANGEN
Demonteren

 Til de desbetreffende ruitenwisser-
arm op.

 Maak het wisserblad los en verwij-
der het.
Monteren

 Breng het nieuwe wisserblad aan en
klik het vast.

 Zet de ruitenwisserarm voorzichtig
terug.
Voordat u een wisserblad
demonteert

 Bedien de ruitenwisserschakelaar
binnen één minuut na het afzetten
van het contact om de ruitenwissers
naar het midden van de voorruit te
verplaatsen.
Na het monteren van een
wisserblad vóór

 Zet het contact aan.

 Bedien nogmaals de ruitenwissers-
chakelaar om de ruitenwissers in de
ruststand te zetten.
SPAARFASE
De spaarfase stuurt de elektrische func-
ties van de auto aan om het ontladen
van de accu te voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband
met de laadtoestand van de accu en-
kele functies (airconditioning, achter-
ruitverwarming, ...) tijdelijk worden
uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch in-
geschakeld zodra de laadtoestand van
de accu dit toelaat.

Page:   < prev 1-10 ... 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 ... 310 next >