Peugeot 308 SW BL 2009.5 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2009.5, Model line: 308 SW BL, Model: Peugeot 308 SW BL 2009.5Pages: 310, PDF Size: 24.21 MB
Page 171 of 310

11
ii
175
PRAKTISCHE INFORMATIE
Detectie te lage
bandenspanning
Het reservewiel is niet voorzien van
een bandenspanningssensor. Laat
het repareren van de lekke band
uitvoeren door het PEUGEOT-
netwerk. Terugplaatsen van het wiel
Berg het desbetreffende gereed-
schap op in de kist en sluit het
deksel.
Zet de kist op de grond en centreer
het reservewiel op de kist.
Plaats de centreerkegel van zwart
kunststof (uitsluitend bij een stalen
velg of een noodreservewiel).
Plaats de haak in het deksel van de
kist.
Monteer het wiel met de kist onder
de auto door de bout van de lier aan
te draaien met de wielsleutel 1 .
Draai de bout aan en controleer of
het wiel goed vlak tegen de bodem
aan ligt.
Sluit het luik met het oog om de lier
te vergrendelen.
Als ter vervanging van het nood-
reservewiel een velg met dezelfde
maat als dat van de andere velgen
wordt aangeschaft, moet het blok
onder de auto verwijderd worden.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Page 172 of 310

11
i
176
PRAKTISCHE INFORMATIE
Stilzetten van de auto
Zet de auto op een plaats waar
het verkeer niet gehinderd wordt
en zorg ervoor dat de auto op een
horizontale, stabiele en stroeve on-
dergrond staat.
Trek de handrem aan, zet het con-
tact af en schakel de eerste versnel-
ling * in om de wielen te blokkeren.
Plaats indien nodig een wielblok
onder het wiel kruislings tegenover
het te verwisselen wiel.
Controleer of de inzittenden de
auto hebben verlaten en zich op
een veilige plaats bevinden.
Ga nooit onder een auto liggen die
alleen op de krik steunt; gebruik
een bok.
Demonteren van het wiel
Procedure
Bevestig de dop 3 op de wielsleutel
1 en draai de slotbout een omwen-
teling los.
Draai de overige wielbouten een
omwenteling los met alleen de wiel-
sleutel 1 .
Plaats de krik 2 onder één van de
twee steunpunten aan de voorzijde
A of achterzijde B (bij het te verwis-
selen wiel).
Draai de krik 2 uit tot het voetstuk op
de grond staat. Zorg ervoor dat het
voetstuk zich loodrecht onder het
gebruikte steunpunt A of B bevindt.
Krik de auto op tot er voldoende
ruimte tussen het wiel en de grond
is om het (niet lekke) reservewiel te
monteren.
Verwijder de wielbouten en leg ze
op een schone plaats weg.
Verwijder het wiel.
* Stand R van de gestuurde hand-
geschakelde versnellingsbak of
stand P van de automatische
transmissie.
Page 173 of 310

11
i
177
PRAKTISCHE INFORMATIE
Na het verwisselen van het wiel
Verwijder de naafdop van het wiel
om het op de juiste manier in de
bagageruimte op te bergen.
Rijd met een noodreservewiel niet
sneller dan 80 km/h.
Laat zo snel mogelijk het aan-
haalmoment van de wielbouten
en de bandenspanning van het
reservewiel controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Laat de lekke band zo spoedig mo-
gelijk repareren en verwissel hem
met het reservewiel.
Monteren van het wiel
Procedure
Plaats het wiel op de naaf.
Draai de wielbouten met de hand vast.
Draai de slotbout met de wielsleutel
1 en de dop 3 enigszins vast.
Draai de overige wielbouten enigs-
zins vast met alleen de wielsleutel 1 .
Laat de krik zakken.
Vouw de krik 2 op en verwijder hem.
Draai de slotbout vast met de wiel-
sleutel 1 en de dop 3 .
Draai de overige wielbouten vast
met alleen de wielsleutel 1 .
Berg het gereedschap op in de houder.
Page 174 of 310

11
!
!
!
178
PRAKTISCHE INFORMATIE Elektrocutiegevaar
Het vervangen van een xenon-
lamp (D1S-35W) moet worden
uitgevoerd door het PEUGEOT-
netwerk.
LAMPEN VERVANGEN
Een defecte lamp kan volgens de on-
derstaande procedure zonder gereed-
schap worden vervangen. Uitvoering met halogeenlampen
1. Richtingaanwijzers
(PY 21 W amberkleurig).
2. Dimlicht (H7-55W).
3. Grootlicht (H1-55W).
4. Verlichting overdag/parkeerlicht
(P 21/5 W).
5. Mistlampen (H8-35W).
1. Richtingaanwijzers
(PY 21W SV zilverkleurig).
2. Dimlicht
/grootlicht
(
bochtverlichting) (
D1S-35W).
3. Extra grootlicht (H1-55W).
4. Verlichting overdag/parkeerlicht
(P 21/5W).
5. Mistlamp (H8-35W).
Uitvoering met xenonlampen en
bochtverlichting
De koplampunits zijn voorzien van
glas van polycarbonaat met een
speciale vernislaag:
reinig de koplampen nooit
met een droge of schurende
doek en gebruik geen oplos-
middelen,
gebruik een spons met zeep-
water,
wanneer u met een hogedrukspuit
hardnekkig vuil probeert te verwij-
deren, richt dan nimmer de straal
op de koplampen, de achterlichten
en de randen ervan, om lakbe-
schadigingen en beschadiging van
de afdichtrubbers te voorkomen.
Raak de lamp niet met de vin-
gers aan, maar gebruik een
niet-pluizende doek.
Bij het vervangen van halogeenlam-
pen moet de verlichting minstens
enkele minuten uitgeschakeld zijn
(risico van ernstige verbranding).
In verband met het behoud van de
kwaliteit van de koplampen mogen
uitsluitend anti-UV-lampen worden
gebruikt. Koplampen