Peugeot 308 SW BL 2009.5 Handleiding (in Dutch)

Page 11 of 310

!
32
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Airbags.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in één van de airbags of de py-
rotechnische gordelspanners.
Remsysteem.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in het remsysteem:
- te laag remvloeistofniveau,
- storing elektronische remdrukregelaar (REF) (het
verklikkerlampje ABS brandt
in dat geval ook).
Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-
lige plaats stil.
Controleer tijdens het rijden of de hand-
rem niet is aangetrokken. Antiblokkeersysteem (ABS).
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in het antiblokkeersysteem.
De normale remwerking met rembe-
krachtiging blijft echter behouden.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP/ASR).
De systemen ESP en ASR wor-
den automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart.
Als de systemen niet zijn uitgeschakeld
en dit verklikkerlampje en het lampje in
de schakelaar constant branden, wijst
dit op een storing in het systeem ESP
of ASR of de hill holder.
Stuurbekrachtiging.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in de stuurbekrachtiging. Zet
de auto zo snel mogelijk op een veilige
plaats stil.
Geopend portier.
Een portier, de achterklep of de
achterruit is nog geopend:
Waarschuwing kans op
gladheid.
Dit pictogram waarschuwt u voor
weersomstandigheden waarbij
gladheid kan ontstaan (buiten-
temperaturen lager dan 3°C).
Rijd voorzichtig.
Handrem.
Dit pictogram wordt tijdens
het rijden weergegeven als de
handrem nog (iets) is aange-
trokken.
Elektronische startblokkering.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in de elektronische startblokke-
ring of wanneer de batterij van de af-
standsbediening leeg is. Laag brandstofniveau.
Zodra dit lampje gaat bran-
den is er nog ongeveer
6 liter
brandstof in de tank aanwezig.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voor-
komen dat de auto stil valt.
Zolang er niet voldoende brandstof
wordt getankt, gaat dit lampje branden
zodra het contact wordt aangezet.
De inhoud van de brandstoftank be-
draagt ongeveer 60 liter.
Ruitensproeiervloeistofniveau.
Dit pictogram wordt weergegeven
als bij het bedienen van de ruiten-
wisserschakelaar het niveau van
de ruitensproeiervloeistof te laag is.
Vul het reservoir van de ruiten- en kop-
lampsproeiers bij de eerstvolgende ge-
legenheid bij. -
bij een snelheid lager dan 10 km/h wordt
dit pictogram oranje weergegeven,
-
bij een snelheid hoger dan 10 km/h
wordt dit pictogram rood weergegeven.
Rijd nooit door tot de tank hele-
maal leeg is, hierdoor kunnen het
emissieregelsysteem en het injec-
tiesysteem beschadigd raken.

Page 12 of 310

CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Water in brandstoffi lter * .
Dit lampje gaat branden in het
geval van de aanwezigheid
van water in het brandstoffi lter
(diesel).
Er bestaat kans op schade aan het in-
spuitsysteem bij dieselmotoren.
Automatische
koplampverstelling.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in de automatische koplamp-
verstelling. Roetfi lter (diesel).
Dit lampje gaat in combinatie
met het lampje Service bran-
den als het roetfi lter vervuild
is of als het brandstofadditiefreservoir
bijna leeg is.
Ga om het roetfi lter te regenereren, als
de omstandigheden het toelaten, met
een snelheid van meer dan 60 km/h rij-
den tot het lampje dooft.
Als het lampje Service blijft branden,
is het brandstofadditiefniveau te laag.
Laat het brandstofadditiefreservoir door
het PEUGEOT-netwerk bijvullen.
Te lage bandenspanning.
Dit pictogram wordt weergege-
ven als de bandenspanning van
één of meer banden te laag is.
Controleer zo snel mogelijk de banden-
spanning. Lekke band.
Dit pictogram wordt weergege-
ven als één of meer banden lek
zijn. Zet de auto zo snel moge-
lijk op een veilige plaats stil.
Verwissel de lekke band en laat deze re-
pareren door het PEUGEOT-netwerk .
Detectie te lage bandenspanning.
Dit pictogram wordt weergege-
ven als een of meer banden-
spanningssensoren afwezig of
defect zijn of in het geval van een sto-
ring in het detectiesysteem.
Het pictogram kan ook worden weergege-
ven wanneer het reservewiel, dat niet van
een sensor is voorzien, op de plaats van
het wiel met de lekke band is gemonteerd.
Automatische verlichting.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in de automatische verlichting.
Schakel de verlichting in met de licht-
schakelaar.
Parkeerhulp met
grafi sche weergave en/of
geluidssignalen.
Dit pictogram wordt, tijdens het
vooruit- en/of achteruitrijden, weerge-
geven in het geval van een storing in de
parkeerhulp.
Gestuurde handgeschakelde
versnellingsbak met 6 versnellingen
of automatische transmissie.
Dit pictogram verschijnt in het geval van
een storing in de gestuurde handgeschakelde ver-
snellingsbak met 6 versnellingen of de automati-
sche transmissie. Een noodprogramma zorgt er
dan voor dat de 3e versnelling ingeschakeld blijft.
Dit pictogram kan ook verschijnen als een portier
geopend wordt.
Ongeldige waarde.
Dit pictogram verschijnt in het
geval van een storing in het
programma van de gestuurde
handgeschakelde versnel-
lingsbak met 6 versnellingen of
de automatische transmissie.
Stand P of N.
Dit pictogram wordt weergegeven om
aan te geven dat de selectiehendel in
de stand
P of N moet worden gezet
om de motor te kunnen starten.
* Afhankelijk van het land van bestemming.

Page 13 of 310

34
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Koelvloeistoftemperatuurmeter
Als bij draaiende motor de wijzer zich
bevindt in:
- zone A , is de temperatuur in orde,
- zone B , is de temperatuur te
hoog. Het verklikkerlampje te
hoge koelvloeistoftemperatuur
1 gaat branden in combinatie met
het verklikkerlampje STOP , een
geluidssignaal en een melding op
het multifunctionele display.

Stop zo snel mogelijk op een veilige
plaats.
Wacht enkele minuten voordat u de mo-
tor afzet.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. De temperatuur en de druk in het koel-
circuit beginnen na enkele minuten rij-
den te stijgen.
Om koelvloeistof bij te vullen:

 wacht tot de motor is afgekoeld,

 draai de dop twee omwentelingen
los om de druk te laten dalen,

 verwijder vervolgens de dop,

 vul bij tot aan het merkteken
"MAXI".

Page 14 of 310

i
35
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Een controle van het olieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op
een vlakke, horizontale ondergrond
staat en de motor minstens 15 mi-
nuten niet heeft gedraaid.
Motorolieniveaumeter
De motorolieniveaumeter geeft aan of
het motoroliepeil in orde is.
Bij het aanzetten van het contact wordt
eerst de onderhoudsindicator weerge-
geven en vervolgens gedurende enkele
seconden het motorolieniveau.
Olieniveau correct
Te weinig olie Storing motorolieniveaumeter
Oliepeilstok
Als de aanduiding "OIL" knippert in
combinatie met het verklikkerlampje
service, een geluidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele display, is
het motorolieniveau te laag.
Controleer het olieniveau met de peilstok.
Als blijkt dat het olieniveau te laag is, moet
olie worden bijgevuld om te voorkomen
dat ernstige motorschade ontstaat. Als de aanduiding
"OIL --" knippert,
duidt dit op een storing in de mo-
torolieniveaumeter. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk.
Raadpleeg het hoofdstuk "Controles"
voor de plaats van de peilstok en het
bijvullen van motorolie voor het motor-
type van uw auto.
2 merktekens op de peilstok:
- A = maxi; het oliepeil
mag nooit boven het
niveau A uitkomen
(kans op schade aan de
motor),
- B = mini; als het oliepeil
niet boven het niveau
B uitkomt, moet het
voor de motor van uw
auto voorgeschreven
type motorolie worden
bijgevuld via de vuldop.

Page 15 of 310

36
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator geeft aan hoe-
veel kilometer u nog verwijderd bent
van de eerstvolgende onderhoudscon-
trole volgens het onderhoudsschema
van de fabrikant.
Deze afstand wordt berekend vanaf de
laatste nulstelling van de onderhouds-
intervalindicator op basis van twee pa-
rameters:
- het aantal afgelegde kilometers,
- de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudscontrole. De afstand tot de eerstvolgende
beurt is 1000 tot 3000 km
Als het contact wordt aangezet, gaat
gedurende 5 seconden de onderhouds-
sleutel branden. De kilometerteller geeft
de resterende kilometers tot de eerst-
volgende onderhoudscontrole aan.

Voorbeeld: de afstand tot de eerstvol-
gende onderhoudscontrole bedraagt
2800 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft
het display gedurende 5 seconden het
volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact verdwijnt de sleutel ; de tel-
ler geeft weer de kilometerstand en de
stand van de dagteller aan. De afstand tot de eerstvolgende
beurt is minder dan 1000 km

Voorbeeld: de afstand tot de eerstvol-
gende onderhoudscontrole bedraagt
900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft
het display gedurende 5 seconden het
volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer
in werking en blijft de sleutel branden
om aan te geven dat er binnenkort on-
derhoudswerkzaamheden uitgevoerd
moeten worden.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is meer dan 3000 km
Als het contact wordt aangezet, ver-
schijnt er geen onderhoudsinformatie
op het display.

Page 16 of 310

i
i
37
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Op 0 zetten van de onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator moet na elke onderhoudsbeurt op 0 gezet worden.
Voer dit als volgt uit:
 zet het contact af,
 druk op de resetknop van de dagteller en houd deze ingedrukt,
 zet het contact aan; de kilometerteller begint terug te tellen,
 laat de knop los als het display "=0" aangeeft; de sleutel verdwijnt.
De factor tijd kan worden meege-
wogen bij de nog af te leggen ki-
lometers, afhankelijk van de rijge-
woonten van de bestuurder.
De sleutel kan ook gaan branden
als het interval van twee jaar is
overschreden.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is overschreden
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende
5 seconden de
sleutel knipperen om aan te
geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo
spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden.

Voorbeeld: u hebt de afstand tot de eerstvolgen-
de onderhoudsbeurt met 300 km overschreden.
Als het contact wordt aangezet, geeft het display
gedurende 5 seconden het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer in
werking en blijft de sleutel branden .
Opnieuw weergeven van de onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhouds-informatie weergeven.
 Druk op de knop voor nulstelling van de dagteller.
De onderhoudsinformatie wordt enkele seconden weergegeven en verdwijnt vervolgens weer.

Page 17 of 310

38
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Kilometerteller
De kilometerteller geeft de totale kilo-
meterstand van de auto aan. De kilometerteller en dagteller worden
gedurende 30 seconden weergegeven
bij het afzetten van het contact, bij het
openen van het bestuurdersportier en
bij het vergrendelen en ontgrendelen
van de auto.
Dagteller
De dagteller geeft het aantal gereden
kilometers weer nadat de bestuurder de
teller op 0 heeft gezet.

 Druk bij aangezet contact op de
knop tot de dagteller op 0 staat.
Handmatige controle
Met deze functie kunt u de staat van
de auto (waarschuwingen en de status
"Geactiveerd" of "Uitgeschakeld" van te
confi gureren functies) en de informatie
over het onderhoud controleren.

 Druk bij draaiende motor kort op de
knop "CHECK/000" van het instru-
mentenpaneel om de handmatige
controle te starten. Als er geen enkele storing wordt
gesignaleerd, verschijnt de melding

"CHECK OK" op het grote centrale
display van het instrumentenpaneel.
Als een "ernstige" storing wordt gesigna-
leerd, verschijnen alleen de desbetref-
fende waarschuwingspictogrammen op
het grote centrale display van het instru-
mentenpaneel. Laat het systeem contro-
leren door het PEUGEOT-netwerk.
Als er een "kleine" storing wordt ge-
signaleerd, verschijnen de desbetref-
fende waarschuwingspictogrammen en
vervolgens de melding
"CHECK OK"
op het grote centrale display van het
instrumentenpaneel. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk.

Page 18 of 310

39
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Dimmer dashboardverlichting
U kunt de lichtsterkte van de dashboardver-
lichting handmatig aanpassen aan het licht
van de omgeving. De dimmer van de dash-
boardverlichting kan alleen worden gebruikt
als de verlichting van de auto is ingescha-
keld, uitgezonderd de verlichting overdag.
Actief

 Druk op de knop om de sterkte van
de dashboardverlichting te variëren.

 Als de verlichting de zwakste stand
heeft bereikt, laat de knop dan los
en druk hem opnieuw in om de
verlichting weer feller te maken.
of

 Als de verlichting de sterkste stand
heeft bereikt, laat de knop dan los
en druk hem opnieuw in om de
verlichting weer zwakker te maken.

 Laat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt. Inactief
De dashboardverlichting kan niet wor-
den ingesteld als de verlichting van de
auto is uitgeschakeld of, bij auto's met
verlichting overdag, in de dagstand
staat.

Page 19 of 310

40
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
Weergave op het display
Dit display kan de volgende informatie
weergeven:
- de tijd,
- de datum,
- de buitentemperatuur * (de tempera- tuur knippert bij kans op gladheid),
- controle van te openen carrosserie- delen (portieren, achterklep,...),
- informatie van de boordcomputer (zie het einde van dit hoofdstuk).
Het display kan tijdelijk waarschuwings-
meldingen (bijv.: "Storing emissierege-
ling") of informatie (bijv.: "Achterklep
open") weergeven. Deze kunnen wor-
den gewist door op de toets "ESC" te
drukken.
MONOCHROOM DISPLAY A (ZONDER PEUGEOT CONNECT SOUND) Toetsen Algemeen menu
Het display kan met behulp van drie
toetsen worden bediend:
- "ESC" om de uitgevoerde handeling
af te breken,
- "MENU" om een overzicht van
de menu's of hulpmenu's weer te
geven,
- "OK" om het gewenste menu of
hulpmenu te selecteren.
 Druk op de toets "MENU" om een
overzicht van de diverse menu's
in het algemene menu weer te
geven:
- confi guratie van de auto,
- opties,
- instellingen display,
- talen,
- eenheden.

 Druk op de toets "OK" om het
gewenste menu te selecteren.
* Uitsluitend bij auto's met airconditioning.

Page 20 of 310

!
41
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
Confi guratie van de auto Opties
Als het menu "Opties" is geselecteerd,
kan de status van de verschillende func-
ties worden weergegeven (geactiveerd,
gedeactiveerd, storing).
Talen
Als het menu "Talen" is geselecteerd,
kan de taal van de weergave van het
display worden gewijzigd (Français, Ita-
liano, Nederlands, Portugues, Portugu-
es-Brasil, Deutsch, English, Español).
Instellingen display
Als het menu "Instellingen disp." is ge-
selecteerd, kunnen de volgende para-
meters worden ingesteld:
- jaar,
- maand,
- dag,
- uren,
- minuten,
- tijdsaanduiding in 12 of 24 uur. Eenheden
Als het menu "Eenheden" is geselec-
teerd, kunnen de eenheden van de vol-
gende parameters worden gewijzigd:
- temperatuur (°C of °F),
- brandstofverbruik (l/100 km, mpg
of km/l).

 Selecteer een parameter en druk
op de toets "OK" om de waarde te
wijzigen.

 Wacht ongeveer 10 seconden tot de
gewijzigde waarde is opgeslagen
of druk op de toets "ESC" om de
uitgevoerde handeling af te breken.
Vervolgens keert het display terug naar
het vorige scherm.
Als het menu "Confi g. auto" is geselec-
teerd, kunnen de volgende functies ge-
activeerd of gedeactiveerd worden:
- het inschakelen van de ruitenwisser achter als de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld (zie het
hoofdstuk "Zicht"),
- de follow-me-home verlichting en instapverlichting (zie het hoofdstuk
"Zicht"),
- verlichting overdag (zie het hoofdstuk "Zicht"),
- parkeerhulp achter (zie hoofdstuk "Rijden"). Om veiligheidsredenen mag de
bestuurder het multifunctionele
display uitsluitend bedienen als de
auto stilstaat.

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 ... 310 next >