PEUGEOT 4008 2012 Instructieboekje (in Dutch)

Page 141 of 332

139
5
Zicht
Bepaalde functies van de ruitenwisser vóór (inter val, ...) kunnen worden ingesteld via het menu "Uitrusting" van het kleurenscherm.


Handmatige bediening


Ruitenwissers vóór
B.
ringschakelaar voor instellen van de
interval van de ruitenwisser of van de
gevoeligheid van de regensensor.
Ruitensproeiers vóór
Beweeg de ruitenwisserschakelaar naar u toe.De ruitensproeiers treden in werking en deruitenwissers worden enige tijd ingeschakeld. De koplampsproeiers treden gelijktijdig in
werking indien de dim-/grootlichten branden.

Koplampsproeiers

Druk op het uiteinde van de
verlichtingsschakelaar om de koplampsproeiersin te schakelen. Deze werken alleen bij
ingeschakeld dim-/grootlicht.
één keer wissen.
uit.
interval (wissnelheid handmatig in te
stellen),
of
automatisch
(wissnelheid handmatigin te stellen).
la
ge snelheid .
ho
ge snelheid. A
. selecteer de wissnelheid met de schakelaar:
De volgende instellingen kunnen worden verhoogd
of verlaagd:
- de frequentie van het wissen als de
ruitenwissers in de intervalstand staan,
- de gevoeligheid van de regensensor als de ruitenwissers in de automatische stand staan.


- "+" : hoge gevoeligheid.

- "-" : lage gevoeligheid.

Om het verbruik vanruitensproeiervloeistof te beperken, worden de koplampsproeiers alleenbij de eerste bediening van de ruitensproeiers ingeschakeld.

Page 142 of 332

140
Zicht
Automatische ruitenwissers
vóór
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld als de sensor achter debinnenspiegel regen detecteert. De snelheid
van de ruitenwissers wordt aangepast aan dehoeveelheid neerslag.

Storing

Dek de regensensor, die zich gecombineerdmet de lichtsensor in het midden van de voorruit
achter de binnenspiegel bevindt, niet af.
Inschakelen
)Zet de schakelaar A in de stand "AUTO".

Schakel de automatische werking vande ruitenwissers uit als de auto wordtgewassen in een wasstraat. Om het rubber van de ruitenwisserste beschermen wordt geadviseerd de automatische stand van deruitenwissers uit te schakelen als deauto geparkeerd staat en wanneer de buitentemperatuur lager is dan 0 °
C.
Wacht 's winters met het inschakelen van de automatische ruitenwissers totde voorruit ontdooid is.



Uitschakelen
)
Zet de schakelaar Ain de stand "OFF".

Page 143 of 332

141
5
Zicht


Ruitenwisser achter
uit.
int
erval.
D
e ruitenwisser wist twee keer en schakelt
ver volgens naar de intervalstand. wissen met ruitens
proeier.
Houd de rin
g in deze stand om de ruitensproeier en de ruitenwisser enige tijd in teschakelen.
Het interval van de ruitenwisser achter kan worden ingesteld in het menu"Uitrusting" van het kleurendisplay.

C . selectierin
g ruitenwisser achter:

Page 144 of 332

142
Zicht











Plafonniers
Plafonnier vóór
Stand 1
De plafonnier gaat branden wanneer een portier of de achterklep wordt geopend.
Wanneer het portier of de achterklep weer
wordt
gesloten, dimt de verlichting geleidelijkgedurende enkele seconden en gaat
ver volgens uit.
De plafonnier gaat automatisch uit in de
volgende gevallen:
- Wanneer de portieren en de achterklepgesloten zijn en het contact in de stand"
ON
" wordt gezet.
- Wanneer de portieren en de achterklep
gesloten zijn en u de auto vergrendelt.



Stand 2

De plafonnier is permanent uit.
In de auto bevinden zich twee
kaartleeslampjes, één aan elke kant van de plafonnier.
Druk op het desbetreffende transparante kapje A.


Kaartleeslampjes
De tijd dat de plafonniers vóór branden kan worden ingesteld in het menu"Uitrusting" van het kleurendisplay.

Page 145 of 332

143
5
Zicht

Plafonnier achter


Stand 1 "ON"

De plafonnier achter brandt permanent.
Stand 2 "●"
De plafonnier gaat branden wanneer eenportier of de achterklep geopend wordt, enwanneer het portier of de achterklep weer gesloten wordt, dimt de verlichting langzaamgedurende enkele seconden en gaat
ver volgens uit.
De plafonnier gaat meteen uit in de volgendegevallen:
- Wanneer de portieren en de achterklepgesloten zijn en het contact in de stand "ON
" wordt gezet.
- Wanneer de portieren en de achterklep
gesloten zijn en u de auto vergrendelt.

Stand 3 "OFF"
De plafonnier is permanent uit.



Automatisch uitschakelen
van
plafonniers
De tijd dat de plafonniers achter branden kan worden ingesteld in het menu "Uitrusting" van het kleurendisplay.
Om te voorkomen dat de accu ontladen wordt,
worden de plafonniers en de kaartleeslampjes
bij uitgeschakelde motor na 30 minuten
automatisch uitgeschakeld.
De plafonniers gaan weer branden wanneer het contact in de stand "ON
" of " ACC"wordt gezet, wanneer u een portier of de
achterklep opent en weer sluit en wanneer u de
afstandsbediening gebruikt.

Page 146 of 332

144
Zicht





Ver lic ht ing bagager uimte
De verlichting van de bagageruimte gaat automatisch branden zodra de bagageruimte
wordt geopend en dooft zodra deze wordt gesloten.





Verlichting panoramadak


Na activering gaat de verlichting van het
panoramadak branden als het contact in de stand "ON"of "ACC"gezet wordt.

Uitschakelen
Als het contact in de stand "ON"
of "ACC"isgezet:)Druk zo vaak als nodig is op deze knop
totdat de verlichting uitgaat.

Instellingen
Als het contact in de stand "ON"
of "ACC "isgezet:)Druk herhaaldelijk op deze knop om het gewenste niveau van verlichting te krijgen (veel, gemiddeld, weinig).

Page 147 of 332

145
6
Veiligheid











Richtingaanwijzers
)Links: beweeg de verlichtingsschakelaar
omlaag voorbij het zware punt. )Rechts: beweeg de verlichtingsschakelaar
omhoog voorbij het zware punt.
Functie “snelweg”
)Beweeg de schakelaar kor t omhoogof omlaag, zonder deze door de
weerstand te drukken. De desbetreffende richtingaanwijzers zullen drie keer
knipperen.


De functie kan worden gedeactiveerd via het menu "Uitrusting" van hetkleurenscherm.









Alarmknipperlichten
Gebruik de alarmknipperlichten om het overige
verkeer te waarschuwen in het geval van file, pech, slepen of een ongeval. ) Druk deze knop in: de richtingaanwijzersknipperen tegelijker tijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de alarmknipperlichten, afhankelijk van de mate
van remvertraging, automatisch ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan dealarmknipperlichten uit. ) U kunt de alarmknipperlichten echter ookuitschakelen door de knop in te drukken.







Claxon
Systeem om uw medeweggebruikers met een geluidssignaal te waarschuwen voor directgevaar.)
Druk op het middelste gedeelte van het stuur.
Beperk het gebruik van de claxon tot devolgende gevallen:


- direct gevaar,

- inhalen van een fietser of voetganger,

- naderen van een onoverzichtelijke situatie.

Page 148 of 332

146
Veiligheid
Uw auto is voorzien van de volgende systemen,
die u helpen om de auto in een noodsituatie
veili
g tot stilstand te brengen:
- het antiblokkeersysteem (ABS),
- de elektronische remdrukregelaar (REF).
























Hulpsystemen bij het remmen


Antiblokkeersysteem
(ABS) en elektronische
remdrukre
gelaar (REF)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid vanuw auto en voor een betere controle in scherpe bochten, vooral op een slecht of glad wegdek.


Inschakelen

Het ABS-systeem werkt alleen wanneer de
snelheid van de auto hoger is dan 10 km/h.
Zodra de snelheid lager wordt dan 5 km/h,
wordt het systeem uitgeschakeld.
Het ABS-systeem treedt automatisch in
werking, wanneer de kans bestaat dat een wielblokkeert.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn door
het trillen van het rempedaal.

Storing


Bi
j stilstaande auto

Wanneer dit verklikkerlampje gaat branden, in combinatie met een melding op het display van het instrumentenpaneel, is er een storing in hetABS-systeem waardoor u tijdens het remmen de controle over de auto zou kunnen verliezen.
De auto kan normaal worden afgeremd.
Rijd voorzichtig en met aangepaste snelheid en
raadpleeg onmiddellijk het PEUGEOT- net wer k
of een gekwalificeerde werkplaats.
Trap het rempedaal bij een noodstopkrachtig en volledig in en laat het niet los. Het verklikkerlampje brandt gedurendeenkele seconden na het aanzetten van het contact (stand ON). Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als hetlampje niet uitgaat of niet gaat branden.

Page 149 of 332

147
6
Veiligheid
Tijdens het rijden

Als het verklikkerlampje permanent
brandt, is er een storing in het
ABS-systeem, waardoor u tijdens het
remmen de controle over de auto zoukunnen verliezen.
De twee verklikkerlampjes gaan tegelijkertijd branden en de twee waarschuwingsmeldingen verschijnen afwisselend op het display van het instrumentenpaneel. Zorg er bij ver vanging van de wielen (banden en velgen) voor, dat dezevoldoen aan de voorschriften van deconstructeur. De auto kan normaal worden a
fgeremd.
Rijd voorzichtig en met aangepaste snelheid en
raadplee
g onmiddellijk het PEUGEOT- net wer k
of een gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer deze twee verklikkerlampjes brandenin combinatie met de meldingen op het display
van het instrumentenpaneel, is er een storingin de elektronische remdrukregelaar, waardoor u tijdens het remmen de controle over de autozou kunnen verliezen.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats.

Page 150 of 332

148
Veiligheid
De auto is voorzien van twee systemen die kunnen ingrijpen als de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting:
- antispinregeling (TCL),
- dynamische stabiliteitscontrole (ASC).

Antispinregeling en dynamische stabiliteitscontrole
De antispinregeling optimaliseer t de aandrijvingom te voorkomen dat aangedreven wielen
doorspinnen door te remmen op de wielen en
de motor.De dynamische stabiliteitscontrole remt op de
wielen en de motor om de auto op de juiste koers te houden.

Inschakelen

De systemen worden automatisch ingeschakeldzodra de motor wordt gestart.

De weergave van dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel geeft
aan dat de systemen ASC en TCL uitgeschakeld zijn.

Uitschakelen

In uitzonderlijke omstandigheden (wanneer
de auto vastzit in modder, sneeuw, zand, ...)
kan het nuttig zijn het ASC-systeem uit te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en
weer grip krijgen.
In dat
geval gaat dit pictogram op het
display op het instrumentenpaneel
knipperen.




















Stabiliteitscontrole
)Druk op deze knop links van het stuur wieltot het pictogram op het display van het
instrumentenpaneel verschijnt.


Werking

Ze treden in werking als de auto sneller
dan 15 km/h rijdt.
De systemen worden geactiveerd zodra de
wielen te weinig grip hebben of de koers van
de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting.

Page:   < prev 1-10 ... 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 ... 340 next >