PEUGEOT 4008 2012 Instructieboekje (in Dutch)

Page 151 of 332

149
6
Veiligheid

Opnieuw inschakelen Storing
De weergave van een van deze
verklikkerlampjes in combinatie met
een melding op het display van het instrumentenpaneel geeft aan dat er een
storing is in één van de systemen.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats om de systemen
ASC/TCL te laten controleren.
De systemen ASC/TCL verhogende veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder mag echter nooit risico'snemen of te hard rijden.
De goede werking van de systemenwordt verzekerd door de naleving vande voorschriften van de constructeur ophet gebied van:


- wielen (banden en velgen),

- onderdelen van het remsysteem,

- elektronische onderdelen,

- de montageprocedure en het uitvoeren van werkzaamheden.
Laat de systemen na een aanrijdingcontroleren door het PEUGEOT- net wer k of een gekwalificeerde werkplaats.

)Druk nogmaals op de knop om de systemen ASC en TCL weer in te schakelen.
Als het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel uitgaat, geeft dit aan dat desystemen ASC en TCL opnieuw zijn geactiveerd.

Page 152 of 332

150
Veiligheid
Veiligheidsgor dels
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van
een pyrotechnische gordelspanner en eenspankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra
bescherming van de bestuurder en passagier
bij frontale en zijdelingse aanrijdingen.
Bij een krachtige aanrijding zorgen depyrotechnische gordelspanners ervoor dat de
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen
van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief
zodra het contact wordt aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van
de inzittenden getrokken wordt en bevordert daarmee de veiligheid.
Omdoen
) Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting A.)
Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.



Losmaken
)
Druk op de rode knop van de gordelsluiting A.


Hoogteverstelling
)Druk op de knop Ben schuif degordelbevestiging C
naar beneden om hetbevestigingspunt lager te plaatsen. )Druk op de knop Ben schuif degordelbevestiging C
naar boven om het
bevestigingspunt hoger te plaatsen.

Page 153 of 332

151
6
Veiligheid
Als de bestuurder zijn gordel niet vastmaakt binnen een minuut na het aanzetten van het contact, gaat het verklikkerlampje knipperen, wordt een onderbroken geluidssignaalweergegeven en verschijnt een melding op hetdisplay van het instrumentenpaneel.
Het verklikkerlampje, het geluidssignaal en
de meldin
g verdwijnen na circa 90 seconden,
en verschijnen weer zolang de bestuurder zijn
veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt.
Als de veiligheidsgordel tijdens het rijden
wordt losgemaakt, worden dezelfde waarschuwingssignalen gegeven.
Als het contact wordt aangezet,
gaat dit lampje branden en wordt
gedurende enkele seconden een
geluidssignaal weergegeven als de
bestuurder zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt.
Verklikkerlampje veiligheidsgordel
losgemaakt/niet vastgemaakt

Veiligheidsgordel passagier vóór
Veiligheidsgordel bestuurder

Als het contact wordt aangezet, gaat het verklikkerlampje op demiddenconsole branden.

Als de passagier zijn veiligheidsgordel niet
vastmaakt, klinkt gedurende enkele seconden een geluidssignaal.
Als de veiligheidsgordel tijdens het
rijdenwordt losgemaakt, worden dezelfde
waarschuwingssignalen gegeven.

Page 154 of 332

152
Veiligheid
zitplaats achter
De veiligheidsgordel van de middelste zitplaatsachter is in de hemelbekleding geïntegreerd.Het is een driepuntsgordel met oprolautomaat.
Vastmaken
)Tr e k d e gordel naar buiten en voer hem
door de gordelgeleider A.)Trek aan de gordel en steek de gesp Bin
de gordelsluiting. )Steek de gesp C in de rechter gordelsluiting. )Controleer of elke gesp correct is
vergrendeld door aan de riem te trekken.

Losmaken en opbergen
)
Druk op de rode knop van de gordelsluiting C
en vervolgens op die van gordelsluiting B.)
Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt en voer de gordel door de gordelgeleider A.)
Berg de gesp C
op in de bovensteopening Den de gesp B
in de onderste opening E
.


Veiligheidsgordels links- en
rechtsachter
De buitenste zitplaatsen achter zijn voorzien
van driepuntsgordels met oprolautomaat.

Gordel vastmaken
)Trek aan de gordel en steek ver volgens de gesp in de gordelsluiting. )Controleer of de gesp goed vergrendeld isdoor even aan de riem te trekken.


Gordel losmaken
)Druk op de rode knop van de gordelsluiting.

Page 155 of 332

153
6
Veiligheid
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hunveiligheidsgordel goed hebben omgedaan en
vastgemaakt. Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens hetrijden hun veiligheidsgordel dragen, ook albetreft het een korte rit. Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoendeeffectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van eenoprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengtevan de gordel automatisch wordt aangepast aan de lichaamsbouw van de gebruiker. Degordel wordt automatisch opgerold als deze niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik vande gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden geplaatst. De schoudergordel moet langs het hollegedeelte van de schouder worden geplaatst. De oprolautomaten zijn voorzien van een automatische blokkeerinrichting diein werking treedt bij een aanrijding, een noodstop of het over de kop slaan van
de auto. U kunt de blokkeerinrichtingdeblokkeren door stevig aan de riem te trekken en deze weer los te laten, zodat deriem weer een stukje wordt opgerold.
Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan 1,50 m gebruik van een geschikt
kinderzitje.De veiligheidsgordel mag door niet meer danéén persoon gedragen worden. Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden.

Voor een effectieve werking van deveiligheidsgordel:


- dient deze strak om het lichaam te worden gedragen,

- moet deze in een vloeiende beweging naar voren worden getrokken, zonder dat degordel gedraaid raakt,

- mag deze door niet meer dan één persoonworden gedragen,

- mag deze geen beschadigingen of rafels ver tonen,

- mag er om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt, niets aan worden gewijzigd.
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk vande aard en de kracht van de aanrijding,vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan. Het activeren van de gordelspanners gaat gepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem isgeïntegreerd.In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van de airbag branden. Laat het systeem na een aanrijdingcontroleren en eventueel ver vangen door hetPEUGEOT- net wer k of een gekwalificeerde werkplaats.

Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften moeten werkzaamheden en controles aan deveiligheidsgordels worden uitgevoerddoor het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats, die tevens voor de garantie zorgt en de werkzaamhedenvolgens de voorschriften uitvoer t. Laat de veiligheidsgordels van uw auto regelmatig controleren door het PEUGEOT- net wer k of een gekwalificeerde werkplaats, vooral als de gordelsbeschadigingen vertonen. Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij het PEUGEOT- net wer k . Controleer na het neerklappen of verstellenvan een stoel of de achterbank of de gordelzich op de juiste plaats bevindt en goed isopgerold.

Page 156 of 332

154
Veiligheid
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij ernstige aanrijdingen te verbeteren. Ze vormeneen aanvulling op de werking van de
veiligheidsgordels met spanbegrenzers (behalve bij de middelste passagier achter).
De elektronische schoksensoren registreren
de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan
de registratiezones voor een aanrijding worden
blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding gaan deairbags onmiddellijk af om de inzittenden
van de auto (uitgezonderd de middelste passagier achter) te beschermen. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas snel uit de airbags, zodat het zicht niet wordtbelemmerd en de inzittenden de autoeventueel kunnen verlaten,
- bij een minder ernstige aanrijding of eenaanrijding van achteren en in bepaalde gevallen waarbij de auto over de kop slaat,
treden de airbags niet in werking. De
veiligheidsgordels zorgen in deze situaties
voor een afdoende bescherming.
De airbags werken alleen als hetcontact aan is. De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt(tijdens hetzelfde of een volgendongeval), worden de airbags niet meer opgeblazen.
Het activeren van de airbags gaatgepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activeringvan de pyrotechnische lading die in hetsysteem is geïntegreerd.De rook is niet schadelijk, maar kanvoor personen die hier gevoelig voor zijn, irriterend zijn. De knal die bij het afgaan wordt geproduceerd, kan het gehoor gedurende een korte periode enigszinsverminderen.


Registratiezones voor een aanrijding
A.
Impactzone vóór. B.
Impactzone opzij.
Airbags vóór


Activering

De airbags worden gelijktijdig opgeblazen,
behalve als de airbag aan passagierszijde
is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone vóór ( A), in de lengterichting Avan de auto en vanaf de voorzijde richting
de achterzijde van de auto, die zich op eenhorizontale ondergrond moet bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen hetdashboard en de inzittende om te verhinderen
dat deze naar voren klapt. De airbags vóór beschermen het hoo
fd en de
borst van de bestuurder en de passagier bij een
frontale aanrijding.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard, boven het dashboardkastje.

Page 157 of 332

155
6
Veiligheid
Uitschakelen
Alleen de airbag aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld: )zet het contact af , steek de sleutel in defschakelaar voor uitschakelen van de airbagaan passagierszijde A , )draai deze in de stand "OFF"
, )ver wijder de sleutel.
Het verklikkerlampje op het paneel
v
an de middenconsole brandtzolang de airbag is uitgeschakeld, bij
in
geschakeld contact.
Schakel voor de veiligheid van uw kindde airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in derijrichting op de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.

Plaats geen kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel als het verklikkerlampje van de airbags blijftbranden en de melding op het display blijft staan.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje hebt ver wijderd, zet dan de schakelaar Aweer op "ON"
om de airbagopnieuw in te schakelen en zo de veiligheid vanuw passagier te garanderen.
Het verklikkerlampje gaat uit.


Storing

Als op het instrumentenpaneel
dit verklikkerlampje gaat branden
en deze melding op het display
verschijnt, raadpleeg dan het
PEU
GEOT- net wer k of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten controleren.
De airbags zouden niet meer geactiveerd
kunnen worden bij een ernstige aanrijding.

Page 158 of 332

156
Veiligheid
Knie-airbag *
Activering
De knie-airbag wordt gelijktijdig met de airbags
vóór opgeblazen.
De knie-airbag beschermt bij een ernstige
frontale aanrijding de knieën van de bestuurder.
Deze airbag bevindt zich in het dashboard,onder de stuurkolom. De zij-airbags beschermen de bestuurder en
de voorpassagier bij een ernstige zijdelingse
aanrijding, om de kans op borstletsel te
verkleinen.
Elke zij-airbag is in het frame van de rugleuning
van de voorstoel geïntegreerd, aan de zijde van
het portier.

Activering

De zij-airbag wordt aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij ( B), loodrecht op de lengteas
van de auto en vanaf de buitenzijde richting debinnenzijde van de auto, op een horizontale
ondergrond.
De zij-airbag wordt opgeblazen tussen de inzittende vóór en het desbetreffendeportierpaneel.

Registratiezones voor eenaanrijding
A.Impactzone vóór. B.Impactzone opzij.
*

Volgens land van bestemming.
Zij-airbags

Page 159 of 332

157
6
Veiligheid
Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bijover de kop slaan, kan het zijn dat de airbag niet wordt geactiveerd. Bij een aanrijding van achteren of eenfrontale aanrijding wordt de airbag niet geactiveerd. De window-airbags beschermen
de bestuurder en passa
giers(uitgezonderd de middelste passagier
achter) bij een ernstige zijdelingse aanrijding,
om de kans op hoofdletsel te verkleinen.
De window-airba
gs zijn aangebracht in de stijlen en in de hemelbekleding.
Window-airbags
Activering
De window-airbag wordt gelijktijdig met dezij-airbag aan de desbetreffende zijde
opgeblazen bij een ernstige zijdelingseaanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone opzij ( B), loodrecht op delengterichting van de auto en vanaf debuitenzijde richting de binnenzijde van de auto,
op een horizontale ondergrond.
De window-airbags worden opgeblazen tussen
de ruiten en de inzittenden vóór en achter.

In het geval van een storing
Als dit verklikkerlampje gaat branden eneen melding verschijnt op het display van
het instrumentenpaneel, raadpleeg dan het
PEUGEOT- net wer k of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te latencontroleren. De kans bestaat dat de airbags
bij een ernstige aanrijding niet worden
geactiveerd.

Page 160 of 332

158
Veiligheid
Maak er een gewoonte van om normaal
rechtop in de voorstoelen te zitten. Draag altijd een correct afgesteldeautogordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goedewerking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemenmogen uitsluitend door hetPEUGEOT-netwerk of door eengekwalificeerde werkplaats worden uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften
worden nageleefd, blijft de kans bestaan op letsel of lichte brandwonden aan het hoofd, de borst of de armen als de airbagwordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer snel opgeblazen (binnen enkelemilliseconden) en loopt vervolgens even snel leeg, waarbij de warme gassen via dedaarvoor bestemde openingen naar buitenstromen.
Knie-airbag
*
Houd uw knieën niet te dicht bij het stuur wiel.


Airbags vóór

Houd het stuur wiel niet aan de spakenvast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten niet op het dashboard laten rusten. Het is raadzaam niet te roken in deauto. Als de airbag wordt opgeblazen,kunnen brandende sigaretten of een pijpbrandwonden of ander letsel veroorzaken.
Ver wijder het stuur wiel nooit, maak geengaten in de stuurwielbekleding en sla er niet op.

Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags:
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatie met actieve zijairbags gebruikt kunnen worden. Voor informatie over destoelhoezen die geschikt zijn voor uw auto kunt u zich wenden tot het PEUGEOT-netwerk.Raadpleeg de rubriek "Accessoires". Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot ver wondingen aan armen of borstkas.Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.


*
Volgens land van bestemming.


Window-airbags
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding;dit zou bij het afgaan van de window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van het dak (indien aanwezig); deze maken deel uit vande bevestiging van de window-airbags.


Hang geen zware voor werpen aan de contactsleutel, omdat deze bij het activeren van de airbag gevaarlijke projectielenkunnen worden.

Page:   < prev 1-10 ... 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 ... 340 next >