PEUGEOT 5008 2013 Instructieboekje (in Dutch)

Page 91 of 364

89
LICHTSCHAKELAAR
Met de lichtschakelaar kunt u de ver-
lichting van de auto selecteren en in-
schakelen.
Hoofdverlichting
De verschillende lichten van de auto
voor en achter zijn ontwikkeld om de
verlichting geleidelijk aan de weersom-
standigheden aan te passen en zo het
zicht van de bestuurder te verbeteren:


- parkeerlicht: om gezien te worden,

- dimlicht: voor een optimaal zicht
zonder medeweggebruikers te ver-
blinden,

- grootlicht: voor een optimaal zicht
op wegen zonder tegenliggers,

- bochtverlichting: voor een optimaal
zicht in bochten.

Aanvullende verlichting

Uw auto is voorzien van aanvullende ver-
lichting voor specifi eke rijomstandigheden:


- mistachterlicht: voor een optimale
zichtbaarheid van achteren als het
zicht minder dan 50 m is,

- mistlampen vóór: voor extra zicht bij
slecht weer,

- verlichting overdag: voor een betere
zichtbaarheid van uw auto overdag.

Instellingen

Het verlichtingssysteem van uw auto heeft
verschillende extra automatische functies
die afzonderlijk kunnen worden ingesteld:


- follow me home-verlichting,

- automatische verlichting,

- bochtverlichting.


Uitvoering zonder automatische
inschakeling



Uitvoering met automatische
inschakeling





Automatische verlichting.
Handbediende functies

De lichtschakelaar bestaat uit de ring A

en de hendel B
.

A.
Ring voor de selectie van de stand
van de hoofdverlichting: draai aan
de ring om het symbool van de ge-
wenste stand tegenover het merkte-
ken te zetten.
Lichten uit/
verlichting overdag.
Parkeerlicht.

B.
Trek de hendel naar u toe om over
te schakelen van dim- naar groot-
licht en terug.
Als de verlichting is uitgeschakeld of
wanneer alleen de parkeerlichten zijn
ingeschakeld, kunt u een lichtsignaal
geven door de hendel naar u toe te trek-
ken. Dimlicht of grootlicht.
Verklikkerlampjes

Een verklikkerlampje op het instrumen-
tenpaneel geeft aan dat de geselecteer-
de verlichting is ingeschakeld.

Page 92 of 364

ZI
C
90


Uitvoering met alleen
mistachterlicht
Mistachterlicht.

Het mistachterlicht werkt alleen in com-
binatie met ingeschakeld dimlicht of
grootlicht.


)
Draai de ring C
naar voren om het
mistachterlicht in te schakelen.


)
Draai de ring C
naar achteren om
het mistachterlicht volledig uit te
schakelen.
Als de verlichting automatisch wordt in-
geschakeld (uitvoeringen met de stand
AUTO), blijven het dimlicht en de par-
keerlichten branden zolang het mist-
achterlicht brandt.
Bij helder of regenachtig weer,
zowel overdag als ‘s nachts,
zijn de mistlampen vóór en
het mistachterlicht verblindend voor
medeweggebruikers en daarom niet
toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te zet-
ten zodra ze niet meer nodig zijn.


Uitvoering met mistlampen vóór en
mistachterlicht
Mistlampen vóór en mistach-
terlicht.

Het mistachterlicht werkt alleen in com-
binatie met ingeschakeld dimlicht of
grootlicht.
De mistlampen vóór werken ook in com-
binatie met de parkeerlichten.


)
Draai de ring C
naar voren om het
mistachterlicht in te schakelen.

)
Draai de ring C
nogmaals naar vo-
ren om de mistlampen vóór in te
schakelen.

)
Draai de ring C
naar achteren om
het mistachterlicht uit te schakelen.

)
Draai de ring C
nogmaals naar ach-
teren om de mistlampen vóór uit te
schakelen.








C. Ring voor de selectie van de mist-
verlichting.

Vergeten verlichting
Als u het contact afzet, worden alle lich-
ten automatisch uitgeschakeld, behalve
als de automatische follow me home-
verlichting is geactiveerd.
Als u handmatig de follow me home-
verlichting inschakelt terwijl het contact
is afgezet en een van de voorportieren
wordt geopend, klinkt een geluidssig-
naal om aan te geven dat de verlichting
nog brandt.
Als de verlichting automatisch wordt in-
geschakeld (uitvoeringen met de stand
AUTO), blijven het dimlicht en het par-
keerlicht branden zolang het mistach-
terlicht brandt.
Als de verlichting automatisch wordt uit-
geschakeld (uitvoeringen met de stand
AUTO) of als het dimlicht handmatig
wordt uitgeschakeld, blijven de mistver-
lichting en het parkeerlicht branden.

Page 93 of 364

ZI
C
91
Handbediende follow me home-verlichting
Deze functie zorgt ervoor dat na het af-
zetten van het contact de dimlichten nog
even blijven branden om het uitstappen
in het donker te vergemakkelijken.

Inschakelen


)
Geef bij afgezet contact een "licht-
signaal" met de lichtschakelaar.

)
Geef nogmaals een "lichtsignaal"
om de functie uit te schakelen.


Uitschakelen
Na het vergrendelen van de auto wordt
de handbediende follow me home-ver-
lichting na een bepaalde tijd automa-
tisch uitgeschakeld.

INSTAPVERLICHTINGBUITENZIJDE

De instapverlichting wordt afhankelijk
van de door de lichtsensor gesignaleerde
hoeveelheid licht geactiveerd om op don-
kere plaatsen het lokaliseren van de auto
en het instappen te vergemakkelijken.
Inschakelen
Uitschakelen







Programmeren
In landen waar verlichting
overdag niet verplicht is, kan
bij stilstaande auto met be-
hulp van de navigatietoets
de functie worden ingescha-
keld of uitgeschakeld in het
confi guratiemenu van het
multifunctionele display. Programmeren

De duur van het branden
van de instapverlichting
kan worden geselecteerd
via het confi guratiemenu
van de auto.
De duur van het branden van
de instapverlichting is gekop-
peld en gelijk aan die van de
automatische follow me home
verlichting.
De parkeerlichten en de kentekenplaat-
verlichting gaan gelijktijdig branden.


)
Druk op het geopende
hangslot van de afstands-
bediening.
Het dimlicht en parkeerlicht gaan bran-
den en uw auto wordt gelijktijdig ont-
grendeld.

Onder bepaalde weersom-
standigheden (lage tempe-
ratuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de
binnenzijde van de koplampen en de
achterlichten vormen; dit verdwijnt
enkele minuten na het ontsteken van
de koplampen.


De instapverlichting buitenzijde gaat
na een bepaalde tijd automatisch uit of
gaat uit na het afzetten van het contact
of het vergrendelen van de auto.

Deze wordt automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart.
Afhankelijk van het land van bestem-
ming doet deze verlichting dienst als:


- verlichting overdag en als parkeer-
licht 's nachts (bij de verlichting
overdag is de lichtsterkte groter),
of als


- parkeerlichten overdag en 's nachts.



In landen waar verlichting overdag ver-
plicht is, is deze functie standaard inge-
schakeld.

Page 94 of 364

ZI
C
92
Bij mist of sneeuw kan de licht-
sterktesensor ten onrechte
voldoende licht waarnemen;
de verlichting wordt dan niet automa-
tisch ingeschakeld.
Dek de met de regensensor gecom-
bineerde lichtsterktesensor, die zich
in het midden van de voorruit achter
de binnenspiegel bevindt, niet af. De
aan de sensor gekoppelde functies
worden dan niet meer bediend.



Automatische follow me home-verlichtingAutomatische verlichting

Met behulp van een lichtsterktesensor
worden de kentekenplaatverlichting, het
parkeerlicht en het dimlicht automatisch
ingeschakeld als de lichtsterkte van de
omgeving onvoldoende is. De verlich-
ting kan ook, in geval van neerslag,
gelijktijdig met het automatisch inscha-
kelen van de ruitenwissers vóór worden
ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als
de lichtsterkte van de omgeving weer
voldoende is of nadat het wissen is ge-
stopt.

Inschakelen


)
Draai de ring in de stand "AUTO"
.
Het activeren van de functie wordt
bevestigd door een melding op het
display.


Uitschakelen


)
Draai de ring in een andere stand.
Het uitschakelen van de functie
wordt bevestigd door een melding
op het display.

Storing
Bij een storing in de lichtsterk-
tesensor gaat de verlichting
branden, wordt dit pictogram
weergegeven op het instrumen-
tenpaneel en/of verschijnt een melding
op het display, in combinatie met een
geluidssignaal.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats.
Als de functie automatische verlichting
is geactiveerd, wordt onder donkere
omstandigheden het dimlicht automa-
tisch ingeschakeld bij het afzetten van
het contact.

Programmeren
Het inschakelen of uitschakelen en de
tijdsduur van de follow me home-ver-
lichting zijn in te stellen via het confi gu-
ratiemenu van de auto.

Page 95 of 364

ZI
C
93
HALOGEEN KOPLAMPEN
HANDMATIG VERSTELLEN
Stand "0" : basisinstelling.
Verstel de koplampen met halogeen-
lampen afhankelijk van de belading van
uw auto om verblinding van medeweg-
gebruikers te voorkomen.

0. 1 of 2 personen op de voorstoelen.

-. 3 personen.

1. 5 personen.

-. Tussenstand.

2. 5 personen + maximaal toegestane
belading.

-. Tussenstand.

3. Bestuurder + maximaal toegestane
belading.
AUTOMATISCHEKOPLAMPHOOGTEVERSTELLING
BIJ XENONLAMPEN

Raak in het geval van een sto-
ring de xenonlampen niet aan.
Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalifi ceer-
de werkplaats.
Om verblinding van andere weggebrui-
kers te voorkomen corrigeert dit sy-
steem bij stilstaande auto automatisch
de hoogte van de lichtbundel van de
xenonlampen, afhankelijk van de bela-
ding van de auto.


In het geval van een storing
verschijnt dit pictogram op het
instrumentenpaneel, in combi-
natie met een geluidssignaal en
een melding op het multifuncti-
onele display.
Het systeem zet in dat geval de koplam-
pen in de lage stand.

Reizen naar het buitenland
Wanneer u uw auto gaat ge-
bruiken in een land waarin
het verkeer aan de andere kant van
de weg rijdt, moet de afstelling van
de dimlichten worden gewijzigd om
te voorkomen dat tegemoetkomend
verkeer wordt verblind.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats.

Page 96 of 364

ZI
C
94
BOCHTVERLICHTING
Als het dimlicht of grootlicht is inge-
schakeld, zorgt deze functie ervoor dat
de lichtbundels de wegberm beter ver-
lichten in bochten.
Deze functie, die uitsluitend in combi-
natie met xenonlampen wordt geleverd,
wordt ingeschakeld bij een snelheid
vanaf ongeveer 20 km/h en zorgt voor
een aanzienlijke verbetering van het
zicht in bochten.
met bochtverlichting


zonder bochtverlichting



Configuratie

Storin
g

Deze functie kan worden
geactiveerd of gedeacti-
veerd via het confi guratie-
menu van de auto.
In het geval van een storing
knippert dit pictogram op het
display in combinatie met een
melding op het display.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats.
Als de auto stilstaat, stapvoets
rijdt of in de achteruitversnel-
ling staat, is deze functie uit-
geschakeld.
De status van de functie blijft na het
afzetten van het contact in het ge-
heugen opgeslagen.

Page 97 of 364

ZI
C
95
RUITENWISSERSCHAKELAAR
Met behulp van de ruitenwisserscha-
kelaar kunt u de ruitenwissers voor en
achter inschakelen om regen en vuil
van de ruit te wissen.
De ruitenwissers voor en achter zor-
gen voor een optimaal zicht voor de
bestuurder, ongeacht de weersomstan-
digheden.
Handmatige functies
De ruitenwisserschakelaar bestaat uit
de hendel A
en de ring B
.

Uitvoering met
intervalstand



Uitvoering met automatische
ruitenwissers

Hoge snelheid (hevige neer-
slag).

Normale snelheid (matige re-
genval).

Interval (wissnelheid aangepast
aan de wagensnelheid).

Automatisch en één keer
wissen (zie de desbetref-
fende rubriek).

Uit.



Eén keer wissen (duw de hen-
del even omlaag).

Ruitenwissers vóór

A.
Selecteer de wissnelheid met de
hendel.







of
Instellen

Afhankelijk van de uitvoering zijn de
volgende automatische functies van de
ruitenwissers mogelijk:


- automatische werking van de ruiten-
wissers vóór,

- automatisch inschakelen van de rui-
tenwisser achter bij het inschakelen
van de achteruitversnelling.

Page 98 of 364

ZI
C
96
Ruitensproeiers vóór en koplampsproeiers

B.
Ring voor de selectie van de ruiten-
wisser achter:

Uit.

Interval.

Wissen en sproeien (gedu-
rende enige tijd).

Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn inge-
schakeld op het moment dat u de
achteruitversnelling inschakelt, wordt
automatisch de ruitenwisser achter in-
geschakeld.

Instellen

)
Trek de ruitenwisserschakelaar naar
u toe. De ruitensproeiers treden in
werking, waarna enige tijd de ruiten-
wissers worden ingeschakeld om de
ruit schoon te wissen.
De koplampsproeiers worden alleen ge-
activeerd als de dimlichten branden .











Ruitenwisser achter

Schakel de automatische
werking van de ruitenwisser
achter uit bij sneeuwval of
strenge vorst en bij montage van een
fi etsendrager op de achterklep. Dit
kan worden uitgevoerd via het confi -
guratiemenu van het multifunctionele
display. Deze functie kan worden
geactiveerd of gedeacti-
veerd via het confi guratie-
menu van het multifunctio-
nele display.
Deze functie is standaard
geactiveerd.










Te laag niveau ruiten-/
koplampsproeiervloeistof
Als uw auto is voorzien van
koplampsproeiers en het ni-
veau van het reservoir te laag
is, verschijnt dit pictogram op
het instrumentenpaneel in combinatie
met een geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display.
Het pictogram verschijnt als het contact
wordt aangezet of als de schakelaar
wordt bediend, zolang het reservoir niet
gevuld is.
Vul het ruiten-/koplampsproeierreser-
voir bij of laat het bijvullen.

Page 99 of 364

ZI
C
97
Speciale stand van deruitenwissers voor Automatische ruitenwissers
vóór
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld als de sensor achter de
binnenspiegel regen detecteert. De
snelheid van de ruitenwissers wordt
aangepast aan de hoeveelheid neer-
slag.

Inschakelen
Dit gebeurt handmatig door de hendel
omlaag te duwen in de stand "AUTO"
.
Dit wordt bevestigd door een melding
op het display. Deze stand maakt het mogelijk de ruiten-
wissers los te zetten van de voorruit.
In deze stand kunnen de ruitenwisserbla-
den worden gereinigd of de ruitenwissers
worden vervangen. In de winter kan deze
stand tevens worden gebruikt om de rui-
tenwissers los te zetten van de voorruit.
Dek de regensensor, die zich
gecombineerd met de licht-
sensor in het midden van de
voorruit achter de binnenspiegel be-
vindt, niet af.
Schakel de automatische werking
van de ruitenwissers uit als de auto
wordt gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen
van de automatische ruitenwissers
tot de voorruit ontdooid is om de wis-
serbladen niet te beschadigen.
Als het contact meer dan
1 minuut afgezet is geweest,
moet de automatische wer-
king van de ruitenwissers opnieuw
worden geactiveerd door de hendel
kort omlaag te duwen.

Uitschakelen
Beweeg de hendel omhoog en vervol-
gens in de stand "0"
om de ruitenwis-
sers handmatig te bedienen.
Dit wordt bevestigd door een melding
op het display.
Storing
In het geval van een storing in de auto-
matische werking van de ruitenwissers
werken deze in de intervalstand.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwa-
lifi ceerde werkplaats.

Om een goede werking van
de fl at-blade ruitenwissers te
behouden, adviseren wij u:


- voorzichtig met de ruitenwissers om
te gaan,

- de ruitenwissers regelmatig te reini-
gen met zeepsop,

- de ruitenwissers niet te gebruiken
om een stuk karton tegen de voor-
ruit te houden,

- de ruitenwissers te vervangen zodra
ze tekenen van slijtage vertonen.






)
Als de ruitenwisserschakelaar binnen een
minuut nadat het contact is afgezet wordt be-
diend, worden de ruitenwissers in de verticale
stand gezet.

)
Zet het contact aan en bedien de ruitenwisser-
schakelaar om de ruitenwissers na de werk-
zaamheden weer in de ruststand te zetten.

Page 100 of 364

ZI
C
98
PLAFONNIERS



1.
Plafonnier vóór


2.
Kaartleeslampjes

Plafonniers vóór en achter

In deze stand gaat de interieur-
verlichting geleidelijk branden:
Kaartleeslampjes



)
Druk bij aangezet contact op de
desbetreffende schakelaar.

















In de stand "interieurverlichting per-
manent ingeschakeld", blijft de in-
terieurverlichting afhankelijk van de
omstandigheden gedurende een be-
paalde tijd branden:


- bij afgezet contact: ongeveer 10 minuten,


- in de eco-mode: ongeveer 30 seconden,

- bij draaiende motor: onbeperkt.





- als de auto wordt ontgrendeld,

- als de sleutel uit het contact wordt
verwijderd,

- als een portier wordt geopend,

- als op de ontgrendelknop van de af-
standsbediening wordt gedrukt om
de auto te lokaliseren.

Permanent uit.

Permanent aan.
Als de plafonnier vóór in de
stand "permanent aan" staat,
brandt de plafonnier achter
ook, behalve als deze in de stand
"permanent uit" staat.
Zet de plafonnier achter in de stand
"permanent uit" om deze uit te scha-
kelen.


Zorg ervoor dat er geen voor-
werpen tegen de leeslampjes
aan komen.
De interieurverlichting gaat geleidelijk
uit:


- als de auto wordt vergrendeld,

- als het contact wordt aangezet,

- 30 seconden na het sluiten van het
laatste portier.

3.
Plafonnier achter


Page:   < prev 1-10 ... 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 ... 370 next >