PEUGEOT 5008 2013 Instructieboekje (in Dutch)

Page 51 of 364

M
U
49
Weergave op het display
Als het display is uitgeklapt, geeft het
automatisch en direct de volgende in-
formatie weer:


- de tijd,

- de datum,

- de hoogte,

- de buitentemperatuur (bij kans op glad-
heid knippert de weergegeven tempera-
tuur),

- controle van te openen carrosseriede-
len,

- waarschuwingsmeldingen en meldin-
gen over de status van de functies van
de auto, die tijdelijk worden weergege-
ven,

- de audiofuncties,

- de informatie van de boordcomputer.

- de informatie van het navigatiesysteem.

Op het bedieningspaneel van de auto-
radio:


)
druk op de toets "RADIO"
, "MUSIC"
,
"NAV"
, "TRAFFIC"
, "SETUP"
of
"PHONE"
om toegang te krijgen tot
het desbetreffende menu,

)
draai aan de draaiknop om een item
te selecteren,

)
druk op de draaiknop om de selectie
te bevestigen,
of
WEGKLAPBAAR KLEURENDISPLAY
16X9 (MET PEUGEOT CONNECT NAV+
OF PEUGEOT CONNECT COM 3D)
Bediening


Raadpleeg de paragraaf "Toe-
gang tot het wegklapbare
display" voor meer informatie
over het openen, sluiten en afstellen
van het wegklapbare display.

Raadpleeg voor meer infor-
matie over deze functies de
rubriek "Audio en telematica".

Afhankelijk van de uitvoering van uw
auto verschijnt de informatie van de
boordcomputer op het multifunctionele
display of op het display van het instru-
mentenpaneel.

)
druk op deze toets om de
uitgevoerde handeling af
te breken en terug te keren
naar het vorige scherm.

Page 52 of 364

M
U
50

Menu "SETUP"




)
Druk op de toets "SETUP"
om naar
het menu "SETUP"
te gaan. Dit
menu biedt toegang tot de volgende
functies:


- "Taal" (Peugeot Connect Nav+),

- "Taal en spraakfuncties" (Peugeot
Connect Com 3D)

- "Datum en tijd",

- "Weergave",

- "Parameters auto" (Peugeot
Connect Nav+),

- "Eenheden",

- "Parameters systeem".



Taal (Peugeot Connect Nav+)
Via dit menu kunt u de taal van het dis-
play instellen.

Taal en spraakfuncties (Peugeot
Connect Com 3D)
Via dit menu kunt u:


- de taal van het display instellen,

- de parameters van de spraakher-
kenning selecteren (inschakelen/
uitschakelen, adviezen voor het
gebruik, herkennen van de eigen
stem...),

- het volume van de gesproken com-
mando's instellen.

Datum en tijd
Via dit menu kunt u de datum en tijd, het
formaat van de datum en het formaat
van de tijd instellen.

Weergave
Via dit menu kunt u de helderheid van
het display, de kleuren van het display
en de kleur van de kaart instellen (dag/
nacht of automatisch).

Parameters auto (Peugeot Connect
Nav+)
Via dit menu kunt u verschillende func-
ties ten behoeve van het rijden en het
comfort in- of uitschakelen * :


- inschakelen van de ruitenwisser
achter als de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld (zie rubriek
"Zicht"),

- selectief ontgrendelen (zie rubriek
"Toegang tot de auto"),

- follow me home- en instapverlich-
ting (zie rubriek "Zicht"),

- sfeerverlichting (zie rubriek "Zicht"),

- verlichting overdag (zie rubriek
"Zicht"),

- bochtverlichting (zie rubriek
"Zicht"),

- elektrische parkeerrem of handrem
(zie rubriek "Rijden"),

- ...

Om veiligheidsredenen mag
de bestuurder het multifunc-
tionele display uitsluitend be-
dienen als de auto stilstaat.



Eenheden
Via dit menu kunt u de eenheden kie-
zen: temperatuur (°C of °F) en verbruik
(km/l, l/100 of mpg).

*
Volgens land van bestemming.
Parameters systeem
Via dit menu kunt u de fabrieksinstel-
lingen herstellen, de versie van de soft-
ware weergeven en doorlopende tekst
activeren.

Page 53 of 364

M
U
51
Toegang tot het wegklapbare display
Dit display wordt automatisch uit- en in-
geklapt.
Het is echter ook mogelijk om het dis-
play uit te klappen, in te klappen of af te
stellen met de volgende knoppen:


- uitklappen of inklappen met de knop A
,


- afstellen van de hoek met de knop B
.
Het display is ook voorzien van een be-
veiliging tegen beknellen.

Uitklappen van het display


)
Druk als het display is ingeklapt op
de knop A
om het uit te klappen.
Het display klapt automatisch uit bij het
aanzetten van het contact, het inscha-
kelen van het audio- en telematicasy-
steem, een uitgaand telefoongesprek,
het geven van een gesproken com-
mando en het ontvangen van een waar-
schuwingsmelding die gekoppeld is aan
het pictogram STOP.
Inklappen van het display


)
Druk als het display is uitgeklapt op
de knop A
om het in te klappen.
Als het audio- en telematicasysteem is
uitgeschakeld, wordt het display onge-
veer drie seconden na het afzetten van
het contact automatisch ingeklapt.
Wanneer u wenst dat het dis-
play automatisch wordt uit- of
ingeklapt als het audio- en
telematicasysteem wordt in- of uit-
geschakeld, mag het display niet
worden ingeklapt gedurende de wer-
king van het audio- en telematicasy-
steem. Als het display is uitgeklapt, kunt u het
op verschillende manieren nauwkeurig
afstellen:


)
druk op het besbetreffende gedeelte
van de knop B
om het display naar
u toe of richting de voorruit te bewe-
gen,
of


)
beweeg het display voorzichtig met
de hand in de gewenste richting.

Afstellen van het display

Beveiliging tegen beknellen
Als het display bij het uitklappen of in-
klappen op een obstakel stuit, stopt het
display onmiddellijk met bewegen en
beweegt het vervolgens enkele millime-
ters terug.
Druk na het verwijderen van het obsta-
kel nogmaals op de knop om het dis-
play uit of in te klappen.
Opslaan van de stand van het
display
In het systeem zijn vier voorkeursstan-
den voor het display opgeslagen.
Als het scherm wordt ingeklapt, slaat
het systeem de laatste stand van het
scherm op.
Als het display weer wordt uitgeklapt,
kiest het systeem de voorkeursstand
die het dichtst bij de opgeslagen stand
van het display komt.
Wanneer u het display laat in-
klappen terwijl het audio- en
telematicasysteem is inge-
schakeld, zal het display automatisch
weer uitklappen bij een uitgaand te-
lefoongesprek, het geven van een
gesproken commando of het ontvan-
gen van een waarschuwingsmelding
die gekoppeld is aan het pictogram
STOP.

Page 54 of 364

M
U
52
BOORDCOMPUTER



)
Druk herhaaldelijk op de toets op
het uiteinde van de ruitenwissers-
chakelaar
om de verschillende ge-
gevens van de boordcomputer weer
te geven.

De boordcomputer kan de volgende in-
formatie weergeven:
De boordcomputer geeft actuele in-
formatie over het rijden (actieradius,
brandstofverbruik...).


)
Druk langer dan 2 seconden op de
toets om de afgelegde afstand, het
gemiddelde brandstofverbruik en de
gemiddelde snelheid op 0 te zetten.


Monochroom display A


Op 0 stellen

Weergave van de informatie


- actieradius,

- momenteel brandstofverbruik,

- afgelegde afstand,

- gemiddeld brandstofverbruik,

- gemiddelde snelheid.




)
Druk nogmaals op de toets om te-
rug te keren naar de oorspronkelijke
weergave.

Page 55 of 364

M
U
53
Monochroom display C
Displa
y van hetinstrumentenpaneel Kleurendispla
y 16x9 BOORDCOMPUTER
De boordcomputer geeft tijdens het rij-
den verschillende informatie (actiera-
dius, brandstofverbruik ...).
Afhankelijk van de uitrusting
van uw auto verschijnt de in-
formatie van de boordcompu-
ter op het multifunctionele display of
op het display van het instrumenten-
paneel.
Weergave van de informatie


)
Druk op de knop op het uiteinde van
de ruitenwisserschakelaar
om
achtereenvolgens de verschillen-
de standen van de boordcomputer
weer te geven.
Met display van het instrumentenpa-
neel



)
Druk op de pijltjestoetsen omhoog
en omlaag van het bedieningspa-
neel om achtereenvolgens de ver-
schillende standen van de boord-
computer weer te geven.

Met display C of het kleurendisplay

Page 56 of 364

54

Traject resetten

Met display C of het kleurendisplay



)
Druk de toets langer dan twee se-
conden in zodra het gewenste tra-
ject wordt aangegeven.
Met display van het instrumentenpa-
neel



)
Druk meer dan twee seconden op
de toets "OK"
van het bedienings-
paneel als het gewenste traject
wordt weergegeven.
De trajecten "1"
en "2"
zijn onafhan-
kelijk en hebben dezelfde eigenschap-
pen.
Traject "1"
kan bijvoorbeeld gebruikt
worden voor een dagelijks verbruik en
traject "2"
voor een maandelijks ver-
bruik.



- Actuele informatie:



actieradius,


huidig
brandstofverbruik,


nog af te leggen
afstand.





- Traject "1"
:



afgelegde afstand,


gemiddeld
brandstofverbruik,


gemiddelde snelheid,
voor het eerste traject.





- Traject "2"
:



afgelegde afstand,


gemiddeld
brandstofverbruik,


gemiddelde snelheid,
voor het tweede traject.





)
Als u nogmaals op de toets drukt,
wordt er niets op het display weer-
gegeven.
Druk nogmaals op de toets om terug
te keren naar de standaardweerga-
ve.

Page 57 of 364

M
U
55
Boordcomputer, enkeledefinities

Als de actieradius minder dan 30 km
bedraagt, verschijnen streepjes op het
display. Na het tanken van minimaal
5 liter brandstof wordt de actieradius
opnieuw berekend en weergegeven als
deze meer dan 100 km bedraagt.

Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalifi ceer-
de werkplaats als tijdens het
rijden de streepjes continu
worden weergegeven.
Deze functie wordt alleen
weergegeven bij snelheden
vanaf 30 km/h.

Deze waarde kan variëren
door een gewijzigde rijstijl
of het rijden op een helling,
waardoor het momentele brandstof-
verbruik aanzienlijk kan wijzigen.
Actieradius
(km of miles)
Aantal kilometers dat u nog
met de resterende hoeveel-
heid brandstof kunt rijden, berekend op
basis van het gemiddelde verbruik over
de laatste afgelegde kilometers.
Momenteel verbruik
(l/100 km, km/l of mpg)
Berekend over de laatste ver-
streken seconden.

Gemiddeld verbruik
(l/100 km, km/l of mpg)
Berekend sinds de laatste
nulstelling van de trajectge-
gevens.
Afgelegde afstand
(km of miles)
Berekend sinds de laatste
nulstelling van de trajectge-
gevens.


Gemiddelde snelheid
(km/h of mph)
Berekend sinds de laatste nul-
stelling van de trajectgege-
vens.






Stop & Start-teller
(minuten/seconden of uren/mi-
nuten)
Als uw auto is uitgerust met Stop &
Start, registreert een teller hoelang de
STOP-stand tijdens een traject is geac-
tiveerd.
De teller wordt, elke keer als u het con-
tact met de sleutel aanzet, weer op nul
gezet.


Nog af te leggen afstand
(km of miles)
Dit is de nog af te leggen af-
stand tot de eindbestemming.
Deze afstand wordt op elk moment tij-
dens het navigeren berekend of wordt
ingevoerd door de gebruiker.
Bij het ontbreken van de afstand verschij-
nen er streepjes in plaats van cijfers.

Page 58 of 364

CO
56
VERWARMING EN VENTILATIE
De ventilatie zorgt voor een optimaal
comfort en zicht in het interieur.
Bedieningspaneel
De lucht kan afhankelijk van de instellin-
gen van de bestuurder, voorpassagier
of achterpassagiers (afhankelijk van het
uitrustingsniveau) via verschillende cir-
cuits worden toegevoerd.
Stel de temperatuurregeling in: de lucht
van de verschillende circuits wordt ge-
mengd om het gewenste comfortniveau
te bereiken.
Stel de luchtverdeling in met de desbe-
treffende (combinatie van) toetsen: de
lucht wordt via de gewenste uitstroom-
openingen verdeeld. Stel de luchtopbrengst in: de aanjagers-
nelheid wordt verhoogd of verlaagd.
De bedieningsschakelaars bevinden
zich op het paneel A van de midden-
console.


Luchttoevoer

De lucht in het interieur wordt gefi lterd
en wordt van buitenaf toegevoerd via
het luchtrooster onder de voorruit, of in
het interieur gerecirculeerd.


Luchtverdeling



1. Uitstroomopeningen voor het ont-
dooien of ontwasemen van de voor-
ruit.

2. Uitstroomopeningen voor het ontdooi-
en of ontwasemen van de zijruiten.

3. Afsluitbare en verstelbare zijventila-
tieroosters.

4. Afsluitbare en verstelbare middelste
ventilatieroosters.

5. Uitstroomopeningen beenruimte
voorpassagiers.

6. Afsluitbare en verstelbare ventilatie-
roosters voor de achterpassagiers.

7. Uitstroomopeningen beenruimte
achterpassagiers.

Page 59 of 364

CO
57

Het airconditioningssysteem
is chloorvrij en is niet schade-
lijk voor de ozonlaag.
Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie enairconditioning
REGELING VENTILATIEACHTER

Draai, na het indrukken van de toets
"REAR", aan de draaiknop voor de zij-
ventilatieroosters achter om de lucht-
hoeveelheid te verhogen of te verlagen.
Let erop dat de zijventilatieroosters en
de uitstroomopeningen in de vloer niet
afgedekt worden.
De luchttoevoer kan worden gestopt
door de ventilatieroosters te sluiten en
de draaiknop op 0 te zetten. Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en airconditio-
ning de volgende gebruiksadviezen in acht:


)
Als de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto lang in de zon heeft
gestaan, kunt u het passagierscompartiment kort ventileren.
Zet de knop van de luchtopbrengst zodanig dat de interieurlucht goed ver-
verst wordt.

)
Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur
de uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ven-
tilatieroosters en overige uitstroomopeningen en de ventilatieopening in de
bagageruimte vrij blijven.

)
Kies onder normale omstandigheden altijd voor de toevoer van buitenlucht;
bij langdurig gebruik van de luchtrecirculatie in het interieur kunnen de voor-
ruit en de zijruiten beslaan.

)
Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze
sensor dient voor de regeling van de automatische airconditioning.

)
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het
systeem in perfecte staat te houden.

)
Controleer regelmatig de staat van het interieurfi lter en laat de fi lterelemen-
ten periodiek vervangen (zie het hoofdstuk "Controles").
Wij raden u een gecombineerd interieurfi lter aan. Dankzij het speciale toe-
gevoegde actieve fi lter draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de in-
zittenden en een schoon interieur (vermindering van allergische reacties,
stank en vetaanslag).

)
Als de airconditioning werkt, gebruikt deze een klein deel van het motorver-
mogen. Dit heeft een hoger brandstofverbruik tot gevolg.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een
steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk
worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor.
Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich een klein
plasje water onder de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel.

)
Laat de airconditioning regelmatig controleren om het systeem in perfecte
staat te houden.

)
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.

Page 60 of 364

CO
58

2. Luchtopbrengstregeling


)
Draai de knop in één
van
de vijf
standen om de ge-
wenste luchtopbrengst te
verkrijgen.
Voorruit, zijruiten en been-
ruimte voor-achter. Beenruimte inzittenden voor-
achter
(als de ventilatieroosters geslo-
ten zijn, wordt de luchtopbrengst
naar de beenruimte vergroot).
Middelste, zij- en achterste
ventilatieroosters.

)
Draai de knop van blauw
(koel) naar rood (warm)
om de temperatuur naar
behoefte in te stellen.

Voorruit en zijruiten.
1. Temperatuurregeling
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in
een middenstand te zetten.
















De airconditioning werkt uitsluitend bij
draaiende motor.

4. Toevoer van buitenlucht /
luchtrecirculatie
De toevoer van buitenlucht beperkt de
kans op het beslaan van de voorruit en
zijruiten.
De recirculatiestand dient om de lucht-
toevoer af te sluiten bij stank en stof-
overlast.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer
van buitenlucht weer in om te voorko-
men dat de luchtkwaliteit in het interieur
achteruitgaat en de ruiten beslaan.
)
Wanneer de knop van de
luchtopbrengstregeling in
de stand 0
staat (uitscha-
keling van het systeem),

3. Luchtverdeling


)

Druk op deze toets om de
lucht in het interieur te laten re-
circuleren. Het lampje brandt
om aan te geven dat de lucht-
recirculatie is ingeschakeld.

)
Druk nogmaals op de toets om de
toevoer van buitenlucht weer in te
schakelen. Het lampje gaat uit.


HANDBEDIENDE
AIRCONDITIONING
wordt het thermische com-
fort niet meer geregeld. Er
blijft door de rijwind echter
nog wel een kleine lucht-
stroom gehandhaafd.

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 ... 370 next >