PEUGEOT 5008 2013 Instructieboekje (in Dutch)

Page 61 of 364

CO
59
Ontdooien - Ontwasemen
De achterruitverwarming kan
worden ingeschakeld met de
toets op het bedieningspaneel
van de airconditioning.
ACHTERRUITVERWARMING



)
Schakel, zodra de omstan-
digheden het toelaten, de
achterruit- en buitenspie-
gelverwarming uit omdat
minder stroomverbruik leidt
tot een lager brandstofver-
bruik.

Aan
Uit

De achterruitverwarming wordt automa-
tisch uitgeschakeld om onnodig brand-
stofverbruik te voorkomen.


)
U kunt de achterruitverwarming ook
eerder uitschakelen door nogmaals
op de toets te drukken. Het verklik-
kerlampje van de toets gaat uit.


5. Airconditioning aan/uit
De airconditioning kan tijdens
alle seizoenen effectief ge-
bruikt worden, mits de ruiten
zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:


- de temperatuur in het interieur 's zo-
mers te verlagen,

- in de winter bij temperaturen boven
3°C beslagen ruiten snel te ontwa-
semen.


Aan


)
Druk op de toets "A/C"
: het lampje
van de toets gaat branden.
De airconditioning werkt niet als de aan-
jagerknop 2
in de stand "0"
staat .

Om de toevoer van koele lucht te ver-
snellen kunt u gedurende enkele ogen-
blikken de recirculatie van de interieur-
lucht inschakelen. Schakel daarna weer
over op de toevoer van buitenlucht. De symbolen op het bedie-
ningspaneel geven aan in wel-
ke stand de knoppen moeten
staan om de voorruit en zijrui-
ten snel te kunnen ontdooien
en ontwasemen:


)
zet de knop van de luchttoevoerre-
geling 4
in de stand "Toevoer van
buitenlucht" (verklikkerlampje uit),

)
draai de knop van de luchtverdeling
3
in de stand "Voorruit",

)
draai de knop van de luchtopbrengst
2
in de stand 5 (maximaal),

)
draai de knop van de temperatuur-
regeling 1
in het rood (warm).


Uit


)
Druk nogmaals op de toets "A/C"
:
het lampje van de toets gaat uit.
Door het uitschakelen van de aircondi-
tioning kan hinder ontstaan (vocht, be-
slaan van ruiten).








Bij auto's met een Stop & Start-
systeem geldt dat zolang de voor-
ruitontwaseming in werking is, de
STOP-functie niet beschikbaar is.



)
Druk op deze toets om de achterruit
en, afhankelijk van de uitvoering, de
buitenspiegels te ontwasemen. Het
verklikkerlampje van de toets gaat
branden.









De achterruitverwarming werkt uitslui-
tend bij draaiende motor.

Page 62 of 364

CO
60

Als de temperatuur in de auto
bij het instappen veel lager
of hoger is dan de ingestelde
waarde, heeft het geen zin om de in-
gestelde waarde te wijzigen om snel-
ler de gewenste waarde te bereiken.
Het systeem compenseert automa-
tisch en zo snel mogelijk het tempe-
ratuurverschil.
De airconditioning werkt uitsluitend bij
draaiende motor. De bestuurder en de voorpas-
sagier kunnen de temperatuur
afzonderlijk naar wens instel-
len.


)
Draai de knop 2
of 3
naar links of
naar rechts om deze waarde te ver-
lagen of te verhogen.
Voor een optimaal comfort wordt de
waarde 21 aanbevolen. Niettemin is af-
hankelijk van uw wensen een afstelling
tussen 18 en 24 gebruikelijk.
Voor een optimaal comfort is het raad-
zaam dat het verschil in instelling links
en rechts niet meer dan 3 bedraagt.
4. Automatisch programma "zicht"
In sommige gevallen kan het
programma "comfort" niet
toereikend blijken om de rui-
ten condens- en ijsvrij te hou-
den (vocht, veel inzittenden,
vorst...).


)
Kies in dat geval het automatische
programma "zicht".
Het systeem regelt automatisch de
airconditioning, de luchtopbrengst, de
luchttoevoer en de luchtverdeling naar
de luchtroosters voor een optimale ont-
waseming van de voorruit en zijruiten.
Automatische werking



)
Druk op de toets "AUTO"
.
Het lampje van de toets
gaat branden.
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONINGMET GESCHEIDEN REGELING

Het is raadzaam deze stand te gebrui-
ken: het systeem regelt de temperatuur,
de luchtopbrengst, de luchtverdeling
naar de ventilatieroosters en de lucht-
recirculatie automatisch en optimaal
aan de hand van de door u ingestelde
waarde.
Het systeem kan tijdens alle seizoenen
effectief gebruikt worden, mits de ruiten
zijn gesloten. De op het display weergegeven waarde
heeft betrekking op een bepaald comfort-
niveau en niet op de werkelijke tempera-
tuur in graden Celsius of Fahrenheit.


)
Druk nogmaals op de toets "zicht"

of op de toets "AUTO"
om dit pro-
gramma af te sluiten. Het lampje van
de toets "zicht" gaat uit of dat van de
toets "AUTO"
gaat branden.


1. Automatisch programma "comfort"
2-3. Regeling bestuurders- en
passagierszijde
Om bij koude motor de toe-
voer van koude lucht te be-
perken, wordt de aanjager-
regeling geleidelijk op het optimale
niveau gebracht.
Bij koud weer wordt de warme lucht
uitsluitend naar de voorruit, de zijrui-
ten en de beenruimte van de passa-
giers verdeeld.

Page 63 of 364

CO
61
Handmatig instellen


)
Druk op deze toets om de
airconditioning uit te scha-
kelen.
6. Regeling luchtverdeling


)
Druk op één of meer toet-
sen om de luchtstroom te
verdelen naar:
5. Airconditioning aan/uit


- de voorruit en de zijruiten (ontwase-
men of ontdooien),

- de voorruit, de zijruiten en de venti-
latieroosters,

- de voorruit, de zijruiten, de ventila-
tieroosters en de beenruimte van de
passagiers,

- de ventilatieroosters en de been-
ruimte van de passagiers,

- de ventilatieroosters,

- de beenruimte van de passagiers,

- de voorruit, de zijruiten en de been-
ruimte van de passagiers.


Om het interieur maximaal te
verkoelen of te verwarmen
is het mogelijk de minimale
waarde 14 of de maximale waarde
28 te overschrijden.


)
Draai de knop 2
of 3
naar links
totdat "LO"
(low) verschijnt of
naar rechts totdat "HI"
(high) ver-
schijnt.
Als de airconditioning wordt uitgescha-
keld, wordt het thermische comfort niet
meer geregeld (vocht, beslagen ruiten).


)
Druk de toets nogmaals in zodra
dit mogelijk is om de automatische
werking van de airconditioning te
hervatten. Het lampje van de toets
"A/C"
gaat branden
Om het interieur sneller af te koelen,
kunt u gedurende enkele minuten ge-
bruikmaken van de luchtrecirculatie.
Schakel vervolgens de toevoer van bui-
tenlucht weer in.
Het is raadzaam 's winters de ventilatie-
roosters achter te sluiten.
Al naar gelang uw wensen kunt u de au-
tomatische bediening van het systeem
handmatig aanpassen. De overige func-
ties worden automatisch geregeld.


)
Druk op de toets "AUTO"
om het
systeem weer volledig automatisch
te laten functioneren.

Page 64 of 364

CO
62

Uitschakelen/inschakelen van het systeem



)
Draai de knop van de luchtopbrengst
naar links tot alle lampjes uitgaan.
Alle functies van de airconditioning wor-
den dan uitgeschakeld.
De temperatuur wordt dan niet meer
geregeld, maar er blijft een kleine lucht-
stroom gehandhaafd.


)
Draai de knop van de luchtop-
brengst naar rechts of druk op de
toets "AUTO"
om het systeem weer
met de laatst ingestelde waarden in
te schakelen.

Vermijd het te lang rijden met
uitgeschakeld systeem.


9. Ventilatie achter (Rear)


)
Druk op deze toets om
de luchttoevoer naar de
achterpassagiers te acti-
veren. De temperatuur is
gelijk aan de ingestelde
comfortwaarde links voor
de passagiers links achter
en aan de ingestelde com-
fortwaarde rechts voor de
passagiers rechts achter.
Het lampje van de toets
gaat branden.


8. Luchtrecirculatie


)
Druk op deze toets om de
lucht in het interieur te la-
ten recirculeren. Het lamp-
je van de desbetreffende
toets gaat branden.


- Afsluiten/Toevoer buitenlucht
(automatische stand). Druk op
deze toets, het lampje gaat
branden.

- Geforceerd afsluiten van de
buitenlucht (handmatige stand).
Druk op deze toets om de lucht
in het interieur te laten circuleren,
het lampje gaat branden.

De luchtrecirculatie dient om de toevoer
van buitenlucht bij stank en stofoverlast
af te sluiten.


)
Druk, zodra de omstandigheden het
toelaten, op de toets "auto" om de
toevoer van buitenlucht te hervat-
ten en het beslaan van de ruiten te
voorkomen.

7. Regeling luchtopbrengst


)
Draai deze knop naar links
om de luchtopbrengst te
verminderen of naar rechts
om deze te verhogen.
De lampjes van de luchtopbrengst, tus-
sen de twee propellers, gaan afhanke-
lijk van de ingestelde waarde geleidelijk
branden.






Bij auto's met een Stop &
Start-systeem geldt dat zo-
lang de voorruitontwaseming
in werking is, de STOP-functie
niet beschikbaar is.

Page 65 of 364

CO
63
HANDMATIG VERSTELBARE VOORSTOELEN
De zitting, de rugleuning en de hoofd-
steun zijn verstelbaar voor een optimale
zitpositie.
Hoogteverstelling



)
Trek de hendel omhoog of duw deze
omlaag tot de gewenste stand be-
reikt is.

Rugleuningverstelling



)
Duw de handgreep naar achteren.

Verstelling in lengterichting



)
Til de beugel op en schuif de stoel in
de gewenste stand.

Page 66 of 364

CO
64
ELEKTRISCH VERSTELBARE
BESTUURDERSSTOEL
De zitting, de rugleuning en de hoofd-
steun zijn verstelbaar voor een optimale
zitpositie.

Lengterichting



)
Duw de schakelaar naar voren of
naar achteren om de gewenste
stand te verkrijgen.

Hoogte en hoek van de zitting



)
Duw de achterzijde van de schake-
laar omhoog of omlaag om de ge-
wenste hoogte te verkrijgen.

)
Duw de voorzijde van de schakelaar
omhoog of omlaag om de gewenste
hoek te verkrijgen.

Hoek van de rugleuning



)
Duw de schakelaar naar voren of
naar achteren om de gewenste
hoek te verkrijgen.

De elektrische instellingen kunnen tot 1 minuut na het openen van het
voorportier worden uitgevoerd. Ze worden uitgeschakeld als het contact
gedurende 1 minuut is afgezet of als de eco-mode actief is.
Zet het contact aan om de elektrische verstelling weer te activeren.

Page 67 of 364

CO
65










Bediening stoelverwarming
Bij draaiende motor is de stoelverwar-
ming voor beide voorstoelen afzonder-
lijk regelbaar.


)
Met de draaiknop naast de voorstoel
kan de stoelverwarming ingescha-
keld worden en kan een verwar-
mingsstand worden geselecteerd:

0 : Uit.

1 : Laag.

2 : Gemiddeld.

3 : Hoog.


)
Trek de hoofdsteun gelijktijdig naar
voren en omhoog om hem hoger te
zetten.

)
Druk op de pal A
en trek de hoofd-
steun omhoog om hem te verwijde-
ren.

)
Steek om de hoofdsteun terug te
zetten de pennen van de hoofd-
steun recht in de openingen van de
rugleuning tot de hoofdsteun op zijn
plaats blijft.

)
Druk gelijktijdig op de pal A
en op de
hoofdsteun om deze lager te zetten.

)
Beweeg om de hoek van de hoofd-
steun te verstellen de onderzijde
van de hoofdsteun naar voren of
naar achteren.
Voor de veiligheid is het frame
van de hoofdsteun gekar-
teld om te voorkomen dat de
hoofdsteun zakt in het geval van een
aanrijding.

De juiste stand van de hoofdsteun
is als de bovenzijde van de hoofd-
steun zich ter hoogte van de bo-
venzijde van het hoofd bevindt.

Ga nooit rijden als de hoofdsteunen
zijn verwijderd. De hoofdsteunen
moeten zijn geplaatst en correct zijn
afgesteld.



Lendensteun handmatig verstellen



)
Draai aan de knop om de lendensteun
in de gewenste stand te zetten.

Hoogte- en hoekverstelling
hoofdsteun

Page 68 of 364

CO
66
Passagiersstoel vóór als tafel

Met de stoel in deze stand en de ach-
terbank neergeklapt kunnen lange
voorwerpen in het interieur vervoerd
worden.
De stoel mag met neergeklapte rugleu-
ning een gewicht van maximaal 30 kg
dragen.
Rugleuning neerklappen


)
Zet de armsteun omhoog en klap
het tafeltje uit dat aan de achterzijde
van de rugleuning is bevestigd.

)
Controleer of de beweging van de
stoel niet gehinderd kan worden door
voorwerpen op of onder de stoel.

)
Zet de hoofdsteun in de laagste
stand (als de stoel zo ver mogelijk
naar voren staat) om het neerklap-
pen te vergemakkelijken.

)
Als uw auto is voorzien van het Pack
Video, plaats dan de beschermhoes
op de hoofdsteun.

)
Trek aan de hendel aan de achter-
zijde van de stoel en beweeg de
rugleuning naar voren.

Terugzetten in normale positie


)
Beweeg de rugleuning naar achte-
ren tot deze vergrendelt.



Als de rugleuning van de stoel in
deze stand staat, mag alleen de zit-
plaats op de tweede zitrij achter de
bestuurder worden gebruikt om op te
gaan zitten.

Page 69 of 364

CO
67
HOOFDSTEUNEN ACHTER
De hoofdsteunen achter zijn verwijder-
baar en kunnen in twee standen wor-
den gezet:


- omhoog, om ze te gebruiken.

- omlaag, als ze niet worden ge-
bruikt.
Trek aan de hoofdsteun om hem om-
hoog te zetten.
Druk op de blokkeerpal en duw de
hoofdsteun vervolgens omlaag om hem
omlaag te zetten.
U kunt de hoofdsteun verwijderen door
hem omhoog te zetten, op de blokkeer-
pal te drukken en de hoofdsteun om-
hoog te trekken.
Steek om de hoofdsteun te plaatsen de
pennen recht in de openingen.
STOELEN OP DE 2E ZITRIJ

Verstelling in lengterichting

Til hendel A aan de voorzijde van de zit-
ting op en verplaats de stoel in de ge-
wenste richting.
"Comfortpositie"

De drie stoelen op de 2e zitrij zijn onaf-
hankelijk van elkaar en even breed. Ze
beschikken over een "comfortpositie".
Een stoel in de comfortpositie
brengen


)
Trek aan riem B en geleid de stoel
naar achteren
De rugleuning kantelt en de zitting be-
weegt iets naar voren.

De stoel weer in de uitgangspositie
brengen


)
Trek aan riem B en geleid de stoel
weer in de voorste stand.


Let erop dat kinderen de stoe-
len niet zelf verstellen.

Ga nooit rijden als de hoofdsteu-
nen zijn verwijderd; de hoofd-
steunen moeten zijn geplaatst
en correct zijn afgesteld.

Page 70 of 364

CO
68
Vlakke laadvloer

Elke stoel kan worden neergeklapt, zodat een
vlakke laadvloer ontstaat en u het interieur
van de auto naar eigen wens kunt benutten.

Neerklappen van een stoel vanaf de
2e zitrij


)
Schuif de stoelen zo ver mogelijk
naar achteren.

)
Trek riem C stevig omhoog om de
stoel te ontgrendelen; houd de riem
strak tot de stoel volledig is neerge-
klapt.

)
Druk de rugleuning iets naar voren
zodat deze kantelt en op de zitting
klapt. De complete stoel zakt op de
vloer.

Neerklappen van een stoel vanuit de
bagageruimte
Bij het vervoeren van lading, bijvoor-
beeld, kunt u de achterstoelen recht-
streeks vanuit de bagageruimte neer-
klappen, nadat u eerst de stoelen
op de derde zitrij hebt neergeklapt
(7-persoons uitvoering).


)
Schuif de stoelen zo ver mogelijk
naar achteren.

)
Trek aan de riem D om de gewens-
te stoel te ontgrendelen en duw de
rugleuning licht naar voren.
Een stoel overeind zetten


)
Zet, indien nodig, de rugleuningen
van de stoelen op de 2e zitrij recht-
op en vergrendel ze.

)
Til de rugleuning op en duw deze naar
achteren tot aan de vergrendeling.
Zet voor het verstellen van
de stoelen op de 3e zitrij
(7-persoons uitvoering) altijd
de rugleuningen van de stoelen op de
2e zitrij rechtop en vergrendel deze.
In noodgevallen en wanneer het eerste
systeem (riem C ) niet werkt, kunnen de
inzittenden op de 3e zitrij de auto snel-
ler verlaten door aan riem D te trekken.

Om beschadiging van het mecha-
nisme te voorkomen wordt de riem D
losgekoppeld als er te hard aan wordt
getrokken. De riem opnieuw vastklikken vol-
staat om het systeem weer te laten werken.


Let erop dat kinderen de stoelen niet
zelf verstellen.

Page:   < prev 1-10 ... 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 ... 370 next >