PEUGEOT 5008 2014 Instructieboekje (in Dutch)

Page 171 of 404

9
Rijden
169




















Noodremfunctie


Wanneer het rempedaal niet werkt of bij
uitzonderlijke situaties (onwel worden van de
bestuurder, ...), kan de auto worden gestopt
door aan de hendel A
te trekken en deze vast
te houden.
De dynamische stabiliteitscontrole (CDS) zorgt
er voor dat de auto stabiel blijft wanneer de
noodremfunctie actief is.
In geval van een storing aan het systeem
van de noodremfunctie verschijnt een van de
volgende meldingen:


- "Parkeerrem defect".

- "Bediening parkeerrem defect".
Bij een defect aan de CDS,
aangegeven door het branden
van dit verklikkerlampje, kan de
stabiliteit bij het remmen niet
worden gegarandeerd.
In dat geval moet de bestuurder er zelf
voor zorgen dat de auto stabiel blijft door
afwisselend aan de hendel A
te trekken en
deze weer los te laten. Controleer voordat u de auto verlaat of
het verklikkerlampje van de parkeerrem
op het instrumentenpaneel constant
brandt.


De noodremfunctie mag uitsluitend in
uitzonderlijke gevallen worden gebruikt.



Bijzondere
omstandigheden

In bepaalde situaties (starten van de
motor...) bepaalt de parkeerrem zelf zijn
aantrekkracht. Dit is normaal.
Wilt u de auto enkele centimeters
verplaatsen zonder de motor te starten,
trap dan met aangezet contact het
rempedaal in en zet de parkeerrem
vrij door eerst aan de hendel A
te
trekken
en deze ver volgens los te
laten
. De vrijgezette toestand van de
parkeerrem wordt aangegeven door
het doven van het controlelampje op de
hendel A
in combinatie met de melding
"Parkeerrem vrijgezet".
Wanneer de parkeerrem is
aangetrokken
en u deze vanwege een
defect of accupech niet kunt vrijzetten,
kunt u gebruik maken van de functie
voor de noodontgrendeling van de
parkeerrem.

Page 172 of 404

Rijden
170














Hill holder


Werking


Als de auto bergopwaar ts stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden wanneer
u het rempedaal loslaat:



- als bij de handgeschakelde versnellingsbak
de eerste versnelling of de neutraalstand is
ingeschakeld,

- als bij de elektronisch gestuurde
versnellingsbak de stand A
of M
is
ingeschakeld,

- als bij de automatische transmissie de
stand D
of M
is ingeschakeld.
Als de auto bergafwaar ts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden
wanneer u het rempedaal loslaat.





Storing

Bij een storing in de hill holder gaan deze
verklikkerlampjes branden. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten
controleren. Dit systeem houdt bij het wegrijden op een
helling uw auto ongeveer 2 seconden op
zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het
rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.
Deze functie is alleen actief:


- als de auto volledig stilstaat met het
rempedaal ingedrukt,

- bij bepaalde hellingcondities,

- als het bestuurdersportier is gesloten.
De hill holder kan niet worden uitgeschakeld.

Verlaat de auto niet in de korte periode
dat u de hill holder gebruikt.
Als u de auto moet verlaten ter wijl de
motor draait, trek de parkeerrem dan
handmatig aan en controleer of het
verklikkerlampje van de parkeerrem en
het lampje P
op de hendel (elektrische
parkeerrem) permanent branden.

Page 173 of 404

9
Rijden
171

Storingen

Als het storingslampje van de elektrisch bediende handrem gaat branden in combinatie met een of meer verklikkerlampjes uit de onderstaande tabel, zet de auto dan
op een veilige plaats stil (vlakke ondergrond, met ingeschakelde versnelling) en raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.



Situaties



Gevolgen


Weergave van de melding " Storing handrem
"
en de volgende verklikkerlampjes:

- De automatische bediening is uitgeschakeld.

- De Hill Holder is niet beschikbaar.

- De elektrisch bediende handrem kan alleen handmatig worden bediend.
Weergave van de melding " Storing handrem
"
en de volgende verklikkerlampjes:

- De elektrisch bediende handrem kan alleen worden vrijgezet door het rempedaal in te trappen
en de hendel los te laten.

- De Hill Holder is niet beschikbaar.

- De automatische bediening en het handmatig aantrekken van de handrem
blijven mogelijk.
Weergave van de melding " Storing handrem
"
en de volgende verklikkerlampjes:

- De automatische bediening is uitgeschakeld.

- De Hill Holder is niet beschikbaar.


Om de elektrisch bediende handrem aan te trekken:


)
Parkeer de auto en zet het contact uit.

)
Trek de hendel ten minste 5 seconden uit tot de handrem is aangetrokken.

)
Zet het contact aan en controleer of de verklikkerlampjes van de elektrisch bediende
handrem gaan branden.
Het aantrekken van de handrem duurt langer dan normaal.
Om de elektrisch bediende handrem vrij te zetten:


)
Zet het contact aan.

)
Trek aan de hendel, houd deze ongeveer 3 seconden uitgetrokken en laat de hendel weer los.
Als het verklikkerlampje van de elektrisch bediende handrem knippert of als de verklikkerlampjes
niet gaan branden als het contact wordt aangezet, werken deze procedures niet. Parkeer de auto
op een vlakke ondergrond en laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats. en/of



knipperen

Page 174 of 404

Rijden
172


Situaties



Gevolgen


Weergave van de melding " Storing
handrem - automatische stand geactiveerd
"
en de volgende verklikkerlampjes:




- Alleen de functies automatisch aantrekken bij het afzetten van de motor en automatisch
vrijzetten bij het wegrijden zijn beschikbaar.

- Het handmatig aantrekken/vrijzetten van de elektrisch bediende handrem is niet mogelijk en
de dynamische noodremfunctie is niet beschikbaar.



en/of



knipperen
Storing accu

- Als het verklikkerlampje laden accu gaat branden, moet u de auto direct stoppen (rekening
houdend met het overige verkeer) en tegen wegrollen beveiligen (plaats indien nodig de twee
wielblokken onder de wielen).

- Trek de elektrisch bediende handrem aan alvorens de motor af te zetten.

Page 175 of 404

9
Rijden
173

Systeem dat bepaalde informatie op een
doorzichtig scherm projecteert, in het directe
gezichtsveld van de bestuurder zodat deze zijn
ogen niet van de weg hoeft af te wenden.
Dit systeem werkt bij draaiende motor en de
instellingen worden opgeslagen bij het afzetten
van het contact.








Head-up display



1.
Inschakelen/uitschakelen head-up display.

2.
Regeling lichtsterkte.

3.
Hoogteverstelling weergave.
Door één van de schakelaars in te drukken
wordt het projectiescherm uitgeklapt. Als het head-up display is ingeschakeld, geeft
het de volgende informatie weer:


A.
De snelheid van uw auto.

B.
De informatie van de snelheidsregelaar/-
begrenzer.



Tuimelschakelaars
Informatie op het head-up
display


C. De informatie van de "Distance alert"
(volgens uitvoering).

Page 176 of 404

Rijden
174


)
Druk bij draaiende motor op de schakelaar
1
. Het head-up display blijft ingeschakeld/
uitgeschakeld als de motor na het afzetten
weer wordt gestart.



Hoogteverstelling



)
Stel het display bij draaiende motor op de
gewenste hoogte af met de schakelaar 3
:


- omhoog om het display hoger af te
stellen,

- omlaag om het display lager af te stellen.




Inschakelen/uitschakelen
Regelen van de lichtsterkte



)
Stel bij draaiende motor de lichtsterkte van
het display in met de schakelaar 2
:


- omhoog om de lichtsterkte te verhogen,

- omlaag om de lichtsterkte te verlagen.



Het is raadzaam de schakelaars
uitsluitend bij stilstaande auto te
bedienen.
Leg nooit voor werpen rondom het
projectiescherm (of op de afdekking)
zodat het uitklappen en de goede
werking van het scherm niet verhinderd
wordt.

Bij bepaalde weersomstandigheden
(regen en/of sneeuw, zeer zonnig, ...)
kan de informatie op het head-up display
tijdelijk minder goed leesbaar zijn.
Sommige brillen (ook zonnebrillen en
brillen met speciale glazen) kunnen het
lezen van de informatie hinderen.
Gebruik een schone en zachte doek
(bijvoorbeeld een brillendoekje
of microfiber doekje) om het
projectiescherm dat bestaat uit
plexiglas te reinigen. Gebruik nooit
een droge doek, een schuurspons,
schoonmaak- of oplosmiddel om te
voorkomen dat er krassen ontstaan
op het scherm of de anti-reflecterende
functie beschadigd raakt.

Page 177 of 404

9
Rijden
175







"Distance alert*"

Raadpleeg voor het naleven van het veilige
tijdsinterval, de verkeersregels en/of
aanbevelingen hieromtrent in het land waar u
zich bevindt.
Het systeem werkt als de snelheid van uw auto
tussen de 70 km/h en 150 km/h ligt.
Dit systeem geeft een visuele melding die
kan worden geprogrammeerd en die bij het
afzetten van het contact in het geheugen blijft
opgeslagen.
Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder die echter te allen tijde zijn
aandacht op het verkeer moet blijven vestigen
en zijn verantwoordelijkheid moet nemen.

1.
Schakelaar aan/uit.

2.
Schakelaar voor het verhogen (+)/verlagen
(-) van de waarschuwingsafstand.

De informatie wordt weergegeven op het head-
up display.
Als het systeem is geactiveerd:


A.
De snelheid van uw auto ligt buiten het
werkingsgebied.

B.
De snelheid van uw auto ligt binnen het
werkingsgebied, maar er rijdt geen voertuig
vóór u.

C.
De snelheid van uw auto ligt binnen het
werkingsgebied en er wordt een voertuig
vóór u gesignaleerd.
De actuele afstand tussen uw auto en
het voertuig vóór u wordt permanent
weergegeven.

D.
De afstand (tijd) tussen het voertuig vóór
u is korter dan de geprogrammeerde tijd
(waarschuwingsafstand).



Bediening
Weergave tijdens de
werking
Dit hulpsysteem informeert de bestuurder
over het tijdsinterval (in seconden) tussen
zijn auto en de auto die vóór hem rijdt, als de
rijomstandigheden constant zijn.
Het systeem signaleert geen stilstaande
voertuigen en grijpt niet in
tijdens het rijden.

*
Volgens uitvoering.

Page 178 of 404

Rijden
176

Activeren

Voorbeeld bij een afstand van 2 seconden:


Waarschuwing

Programmeren van de
waarschuwingsafstand


)
Druk op de schakelaar 1
, het
verklikkerlampje gaat branden.
Het systeem is geactiveerd, maar treedt pas in
werking vanaf 70 km/h. De te programmeren waarschuwingsafstand
bedraagt tussen 0,9 en 2,5 seconden.
Het waarschuwingssymbool kan worden
uitgeschakeld door een waarde te
programmeren van 0 seconde. Als de afstand (in seconden) tussen uw
auto en het voertuig vóór u korter is dan de
geprogrammeerde tijd (waarschuwingsafstand),
wordt een symbool weergegeven.

Onder normale rijomstandigheden
(geen gladheid of overschrijding van de
maximumsnelheid) wordt aanbevolen
2 seconden afstand te bewaren om te
voorkomen dat bij plotseling remmen
een aanrijding ontstaat.


)
Stel de gewenste waarschuwingsafstand
in met de schakelaar 2
, in stappen van
0,1 seconde:


- omhoog om de afstand te vergroten: "+",

- omlaag om de afstand te verkleinen: "-".

Page 179 of 404

9
Rijden
177

Uitschakelen

Weer inschakelen



)
Druk nogmaals op de schakelaar 1
om het
systeem weer in te schakelen.
De laatste geprogrammeerde waarde blijft
behouden en het verklikkerlampje gaat
branden.



Storing

Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld
als de sensor het voertuig vóór u niet goed
waarneemt (slechte weersomstandigheden,
sensor slecht afgesteld, ... ). Er verschijnt een
melding op het multifunctionele display.
Onder bepaalde omstandigheden is het
mogelijk dat de gevolgde auto niet kan worden
gedetecteerd, bijvoorbeeld::


- als u in een bocht rijdt,

- als u van rijstrook wisselt,

- als het voertuig vóór u te veraf of te dichtbij
is,
Wanneer de gevolgde auto zeer dichtbij is (tijd
tussen de twee auto's korter dan 0,5 s), blijft de
weergave 0,5 s.
Laat het systeem, als het
verklikkerlampje 1
knippert, controleren
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Dit systeem is geen anti-botsradar
en grijpt niet in als de afstand te kort
wordt. Het systeem geeft uitsluitend
informatie en bij gebruik ervan moet de
bestuurder te allen tijde zijn aandacht
op het verkeer blijven vestigen en zijn
verantwoordelijkheid nemen.



)
Druk op de schakelaar 1
om het systeem
uit te schakelen, het verklikkerlampje gaat
uit.

Page 180 of 404

Rijden
178





Snelheidsbegrenzer

De bediening van de snelheidsbegrenzer is
ondergebracht in de hendel A
.


1.
Draaiknop voor het selecteren van de
snelheidsbegrenzer

2.
Toets voor het verlagen van de ingestelde
snelheid

3.
Toets voor het verhogen van de ingestelde
snelheid

4.
Toets voor het in-/uitschakelen van de
snelheidsbegrenzing
De informatie van de snelheidsbegrenzer
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.

5.
Snelheidsbegrenzing A AN/UIT

6.
Snelheidsbegrenzer geselecteerd

7.
Ingestelde snelheid


Stuurkolomschakelaars
Weergave op het display

Het inschakelen
van de snelheidsbegrenzer
geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid
dient minimaal 30 km/h te bedragen.
Het uitschakelen
van de snelheidsbegrenzer
geschiedt eveneens handmatig met de hendel.
De ingestelde maximumsnelheid blijft na het
afzetten van het contact opgeslagen in het
geheugen.
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de
wagensnelheid de door de bestuurder
ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt,
heeft het dieper intrappen van het gaspedaal
geen effect. Alleen door het gaspedaal
tot voorbij het zware punt in te trappen,
kan de ingestelde snelheid tijdelijk worden
overschreden.
Als het gaspedaal vervolgens geleidelijk weer
wordt losgelaten en de wagensnelheid onder
de ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de
snelheidsbegrenzer weer geactiveerd.

Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen, zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen
en zijn verantwoordelijkheid nemen.






Deze informatie wordt tevens
weergegeven op het head-up display.
Zie voor meer informatie de rubriek
"Head-up display".

Page:   < prev 1-10 ... 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 ... 410 next >