PEUGEOT 5008 2014 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2014, Model line: 5008, Model: PEUGEOT 5008 2014Pages: 404, PDF Size: 43.75 MB
Page 161 of 404

8
Veiligheid
159
1.
Pictogram veiligheidsgordels voor en/of
achter losgemaakt/niet vastgemaakt.
2.
Pictogram veiligheidsgordel links voor.
3.
Pictogram veiligheidsgordel rechts voor.
4.
Pictogram veiligheidsgordel rechts achter.
5.
Pictogram veiligheidsgordel midden achter.
6.
Pictogram veiligheidsgordel links achter.
Pictogrammendisplay
veiligheidsgordel(s) losgemaakt/
niet vastgemaakt
Veiligheidsgordels achter
De zitplaatsen achter zijn voorzien van een
driepunts veiligheidsgordel met oprolautomaat
en gordelkrachtbegrenzer (behalve de
middelste zitplaats).
Ver klikkerlampje
veiligheidsgordel
Als een achterpassagier zijn gordel
losmaakt, verschijnt dit pictogram
op het pictogrammendisplay
veiligheidsgordels/airbag aan
passagierszijde.
Als de wagensnelheid hoger is dan 20 km/h,
knippert het verklikkerlampje gedurende twee
minuten in combinatie met een geluidssignaal.
Na deze 2 minuten blijft het verklikkerlampje
branden zolang de achterpassagiers hun
gordels niet hebben vastgemaakt.
Omdoen
)
Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
)
Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.
Losmaken
)
Druk op de rode knop van de
gordelsluiting.
)
Houd de gordel vast ter wijl deze zich
oprolt.
Op het pictogrammendisplay van de
veiligheidsgordels en de airbag aan
passagierszijde gaat het verklikkerlampje 2
of
3
rood branden als de veiligheidsgordel niet is
vastgemaakt of weer is losgemaakt.
7 zitplaatsen
7. Verklikkerlampje veiligheidsgordel links,
3e zitrij.
8. Verklikkerlampje veiligheidsgordel rechts,
3
e zitrij.
Page 162 of 404

Veiligheid
160
Pictogrammendisplay
veiligheidsgordels losgemaakt
Als het contact wordt aangezet, bij draaiende
motor of een snelheid lager dan ongeveer
20 km/h, worden de pictogrammen 4
t/m
8
ongeveer 30 seconden rood weergegeven als
de desbetreffende gordel niet is vastgemaakt.
Als bij een snelheid hoger dan ongeveer
20 km/h het pictogram 4
, 5
, 6
, 7
of 8
rood
wordt weergegeven in combinatie met
een geluidssignaal en een melding op het
multifunctionele display, is de gordel van
de desbetreffende achterpassagier weer
losgemaakt.
Middelste veiligheidsgordel
2e zitrij
Vast maken
) Trek aan de riem en steek de gesp A in de
rechter gordelsluiting.
) Steek de gesp B in de linker gordelsluiting.
) Controleer of beide gordelsluitingen zijn
vergrendeld door aan de riem te trekken.
Losmaken en opbergen
) Druk op de rode knop van de gordelsluiting
B en ver volgens op die van gordelsluiting A .
) Houd de riem tijdens het oprollen vast
en breng de gesp B en ver volgens de
gesp A aan op de magneet van het
bevestigingspunt op het dak.
Veiligheidsgordels 3e zitrij
(7 zitplaatsen)
Vast maken
) Trek aan de riem en steek de gesp C in de
gordelsluiting aan de kant van de bekleding
van de zijwand van de bagageruimte.
) Steek de gesp D in de gordelsluiting aan
de tegenovergestelde kant.
) Controleer of de gordelsluitingen vergrendeld
zijn door aan de riem te trekken.
De veiligheidsgordels van de zitplaatsen van de
3
e zitrij zijn geïntegreerd in de hemelbekleding
op de hoek tussen de desbetreffende achterstijl
en het dak.
Losmaken en opbergen
) Druk op de rode knop van de gordelsluiting
D en ver volgens op die van de
gordelsluiting C .
) Houd de riem en de gespen D en C tijdens
het oprollen vast.
De veiligheidsgordel voor de middelste
zitplaats van de 2
e zitrij is geïntegreerd in de
hemelbekleding rechts achter.
Leid de veiligheidsgordels van de
buitenste zitplaatsen op de
2
e zitrij door de daarvoor bestemde
geleiders om te voorkomen dat ze heen
en weer kunnen bewegen.
Page 163 of 404

8
Veiligheid
161
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder
te controleren of alle passagiers hun
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en
vastgemaakt.
Zorg er voor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels
niet om; de gordels zijn dan niet voldoende
effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die er voor zorgt dat de lengte
van de gordel automatisch wordt aangepast
aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De
gordel wordt automatisch opgerold als deze
niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van
de gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting die
in werking treedt bij een aanrijding, een
noodstop of het over de kop slaan van
de auto. U kunt de blokkeerinrichting
deblokkeren door stevig aan de riem te
trekken en deze weer los te laten, zodat de
riem weer een stukje wordt opgerold. Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
- dient deze strak om het lichaam te
worden gedragen,
- moet deze in een vloeiende beweging
naar voren worden getrokken, zonder dat
de gordel gedraaid raakt,
- mag deze door niet meer dan één
persoon worden gedragen,
- mag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen,
- mag er om te voorkomen dat de gordel niet
goed werkt, niets aan worden gewijzigd.
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van
de aard en de kracht van de aanrijding
,
vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan.
Het activeren van de gordelspanners gaat
gepaard met wat onschadelijke rook en een
knal, als gevolg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het systeem is
geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van
de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren en eventueel ver vangen door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan
1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan
één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens
het rijden.
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften
moeten werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats, die tevens voor de garantie
zorgt en de werkzaamheden volgens de
voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats,
vooral als de gordels beschadigingen
vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of
een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar
bij het PEUGEOT-netwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellen
van een stoel of de achterbank of de gordel
zich op de juiste plaats bevindt en goed is
opgerold.
Page 164 of 404

Veiligheid
162
Airbags
Airbags vóór
Activering
De airbags worden geactiveerd, behalve als de
airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld,
bij een ernstige frontale aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone vóór (A)
, in de
lengterichting van de auto en vanaf de voorzijde
richting de achterzijde van de auto, die zich op
een horizontale ondergrond moet bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de
bestuurder en het stuur of tussen de passagier
voorin en het dashboard om te verhinderen dat
deze naar voren wordt geslingerd.
Registratiezones voor een
aanrijding
A.
Impactzone vóór.
B.
Impactzone opzij.
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij ernstige
aanrijdingen te verbeteren. De airbags
vormen een aanvulling op de werking van
de veiligheidsgordels met spanbegrenzers
(behalve bij de middelste passagier achter).
De elektronische schoksensoren registreren
de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan
de registratiezones voor een aanrijding worden
blootgesteld:
-
bij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af om de inzittenden van de
auto (uitgezonderd de middelste passagier
achter) te helpen beschermen. Direct
na de aanrijding ontsnapt het gas snel
uit de airbags, zodat het zicht niet wordt
belemmerd en de inzittenden de auto
eventueel kunnen verlaten,
- bij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde
gevallen waarbij de auto over de kop
slaat, treden de airbags niet in werking.
De veiligheidsgordels helpen u in deze
situaties voldoende te beschermen.
De airbags vóór beschermen de bestuurder
en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.
De airbags werken alleen als het
contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend
ongeval), worden de airbags niet meer
opgeblazen. Het activeren van de airbags gaat
gepaard met wat rook en een knal,
als gevolg van de activering van
de pyrotechnische lading die in het
systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan
voor personen die hier gevoelig voor
zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt
geproduceerd, kan het gehoor
gedurende een korte periode enigszins
verminderen.
Page 165 of 404

8
Veiligheid
163
Storing
Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding, laat
het systeem dan controleren door
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. De kans bestaat dat de airbags
bij een ernstige aanrijding niet worden
geactiveerd.
Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje hebt ver wijderd en het
contact is afgezet
, zet dan de schakelaar
weer op "ON"
om de airbag opnieuw in te
schakelen en zo de veiligheid van uw passagier
te garanderen.
Als het contact wordt aangezet,
gaat dit verklikkerlampje op het
display van de verklikkerlampjes
van de veiligheidsgordels en
de airbag aan passagierszijde gedurende
ongeveer 1 minuut branden om aan te geven
dat de airbag weer is ingeschakeld.
Als het contact wordt aangezet,
gaat dit verklikkerlampje branden
op het instrumentenpaneel
en/of op het display voor de
verklikkerlampjes van de
veiligheidsgordels en de airbag
aan passagierszijde. Het
verklikkerlampje blijft branden
zolang de airbag is uitgeschakeld.
Uitschakelen
Alleen de airbag aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld:
)
Zet het contact af
, steek de sleutel in de
schakelaar voor uitschakelen van de airbag
aan passagierszijde.
)
Draai deze in de stand "OFF"
.
)
Ver wijder de sleutel zonder de stand van
de schakelaar te veranderen.
Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag aan passagierszijde altijd uit
als u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk gewond
raken.
Page 166 of 404

Veiligheid
164
Zij-airbags
De zij-airbags beschermen de bestuurder en
de passagier vóór bij een ernstige zijdelingse
aanrijding, om de kans op borstletsel te verkleinen.
De zij-airbags zijn, aan de zijde van de
portieren, in de rugleuningen van de
voorstoelen aangebracht.
Activering
De zij-airbags worden aan de desbetreffende
zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij ( B ), loodrecht op de lengteas
van de auto en vanaf de buitenzijde richting de
binnenzijde van de auto.
De zij-airbag wordt opgeblazen tussen
de inzittende vóór en het desbetreffende
portierpaneel.
Windowairbags
De windowairbags beschermen de bestuurder
en passagiers (uitgezonderd de middelste
passagier achter) bij een ernstige zijdelingse
aanrijding, om de kans op letsel aan de zijkant
van het hoofd te verkleinen.
De windowairbags zijn aangebracht in de stijlen
en in de hemelbekleding.
Activering
De windowairbag wordt gelijktijdig met
de zijairbag aan de desbetreffende zijde
opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij ( B
), waarbij de krachten
loodrecht op de lengterichting van de auto en
vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van
de auto worden uitgeoefend.
De windowairbag wordt opgeblazen tussen de
inzittenden vóór en achter en de ruiten.
Registratiezones voor een aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Impactzone opzij.
Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
multifunctionele display, raadpleeg
dan het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren. De kans bestaat dat de airbags
bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd.
Storing
Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bij
over de kop slaan, kan het zijn dat de
airbag niet wordt geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of een
frontale aanrijding wordt de airbag niet
geactiveerd.
Page 167 of 404

8
Veiligheid
165
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften voor
een maximale effectiviteit van
de airbags:
Maak er een gewoonte van om normaal
rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
autogordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinderen,
huisdieren, objecten...). Dit kan de goede
werking van de airbag belemmeren en/of
de inzittende bij het opblazen van de airbag
ver wonden.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto
de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen mogen
uitsluitend door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats worden
uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften
worden nageleefd, blijft de kans bestaan
op letsel of lichte brandwonden aan het
hoofd, de borst of de armen als de airbag
wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk
zeer snel opgeblazen (binnen enkele
milliseconden) en loopt ver volgens even
snel leeg, waarbij de warme gassen via de
daarvoor bestemde openingen naar buiten
stromen.
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daar voor
goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatie
met actieve zijairbags gebruikt kunnen
worden. Voor informatie over de stoelhoezen
die geschikt zijn voor uw auto kunt u zich
wenden tot het PEUGEOT-netwerk.
Raadpleeg de rubriek "Accessoires".
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de
stoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan van
de airbags kunnen leiden tot ver wondingen
aan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel
zitten.
Airbags vóór
Houd het stuur wiel niet aan de spaken
vast en laat uw handen niet op het
stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten niet op het
dashboard laten rusten.
Het is raadzaam niet te roken in de
auto. Als de airbag wordt opgeblazen,
kunnen brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Ver wijder het stuur wiel nooit, maak geen gaten
in de stuur wielbekleding en sla er niet op.
Window-airbags
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding;
dit zou bij het afgaan van de window-airbags
kunnen leiden tot hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van het dak
(indien aanwezig); deze maken deel uit van
de bevestiging van de window-airbags.
Page 168 of 404

Rijden
166
De elektrische parkeerrem kan op twee
manieren worden bediend:
- Automatisch aantrekken/vrijzetten
De parkeerrem wordt automatisch
aangetrokken bij het afzetten van de motor
en automatisch vrijgezet bij het wegrijden
(standaard geactiveerde functies),
- Handmatig aantrekken/vrijzetten
De parkeerrem kan handmatig worden
aangetrokken of vrijgezet door het
bedienen van de hendel A
.
Elektrische parkeerrem
Programmeren van de werking
Afhankelijk van het land van bestemming kan
de functie voor het automatisch aantrekken van
de parkeerrem bij het afzetten van de motor en
het automatisch vrijzetten van de parkeerrem
bij het wegrijden worden uitgeschakeld.
Als dit verklikkerlampje brandt
op het instrumentenpaneel, is de
automatische functie uitgeschakeld. Deze functie kan door het
PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats
worden ingeschakeld en
uitgeschakeld.
Als de functie is uitgeschakeld, dient u de
parkeerrem dus handmatig te bedienen. Als
de parkeerrem nog niet is aangetrokken en het
bestuurdersportier wordt geopend, klinkt een
geluidssignaal in combinatie met een melding
op het display.
Plaats geen voor werpen (pakjes
sigaretten, telefoons, enz.) achter de
hendel van de elektrische parkeerrem.
Het uitschakelen wordt aanbevolen bij
zeer lage temperaturen (vorst) en bij
het trekken van een aanhanger (slepen,
caravan, enz.). Raadpleeg de paragraaf
"Handmatig vrijzetten".
Page 169 of 404

9
Rijden
167
Wanneer de auto stilstaat en u bij draaiende of
afgezette motor de parkeerrem wilt aantrekken,
trekt
u aan de hendel A
.
De aangetrokken toestand van de parkeerrem
wordt aangegeven door:
- het branden van het
verklikkerlampje parkeerrem
en het controlelampje P
op de
hendel A
,
- de melding "Parkeerrem
aangetrokken".
Wanneer u het bestuurdersportier opent bij
draaiende motor ter wijl de parkeerrem niet is
aangetrokken, klinkt er een geluidssignaal en
verschijnt er een melding op het display (behalve
bij auto's met automatische transmissie, als de
selectiehendel in de stand P
(Park) staat).
Handmatig vrijzetten
Om bij aangezet contact of draaiende motor
de parkeerrem vrij te zetten, trapt
u het
rempedaal
of het gaspedaal in, trekt
u aan de
hendel A
en laat
u deze ver volgens weer los
.
De vrijgezette toestand van de parkeerrem
wordt aangegeven door:
- het doven van het
verklikkerlampje parkeerrem
en het controlelampje P
op de
hendel A
,
- de melding "Parkeerrem
vrijgezet".
Als u aan de hendel A
trekt zonder
het rempedaal in te trappen wordt
de parkeerrem niet vrijgezet en
gaat een lampje branden op het
instrumentenpaneel.
Handmatig aantrekken
Extra stevig aantrekken
U kunt, indien nodig, de parkeerrem extra
stevig aantrekken
. Dit gebeurt door de
hendel A langer te bedienen
, tot de melding
"Parkeerrem aangetrokken" op het display
verschijnt en er een geluidsignaal klinkt.
Het extra stevig aantrekken van de
parkeerrem is noodzakelijk in de volgende
omstandigheden:
- wanneer een caravan of aanhanger aan
de auto is gekoppeld en de automatische
bediening is geactiveerd ter wijl u de
parkeerrem handmatig bedient,
- wanneer de hellingcondities vermoedelijk
zullen variëren ter wijl de auto stilstaat
(bijvoorbeeld wanneer de auto ver voerd
wordt op een boot of trailer, of bij slepen).
Controleer voordat u de auto verlaat of
het verklikkerlampje van de parkeerrem
op het instrumentenpaneel constant
brandt.
In het geval van een aangekoppelde
aanhanger, wanneer de auto beladen is
of op een steile helling staat, dient u de
parkeerrem extra stevig aan te trekken,
bij het parkeren de voor wielen naar de
stoeprand te sturen en een versnelling
in te schakelen.
Na het extra stevig aantrekken van de
parkeerrem duurt het langer voordat de
parkeerrem weer is vrijgezet.
Page 170 of 404

Rijden
168
Automatisch aantrekken,
motor afgezet
Wanneer de auto stilstaat en u de motor
afzet, wordt de parkeerrem automatisch
aangetrokken
.
De aangetrokken toestand van de parkeerrem
wordt aangegeven door:
- het branden van het
verklikkerlampje parkeerrem
en het controlelampje P
op de
hendel A
,
- de melding "Parkeerrem
aangetrokken".
Automatisch vrijzetten
De elektrische parkeerrem wordt automatisch
geleidelijk vrijgezet bij het wegrijden
:
)
Handgeschakelde versnellingsbak:
houd het koppelingspedaal geheel
ingetrapt en schakel de 1
e versnelling of de
achteruitversnelling in. Trap ver volgens het
gaspedaal in ter wijl u het koppelingspedaal
laat opkomen.
)
Elektronisch gestuurde
versnellingsbak:
zet de selectiehendel in
de stand A
, M
of R
en geef gas.
)
Automatische transmissie:
zet de
selectiehendel in de stand D
, M
of R
en
geef gas,
- het doven van het
verklikkerlampje parkeerrem
en het controlelampje P
op de
hendel A
,
- de melding "Parkeerrem
vrijgezet". Het aantrekken of vrijzetten van de elektrische
parkeerrem gaat gepaard met een geluid.
De vrijgezette toestand van de parkeerrem
wordt aangegeven door:
Parkeerrem aantrekken,
bij draaiende motor
Wanneer de auto stilstaat met draaiende motor,
dient u de auto beslist tegen wegrollen te
beveiligen door de parkeerrem handmatig
aan
te trekken. Tr e k
daarvoor aan de hendel A
.
- het branden van het
verklikkerlampje parkeerrem
en het controlelampje P
op de
hendel A
,
- de melding "parkeerrem
aangetrokken".
Wanneer u het bestuurdersportier opent om
uit te stappen ter wijl de parkeerrem niet is
aangetrokken, klinkt er een geluidssignaal
en verschijnt er een melding op het display
(behalve bij auto's met automatische
transmissie, als de selectiehendel in de stand P
(Park) staat).
Sticker op portierpaneel
Geef, wanneer de auto stilstaat met
draaiende motor, niet onnodig gas,
omdat u dan het risico loopt dat de
parkeerrem wordt vrijgezet.
Controleer voordat u de auto verlaat of
het verklikkerlampje parkeerrem op het
instrumentenpaneel constant brandt.
Laat kinderen nooit alleen in de auto
wanneer het contact is aangezet:
ze zouden de parkeerrem kunnen
vrijzetten.
In het geval van een aangekoppelde
aanhanger, wanneer de auto beladen
is of op een steile helling staat, dient u
bij het parkeren de voor wielen naar de
stoeprand te sturen en een versnelling
in te schakelen.
De aangetrokken toestand van de parkeerrem
wordt aangegeven door: