PEUGEOT 5008 2014 Instructieboekje (in Dutch)

Page 181 of 404

9
Rijden
179

Programmeren




)
Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer:
druk nogmaals op de toets 4
: het
uitschakelen wordt bevestigd op het display
(OFF/Pause).



)
Weer inschakelen van de
snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de
toets 4
.



)
Stel de snelheid in door op de toets 2
of
3
te drukken (bijv.: 90 km/h).



)
Draai de knop 1
in de stand "LIMIT"
: de
snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (OFF/Pause).
Er kan een snelheid worden ingesteld zonder
de begrenzer in te schakelen. U kunt de ingestelde snelheid ver volgens
wijzigen met de toetsen 2
en 3
:


- +/- 1 km = kort indrukken,

- +/- 5 km = lang indrukken,

- +/- in stappen van 5 km = ingedrukt
houden.


)
Inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk
op de toets 4
.

Page 182 of 404

Rijden
180

Overschrijden van de
ingestelde snelheid
Uitschakelen van de functie

Storing


Bij een steile afdaling of bij het krachtig
intrappen van het gaspedaal kan de
snelheidsbegrenzer niet voorkomen
dat de ingestelde snelheid wordt
overschreden.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:


- controleer of de mat goed op zijn
plaats ligt,

- gebruik nooit meer dan één mat per
plaats.

Als het gaspedaal geleidelijk wordt ingetrapt,
wordt de snelheid niet verhoogd. Als het
gaspedaal met kracht
wordt ingetrapt, tot
voorbij het zware punt
, wordt de begrenzer
tijdelijk uitgeschakeld en gaat de ingestelde
snelheid op het display knipperen.


Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt
automatisch als het gas wordt losgelaten.
In het geval van een storing in de
snelheidsbegrenzer wordt de ingestelde
snelheid gewist en knipperen de streepjes op
het display.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.

)
Draai de knop 1
in de stand "0"
: de
selectie van de snelheidsbegrenzer wordt
ongedaan gemaakt. Op het display wordt
weer de kilometerteller weergegeven.

Page 183 of 404

9
Rijden
181





Snelheidsregelaar

De bediening van de snelheidsregelaar is
ondergebracht in de hendel A
.


1.
Knop voor het selecteren van de
snelheidsregelaar

2.
Toets voor het programmeren van een
snelheid en het verlagen van de ingestelde
snelheid

3.
Toets voor het programmeren van
een snelheid en het verhogen van de
ingestelde snelheid

4.
Toets voor het uitschakelen / hervatten van
de snelheidsregeling De informatie van de snelheidsregelaar
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.

5.
Snelheidsregelaar uitschakelen / her vatten
van de snelheidsregeling

6.
Snelheidsregelaar geselecteerd

7.
Ingestelde snelheid


Stuurkolomschakelaars
Weergave op het display

Het uitschakelen
van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig met de hendel, door het
rem- of koppelingspedaal in te trappen of om
veiligheidsredenen door activering van de
systemen CDS en ASR.
Door het gaspedaal in te trappen, kan de
ingestelde snelheid tijdelijk worden overschreden.
Om weer terug te keren naar de ingestelde
snelheid is het voldoende het gaspedaal los te
laten.
Na het afzetten van het contact worden alle
ingestelde snelheden gewist.
Met behulp van de snelheidsregelaar kan
de bestuurder met een constante ingestelde
snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
Het inschakelen
van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig. Om de snelheidsregelaar
te kunnen inschakelen, moet de ingestelde
snelheid minimaal 40 km/h bedragen en moet
aan een van de onderstaande voor waarden
worden voldaan:


- bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak moet minimaal de vierde
versnelling zijn ingeschakeld,

- bij auto's met een elektronisch gestuurde
versnellingsbak of een automatische
transmissie moet minimaal de tweede
versnelling zijn ingeschakeld,

- de stand A
van de elektronisch gestuurde
versnellingsbak of de stand D
van de
automatische transmissie moet zijn
geselecteerd.

Bij het gebruik van de snelheidsregelaar
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen, zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen
en zijn verantwoordelijkheid nemen.






Deze informatie wordt tevens
weergegeven op het head-up display.
Zie voor meer informatie de rubriek
"Head-up display".

Page 184 of 404

Rijden
182

Programmeren




)
Stel de snelheid in door de wagensnelheid
op het gewenste niveau te brengen en
vervolgens op de toets 2
of 3
te drukken
(bijv.: 110 km/h).


)
Uitschakelen van de snelheidsregelaar:
druk op de toets 4:
het uitschakelen wordt
bevestigd op het display (OFF/Pause).




)
Weer inschakelen van de
snelheidsregelaar: druk nogmaals op de
toets 4
.

U kunt de ingestelde snelheid ver volgens
wijzigen met de toetsen 2
en 3
:


- +/- 1 km = kort indrukken,

- +/- 5 km = lang indrukken,

- +/- in stappen van 5 km = ingedrukt
houden.



)
Draai de knop 1
in de stand "CRUISE"
: de
snelheidsregelaar is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (OFF/Pause).

Page 185 of 404

9
Rijden
183

Storing


Let tijdens het gebruik van de
snelheidsregelaar op wanneer u de
snelheid met de toetsen instelt; dit kan
een plotselinge verandering van de
wagensnelheid veroorzaken.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op
gladde wegen of bij zeer druk verkeer.
Bij een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen
dat de ingestelde snelheid wordt
overschreden.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:


- controleer of de mat goed op zijn
plaats ligt,

- gebruik nooit meer dan één mat per
plaats.




Uitschakelen van de functie

Overschrijden van de
ingestelde snelheid
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden,
gaat de ingestelde snelheid op het display
knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt
automatisch als de snelheid weer is gedaald tot
de ingestelde snelheid.
In het geval van een storing in de
snelheidsregelaar wordt de ingestelde snelheid
gewist en knipperen de streepjes op het display.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.

)
Draai de knop 1
in de stand "0"
: de
selectie van de snelheidsregelaar wordt
ongedaan gemaakt. Op het display wordt
weer de kilometerteller weergegeven.

Page 186 of 404

Rijden
184








Handgeschakelde 6-versnellingsbak


Inschakelen van de 5 e
of de
6 e versnelling



)
Trek de ring onder de pookknop omhoog
en beweeg de versnellingshendel eerst
naar links en dan naar voren.


Inschakelen van de
achteruitversnelling
Schakel de achteruitversnelling alleen
in als de auto stilstaat en de motor
stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten
van de motor te vergemakkelijken:


- zet de versnellingshendel altijd in
de neutraalstand,

- trap het koppelingspedaal in.


)
Beweeg de versnellingshendel zo ver
mogelijk naar rechts om de 5
e of de 6 e

versnelling in te schakelen.

Page 187 of 404

9
Rijden
185











Opschakelindicator *



Werking


Voorbeeld:


- U rijdt in de derde versnelling.




- U trapt het gaspedaal redelijk ver in.



- Het systeem kan u in dit geval adviseren
een hogere versnelling in te schakelen.


De informatie wordt in de vorm van een pijl
op het display van het instrumentenpaneel
weergegeven.
Afhankelijk van de uitrusting van uw auto
verschijnt de pijl in combinatie met het nummer
van de aanbevolen versnelling.

Dit systeem geeft aan welke versnelling moet
worden ingeschakeld om het brandstofverbruik
te reduceren.




Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitrusting van uw auto kan het systeem u
adviseren één of meer versnellingen op te
schakelen. U kunt deze aanwijzingen opvolgen
zonder de tussenliggende versnellingen in te
hoeven schakelen.
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te
schakelen. De keuze van de optimale
versnelling hangt namelijk altijd af van de
situatie op de weg, de verkeersdrukte en
de veiligheid. De bestuurder blijft dan ook
altijd zelf verantwoordelijk voor het al dan
niet opvolgen van het schakeladvies van het
systeem.
Deze functie kan niet worden uitgeschakeld.

*
Afhankelijk van de motoruitvoering.
In rijsituaties waarin veel van de motor
wordt gevraagd (diep intrappen van het
gaspedaal, bijvoorbeeld tijdens een
inhaalmanoeuvre...) zal het systeem
geen schakeladvies geven.
Het systeem zal u nooit adviseren om:


- de eerste versnelling in te
schakelen,

- de achteruitversnelling in te
schakelen,

- terug te schakelen.

Page 188 of 404

Rijden
186











Elektronisch gestuurde versnellingsbak


Selectiehendel


R.
Achteruit.


)
Trap het rempedaal in en beweeg de
selectiehendel naar voren om deze stand
te selecteren.

N.
Neutraalstand.


)
Trap het rempedaal in en selecteer deze
stand om de motor te kunnen starten.

A.
Automatische stand.


)
Beweeg de selectiehendel omlaag om
deze stand te selecteren.
Bij de elektronisch gestuurde versnellingsbak
kunt u kiezen tussen automatische bediening
en handmatig schakelen.
Deze versnellingsbak heeft drie
gebruiksmogelijkheden:


- een automatische
stand om automatisch
te schakelen,

- een handmatige
stand om zelf te
schakelen,

- een auto-sequentiële stand
, waarmee u
in de automatische stand op ieder moment
zelf kunt schakelen, bijvoorbeeld voor een
inhaalmanoeuvre.
In de automatische en de handmatige stand is
een programma Sport
beschikbaar, waarin een
meer dynamische rijstijl mogelijk is.
M. + / -
Handmatig schakelen.


)
Beweeg de selectiehendel omlaag en
ver volgens naar links om deze stand te
selecteren en:


- beweeg de selectiehendel kort naar
voren om op te schakelen,

- of beweeg de selectiehendel kort naar
achteren om terug te schakelen.


S.
Programma Sport.


)
Druk op deze toets om dit programma in of
uit te schakelen.

Page 189 of 404

9
Rijden
187

Stuurbediening


+.
Opschakelen (rechts van het stuur wiel).


)
Druk op de achterzijde van de
stuurbediening "+"
om op te schakelen.

-.
Terugschakelen (links van het stuur wiel).


)
Druk op de achterzijde van de
stuurbediening "-"
om terug te schakelen.

Met de stuurbediening is het niet
mogelijk om de neutraalstand of de
achteruitversnelling te selecteren.



Weergave op het instrumentenpaneel


Standen van de selectiehendel

Als u de selectiehendel bedient, wordt de
ingeschakelde stand met een verklikkerlampje
weergegeven op het instrumentenpaneel.

N.
Neutral (neutraalstand)

R.
Reverse (achteruitversnelling)

1, 2, 3, 4, 5, 6.
Versnellingen in de
handgeschakelde stand

AUTO.


Verschijnt bij de selectie van de
automatische stand en verdwijnt weer als de
handbediende stand wordt geselecteerd.

S.
Sport (programma Sport)



)
Trap het rempedaal in
als
dit pictogram verschijnt (bijv.:
starten van de motor).



Starten van de auto




)
Selecteer de stand N
.

)
Houd het rempedaal ingetrapt.

)
Start de motor.




)
Houd het rempedaal ingetrapt, zet de
selectiehendel in de stand A
of M
om
vooruit te rijden of in R
om achteruit te
rijden.

)
Neem uw voet van het rempedaal en geef
gas.

)
De elektrische parkeerrem wordt
automatisch vrijgezet. Als dit niet het geval
is, moet deze handmatig worden vrijgezet.


Bij het inschakelen van de
achteruitversnelling klinkt een
geluidssignaal.

Als de motor niet aanslaat:


- Zet als de aanduiding N
knippert
op het instrumentenpaneel de
selectiehendel in de stand A
en
ver volgens in de stand N
.

- Als de melding " Rempedaal
intrappen
" verschijnt, trap dan het
rempedaal steviger in.

Page 190 of 404

Rijden
188

Handbediende stand


De aanduiding AUTO
verdwijnt en
de ingeschakelde versnellingen
verschijnen achtereenvolgend op
het display.

Het schakelen naar een andere versnelling is
alleen mogelijk als de snelheid van de auto en
het motortoerental dit toestaan.
Het is niet noodzakelijk om bij het schakelen
het gaspedaal los te laten.
Bij het remmen of het verminderen van
de snelheid schakelt de versnellingsbak
automatisch terug, zodat de juiste versnelling
is geselecteerd op het moment dat u het
gaspedaal weer intrapt.


)
Beweeg na het starten van de auto de
selectiehendel in de stand M
om de
handbediende stand in te schakelen.

Op het display van het
instrumentenpaneel verschijnen de
aanduidingen AUTO
en 1
of R
.
Als bij stapvoets rijden de
achteruitversnelling wordt geselecteerd,
wordt deze pas ingeschakeld als
de auto volledig tot stilstand is
gekomen. De aanduiding voet op het
rempedaal
kan gaan knipperen op het
instrumentenpaneel om aan te geven
dat u moet remmen.
Als de achteruitversnelling bij hoge
snelheid wordt geselecteerd, knippert
het verklikkerlampje N
en gaat de
versnellingsbak automatisch over in de
neutraalstand. Beweeg de selectiehendel
terug in de stand A
of M
om weer in een
versnelling verder te rijden.

Bij krachtig accelereren wordt de
hoogste versnelling niet ingeschakeld
zonder tussenkomst van de bestuurder
met behulp van de selectiehendel of de
stuurbediening.
Selecteer de neutraalstand N
nooit
tijdens het rijden.
Selecteer de achteruitversnelling
(stand R
) uitsluitend als de auto volledig
stilstaat en de voet op het rempedaal
wordt gehouden.

Als de motor stationair draait, het
rempedaal is losgelaten en de stand R
,
A
of M
is geselecteerd, zet de auto zich
zelfs al in beweging als het gaspedaal
niet is ingetrapt. Laat bij draaiende
motor daarom geen kinderen alleen
in de auto achter. Trek de parkeerrem
aan en selecteer de stand N
indien er
onderhoudswerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd bij draaiende motor.

Page:   < prev 1-10 ... 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 ... 410 next >