PEUGEOT 5008 2014 Instructieboekje (in Dutch)

Page 21 of 404

.
75, 127
75, 127
In één oogopslag
19
Stoelen indelen (7 zitplaatsen)


)
Trek aan de riem E
en beweeg de stoel
omhoog tot deze blokkeert.

)
Klap de harmonicapanelen naar voren.


)
Schuif de hoofdsteunen omlaag en zet het
harmonicapaneel rechtop achter de stoel.

)
Duw de rugleuning licht naar voren ter wijl u
aan de riem F
trekt.

)
Neem de bagageafdekking uit het
opbergvak en plaats deze achter de
stoelen op de tweede zitrij.


)
Zet de rugleuningpanelen van de stoelen
op de tweede zitrij rechtop en blokkeer ze.
Klap de harmonicapanelen naar achteren.

)
Verwijder de bagageafdekking en plaats
deze in het daarvoor bestemde opbergvak.

Van 7 naar 5 zitplaatsen

Van 5 naar 7 zitplaatsen

Page 22 of 404

195
In één oogopslag
20
Rijden


Stop & Start


Overgang naar de STOP-stand
van de motor
Het verklikkerlampje "ECO"
gaat
branden op het instrumentenpaneel
en de motor wordt uitgeschakeld
wanneer u bij een auto met een
elektronisch gestuurde versnellingsbak
het
rempedaal intrapt of de selectiehendel in de
stand N
zet ter wijl de wagensnelheid lager is
dan 6 km/h.
In bepaalde bijzondere gevallen kan de
STOP-stand niet beschikbaar zijn: het
verklikkerlampje "ECO"
knippert dan enkele
seconden en gaat ver volgens uit.


Overgang naar de START-stand
van de motor
Het verklikkerlampje "ECO"
gaat uit
en de motor wordt weer gestart als
bij een auto met een elektronisch
gestuurde versnellingsbak
:
In bepaalde bijzondere gevallen wordt de
START-stand automatisch geactiveerd: het
verklikkerlampje "ECO"
knippert dan enkele
seconden en gaat ver volgens uit.


Uitschakelen / Inschakelen

U kunt op elk gewenst moment het systeem
uitschakelen door op de toets "ECO OFF"
te
drukken; het verklikkerlampje van de toets gaat
branden.
Het systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld als de motor met de
sleutel wordt gestart.
Zet altijd het contact met de sleutel
af alvorens te tanken of handelingen
onder de motorkap uit te voeren.


- ter wijl de selectiehendel in de stand A
of M

staat, het rempedaal wordt losgelaten,

- of ter wijl de selectiehendel in de stand N
staat en het rempedaal is losgelaten, de
selectiehendel in de stand A
of M
wordt gezet,

- of de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld.

Page 23 of 404

.
166
In één oogopslag
21
Rijden


Elektrische parkeerrem


Handmatig aantrekken /
vrijzetten
De parkeerrem kan handmatig worden
aangetrokken
door aan de schakelaar A
te
trekken
.
Bij aangezet contact kan de parkeerrem
handmatig worden vrijgezet
door eerst aan de
schakelaar A
te trekken
en deze ver volgens
los te laten
ter wijl u het rempedaal ingetrapt
houdt
.


Automatisch aantrekken / vrijzetten

Trap het gaspedaal en het koppelingspedaal
in en laat het koppelingspedaal opkomen
(handgeschakelde versnellingsbak), de
parkeerrem wordt bij het wegrijden automatisch
en geleidelijk vrijgezet.
Als de auto stilstaat en de motor wordt
afgezet
, wordt de parkeerrem automatisch
aangetrokken
.
Controleer alvorens de
auto te verlaten of het
waarschuwingslampje van
het remsysteem ( ! rood
) en
het verklikkerlampje P
, in de
schakelaar A
, branden.
Als dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel brandt is het
automatisch aantrekken/vrijzetten
niet meer actief
. Bedien de
parkeerrem in dat geval handmatig.
Trek de parkeerrem extra stevig aan
(schakelaar A
lang uittrekken) om de
auto volledig stil te zetten als er een
aanhanger of caravan aangekoppeld is,
of als de helling waarop de auto staat
kan veranderen (op een boot of een
vrachtwagen, bij slepen, ...).

Als u het bestuurdersportier opent
ter wijl de motor nog draait, klinkt er een
geluidssignaal. Trek de parkeerrem met
de hand aan.
Laat een kind niet alleen in de auto achter
als het contact is aangezet. Het kind zou
de parkeerrem kunnen loszetten.

Page 24 of 404

170
173175
In één oogopslag
22
Uw auto is voorzien van een systeem dat
gedurende ongeveer twee seconden voorkomt
dat uw auto bij het wegrijden op een helling
achteruit rolt. In die twee seconden kunt u uw
voet van het rempedaal naar het gaspedaal
bewegen.
Deze functie treedt alleen in werking als:


- de auto volledig tot stilstand is gekomen
met het rempedaal ingetrapt,

- bij bepaalde hellingcondities,

- het bestuurdersportier is gesloten.

Rijden


Head-up display



1.
In-/uitschakelen head-up display.

2.
Instelling van de lichtsterkte.

3.
Hoogteverstelling van de weergave.


"Distance alert"



1.
In-/uitschakelen van de "Distance alert".

2.
Verhogen/verlagen van de waarde voor de
waarschuwing.



Hill Holder

De instellingen kunnen alleen met
draaiende motor worden gewijzigd als
de auto stilstaat. Verlaat de auto niet als de Hill Holder is
geactiveerd.

Page 25 of 404

.
178181
In één oogopslag
23
Rijden


Snelheidsbegrenzer "LIMIT"



1.
Selecteren/deactiveren van de
snelheidsbegrenzer.

2.
Verlagen van de ingestelde snelheid.

3.
Verhogen van de ingestelde snelheid.

4.
Snelheidsbegrenzer aan/uit.


Snelheidsregelaar
"CRUISE"


1.
Selecteren/deactiveren van de
snelheidsregelaar.

2.
Instellen van een snelheid / Verlagen van
de ingestelde snelheid.

3.
Instellen van een snelheid / Verhogen van
de ingestelde snelheid.

4.
Snelheidsbegrenzer uit / Her vatten
snelheidsbegrenzer.


Weergave op het
instrumentenpaneel
Als de snelheidsregelaar of -begrenzer is
ingeschakeld, verschijnen de instellingen van
het systeem op het instrumentenpaneel.

Snelheidsregelaar

Snelheidsbegrenzer


Het instellen van de snelheid is alleen
mogelijk bij draaiende motor. Het instellen van een snelheid en het
activeren van de snelheidsregelaar is
alleen mogelijk bij een wagensnelheid
hoger dan 40 km/h, vanaf de vierde
versnelling bij een handgeschakelde
versnellingsbak (tweede bij een
elektronisch gestuurde versnellingsbak
of automatische transmissie).

Page 26 of 404

186191
In één oogopslag
24
Rijden


Elektronisch gestuurde versnellingsbak


Deze versnellingsbak met zes overbrengingen
biedt de bestuurder de keus tussen het comfort
van een automatische transmissie of het plezier
van het handmatig schakelen.


1.
Selectiehendel.

2.
Knop "S" (spor t)
.


Automatische transmissie
met "TipTronic techniek
Systeem Porsche"

Deze versnellingsbak met zes overbrengingen
biedt de bestuurder de keus tussen het comfort
van een automatische transmissie of het plezier
van het handmatig schakelen


1.
Selectiehendel.

2.
Knop "S" (spor t)
.

3.
Knop " 7
" (sneeuw)
.



Starten



)
Selecteer de stand N
et trap het rempedaal
tijdens het starten stevig in.

)
Schakel de eerste versnelling (stand A
of
M
) of de achteruitversnelling (stand R
) in
met de selectiehendel 1
.

)
Haal uw voet van het rempedaal en geef
ver volgens gas.



Starten



)
Selecteer de stand P
of N
en trap het
rempedaal tijdens het starten stevig in.

)
Selecteer de stand R
, D
of M
.

)
Haal uw voet van het rempedaal en geef
ver volgens gas.


3.
Bediening aan het stuur wiel "-"
.

4.
Bediening aan het stuur wiel "+"
.

Page 27 of 404

.In één oogopslag
25


















































Eco-rijden


Maak optimaal gebruik van
de versnellingsbak

Als uw auto is voorzien van een
handgeschakelde versnellingsbak, rijd
dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk
de tweede versnelling in en schakel bij het
accelereren bij voorkeur relatief snel over naar
een hogere versnelling.

Als uw auto is voorzien van een automatische
transmissie of een elektronisch gestuurde
versnellingsbak, gebruik dan bij voorkeur de
automatische stand en trap het gaspedaal niet
bruusk of diep in.

De schakelindicator adviseert u de versnelling
in te schakelen die het best geschikt is
voor de rijomstandigheden: volg het op
het instrumentenpaneel weergegeven
schakeladvies zo snel mogelijk op.
Bij auto's met een elektronisch gestuurde
versnellingsbak of een automatische
transmissie wordt de opschakelindicator
uitsluitend in de handmatige stand
weergegeven.



Kies voor een soepele
rijstijl

Houd afstand van de auto's voor u, rem bij
voorkeur af op de motor in plaats van het
rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal
geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft,
neemt het brandstofverbruik en de CO
2-
uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het
verkeer beperkt.

Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan
vanaf een snelheid van ongeveer 40 km/h de
snelheidsregelaar (indien aanwezig).
Gebruik de voorzieningen in het interieur
die de temperatuurstijging kunnen beperken
(blinderingspaneel van het panoramadak,
zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de
gewenste temperatuur is bereikt (behalve bij
auto's met een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitver warming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer
nodig zijn als deze niet automatisch worden
aangestuurd.
Schakel de stoelver warming zo snel mogelijk
uit.

Schakel de verlichting en de mistlampen uit
als het zicht voldoende is.

Laat de motor vooral 's winters na het starten
niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel
mogelijk weg: uw auto warmt sneller op als u
rijdt. Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO
2-uitstoot van uw auto verminderen.

Sluit als passagier zo min mogelijk
multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP3-
speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan
om het elektriciteitsverbruik, en dus het
brandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de auto
verlaat.



Gebruik op slimme wijze de
elektrische voorzieningen

Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur
in de auto hoog is opgelopen, open dan alle
ruiten en de ventilatieroosters alvorens de
airconditioning in te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten,
maar laat de ventilatieroosters geopend.

Page 28 of 404

In één oogopslag
26

Beperk de oorzaken van een
hoger brandstofverbruik

Verdeel het gewicht evenwichtig over de
auto: plaats de zwaarste voor werpen in
de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de
achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand
(dakdragers, imperiaal, fietsendrager,
aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever
een dakkoffer.
Ver wijder na gebruik de dakdragers en het
imperiaal.

Vervang na de winter zo snel mogelijk de
winterbanden door zomerbanden.



Houd u aan de onderhoudsvoorschriften


Controleer regelmatig de bandenspanning
(bij koude banden), houd u daarbij aan
de bandenspanning die staat vermeld
op de sticker op de portiersponning aan
bestuurderszijde.

Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie
ver versen, oliefilter en luchtfilter ver vangen,
enz.) en houd u daarbij aan het door de
fabrikant voorgeschreven inter val.

Controleer de bandenspanning met name:


- voor een lange rit,

- bij de wisseling van de seizoenen,

- als de auto gedurende langere tijd niet is
gebruikt.
Vergeet niet de bandenspanning van
het reservewiel en van de wielen van de
aanhanger of de caravan te controleren. Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan
drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof
uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na
3000 km het gemiddelde brandstofverbruik
zich stabiliseert.

Page 29 of 404

1
Controle tijdens het rijden
27























Instrumentenpanelen

De klokken en verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel geven informatie over de werking van de auto.

Klokken



1.
Toerenteller

Geeft het motortoerental aan
(x 1000 t /min).

2.
Koelvloeistof temperatuurmeter.

Geeft de koelvloeistoftemperatuur aan
(°Celsius).

3.
Brandstofniveaumeter.

Geeft de resterende hoeveelheid brandstof
in de tank aan.

4.
Snelheidsmeter.

Geeft de wagensnelheid aan (km/h of
mph).

5.
Display.


6.
Knop nulstelling of het opnieuw
weergeven van de onderhoudsindicator.



Knop voor de nulstelling van de
geselecteerde functie (dagteller of
onderhoudsindicator) of het opnieuw
weergeven van de onderhoudsindicator.

7.
Dimmer dashboardverlichting.

Knop voor de instelling van de lichtsterkte
van de dashboardverlichting, bij
ingeschakelde verlichting.

Raadpleeg voor meer informatie over
de werking en de weergave van een
bepaalde functie de desbetreffende
rubriek.

Page 30 of 404

Controle tijdens het rijden
28

Display(s)













Bedieningspaneel van het
instrumentenpaneel
Met behulp van de toetsen kunnen:


- Bij stilstaande auto
, de uitrusting van
de auto en de parameters van het display
(taal, eenheden) worden ingesteld,

- Bij rijdende auto
, de actieve functies
achtereenvolgend worden weergegeven
(boordcomputer, navigatie...).


Bediening

U beschikt over vier toetsen om het display van
het instrumentenpaneel te bedienen:


1.
Toegang tot het algemene menu,
bevestigen van de keuze.

2.
Naar boven verplaatsen in het menu.

3.
Naar beneden verplaatsen in het menu.

4.
Terugkeren naar het vorige scherm, het
menu verlaten.



A.
Snelheidsbegrenzer

of
Snelheidsregelaar.

(km/h of mph)

B.
Dagteller.

(km of miles)
C.
Onderhoudsindicator.

(km of miles) of,
Motorolieniveaumeter (volgens uitvoering).


of
Kilometerteller.

(km of miles)

D.
Opschakelindicator

Ingeschakelde versnelling van de
elektronisch gestuurde versnellingsbak
of automatische transmissie.


E.
Waarschuwings- en statusmeldingen
van functies, boordcomputer,
navigatieberichten (GPS).



Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 ... 410 next >