PEUGEOT 5008 2020 Instructieboekje (in Dutch)
Page 211 of 308
209
In geval van pech
8Het afdichtmiddel is gevaarlijk bij
inslikken en irriterend voor de ogen.
Houd het middel buiten het bereik van
kinderen.
De uiterste gebruiksdatum van het middel
staat op de flacon vermeld.
Gooi de flacon na gebruik niet weg, maar
lever deze in bij een PEUGEOT-dealer of een
officieel inzamelpunt.
Vergeet niet om een nieuwe flacon met
afdichtmiddel bij een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats te kopen.
► Rijd direct ongeveer 5 kilometer met matige
snelheid (tussen 20 en 60 km/h), zodat het
afdichtmiddel het lek kan dichten.
►
Zet de auto stil en controleer de reparatie
en de bandenspanning met de set.
Rijd niet sneller dan 80 km/h met een
band die met dit type set is gerepareerd
en rijd niet meer dan 200
km.
PEUGEOTNeem contact op met een dealer
of een gekwalificeerde werkplaats om de
band te laten verwisselen.
Controleren / aanpassen
bandenspanning
De compressor kan worden gebruikt, zonder
afdichtmiddel in de band te spuiten , om de
bandenspanning te controleren en zo nodig te
corrigeren.
►
V
erwijder het dopje van het ventiel van de
band en bewaar het op een schone plaats.
►
Rol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.
►
Sluit de slang aan op het ventiel en zet deze
stevig vast.
►
Controleer of de schakelaar van de
compressor in de stand " O
" staat.
►
Rol de elektrische kabel, die onder de
compressor is opgeborgen, volledig uit.
►
Sluit de stekker van de compressor aan op
de 12
V-aansluiting in de auto.
►
Zet het contact aan.
Alleen de 12V-aansluitingen voorin en in
de bagageruimte mogen worden
gebruikt om de compressor aan te sluiten.
De 12 V-aansluiting aan de achterzijde van
de middenconsole is niet geschikt voor dit
gebruik.
Op deze sticker staat de
bandenspanning aangegeven.
► Schakel de compressor in door de
schakelaar in de stand " I
" te zetten en breng
de band op de spanning die staat aangegeven
op de bandenspanningssticker van de auto. De
bandenspanning verlagen: druk op de zwarte
toets op de slang van de compressor, bij de
aansluiting op het ventiel.
Als de bandenspanning van 2 bar na 7 minuten nog niet is bereikt, kan de band
niet met de bandenreparatieset worden
gerepareerd; neem contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om u verder te helpen.
►
Zet de schakelaar in de stand O
zodra de
gewenste bandenspanning is bereikt.
►
V
erwijder de set en berg deze op.
►
V
ervang de dop op het ventiel.
Als de spanning van één of meer banden is aangepast, moet het
bandenspanningscontrolesysteem worden
gereset.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem.
Page 212 of 308
210
In geval van pech
Het reservewiel wordt met een lier tegen de
bodem van de bagageruimte vastgeklemd.
Alleen een noodreservewiel kan met de lier onder de auto worden bevestigd.
Verwijderen van het reservewiel
► Vouw het harmonicapaneel op en zet de
linker stoel op de 3e zitrij (indien aanwezig)
rechtop.
Reservewiel
Scan de QR-code op pagina 3 om
verklarende video's te bekijken.
Toegang tot het reservewiel
Het reservewiel ligt onder de vloer van de
bagageruimte.
Zie het hoofdstuk Gereedschapsset
voor
toegang tot het reservewiel.
Afhankelijk van de uitvoering is er een standaardformaat stalen of lichtmetalen
reservewiel aanwezig.
In sommige landen wordt de auto geleverd
met een “noodreservewiel”.
Verwijderen van het wiel
► Draai de centrale moer los.
► V erwijder de bevestigingsonderdelen (moer
en bout).
►
T
il het reservewiel aan de achterzijde op en
trek het naar u toe.
►
Neem het wiel uit de bagageruimte.
Terugplaatsen van het wiel
► Leg het wiel in de reservewielbak. ►
Draai de moer op de bout een aantal
omwentelingen los.
►
Plaats de bevestigingsonderdelen (moer en
bout) op het midden van het wiel.
► Draai de centrale moer vast tot deze klikt en
het wiel goed vastzit.
►
Plaats de gereedschapskist in het hart van
het wiel en klik de kist vast.
Toegang tot het reservewiel
Page 213 of 308
2 11
In geval van pech
8
Het reservewiel wordt met een lier tegen de
bodem van de bagageruimte vastgeklemd.
Alleen een noodreservewiel kan met de lier onder de auto worden bevestigd.
Verwijderen van het reservewiel
► Vouw het harmonicapaneel op en zet de
linker stoel op de 3e zitrij (indien aanwezig)
rechtop. ►
Beweeg het uitgesneden gedeelte van
de vloermat omhoog om bij de bout voor het
ontgrendelen van de lier te komen.
►
Zet het verlengstuk
8 op het uiteinde van de
wielsleutel 5 en draai de bout rechtsom om de
kabel van de lier uit te rollen tot het reservewiel
plat op de grond ligt. Rol de kabel net zo ver uit
als nodig is om het reservewiel gemakkelijk te
kunnen verwijderen.
► Verwijder het reservewiel met de
gereedschapskist via de achterzijde van de auto.
►
Zet het reservewiel rechtop om bij de
gereedschapskist ( A
) te kunnen komen.
► Maak het verbindingsstuk los van het deksel
van de kist ( B - C).
►
Haal het verbindingsstuk door de naaf van
het wiel om het wiel te kunnen verwijderen ( D
).
Opbergen van het gereedschap
► Berg het desbetreffende gereedschap op in
de gereedschapskist en sluit het deksel weer .
►
Zet de gereedschapskist op de grond.
►
Steek het verbindingsstuk in het gat van de
gereedschapskist ( B
- C).
Page 214 of 308
212
In geval van pech
draaien met de wielsleutel 5 en het verlengstuk
8.
► Draai de bout volledig vast. Als de kabel
volledig is opgerold, moet bij het verder draaien
van de bout geen weerstand meer worden
gevoeld.
► Controleer of het wiel goed vlak tegen de
bodem aan ligt.
Verwijderen van het wiel
Wiel met wieldop
Demonteren: verwijder eerst de wieldop
door deze met behulp van de wielsleutel
bij de ventielopening los te wippen en
vervolgens los te trekken.
Monteren: breng de wieldop aan; plaats
daartoe de opening in lijn met het ventiel en
druk de wieldop vervolgens rondom vast met
de palm van uw hand.
Stilzetten van de auto
Parkeer de auto op een plaats waar u
het verkeer niet hindert en zorg ervoor dat
deze op een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond staat.
Auto met een handgeschakelde
versnellingsbak: schakel de eerste
versnelling in om de wielen te blokkeren,
trek de parkeerrem aan, tenzij deze in de
automatische stand staat, en zet het contact
af.
► Rol de kabel van de lier op door de bout van
de lier linksom te draaien met de wielsleutel 5
en het verlengstuk 8: als de kabel volledig is
opgerold, moet u geen weerstand meer voelen.
►
Berg het overige gereedschap op in
de opbergvakken onder de vloer van de
bagageruimte.
Het wiel met de lekke band kan niet met
de lier aan de onderzijde van de auto
worden bevestigd.
Dit wiel moet in de bagageruimte worden
opgeborgen. Gebruik een hoes of iets
dergelijks om de bagageruimtebekleding te
beschermen.
Terugplaatsen van de lier en het
reservewiel
► Berg het desbetreffende gereedschap op in
de gereedschapskist en sluit het deksel weer .
►
Zet de gereedschapskist op de grond.
Na het monteren van het reservewiel in
de plaats van het wiel met de lekke band
moet de lier en de doos met gereedschap
onder de auto worden teruggeplaatst voordat
weggereden kan worden.
► Zet het wiel rechtop.
► Haal het verbindingsstuk door de naaf van
het wiel (
D).
► Steek het verbindingsstuk in het gat van de
gereedschapskist ( B
- C).
►
Centreer en plaats het reservewiel op de
doos met gereedschap ( D
).
► Steek de centreerdop in de wielnaaf.
► Plaats het wiel met de gereedschapskist
onder het achterste gedeelte van de auto.
► Monteer het wiel met de gereedschapskist
onder de auto door de bout van de lier linksom te
Page 215 of 308
213
In geval van pech
8draaien met de wielsleutel 5 en het verlengstuk
8.
►
Draai de bout volledig vast.
Als de kabel
volledig is opgerold, moet bij het verder draaien
van de bout geen weerstand meer worden
gevoeld.
►
Controleer of het wiel goed vlak tegen de
bodem aan ligt.
Verwijderen van het wiel
Wiel met wieldop
Demonteren: verwijder eerst de wieldop
door deze met behulp van de wielsleutel
bij de ventielopening los te wippen en
vervolgens los te trekken.
Monteren: breng de wieldop aan; plaats
daartoe de opening in lijn met het ventiel en
druk de wieldop vervolgens rondom vast met
de palm van uw hand.
Stilzetten van de auto
Parkeer de auto op een plaats waar u
het verkeer niet hindert en zorg ervoor dat
deze op een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond staat.
Auto met een handgeschakelde
versnellingsbak: schakel de eerste
versnelling in om de wielen te blokkeren,
trek de parkeerrem aan, tenzij deze in de
automatische stand staat, en zet het contact
af.
Auto met een automatische transmissie:
selecteer stand P om de wielen te blokkeren,
trek de parkeerrem aan, tenzij deze in de
automatische stand staat, en zet het contact
af.
Controleer of de lampjes van de parkeerrem
op het instrumentenpaneel blijven branden.
De inzittenden moeten de auto hebben
verlaten en zich op een veilige plaats
bevinden.
Plaats indien nodig een wielblok achter het
wiel kruislings tegenover het te verwisselen
wiel.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen op
de krik steunt; gebruik een bok.
► Verwijder de sierdop van de wielbouten met
het gereedschap ( 7) (lichtmetalen velgen). ►
Bevestig dop (
2
) op de wielsleutel (
5) en
draai de slotbout een omwenteling los.
►
Draai de overige wielbouten iets los met
alleen de wielsleutel ( 5
).
► Plaats het voetstuk van de krik (
6) op de
grond, recht onder een van de twee krikpunten
aan de voorzijde ( A) of achterzijde (B). Gebruik
het krikpunt dat zich het dichtste bij het te
verwisselen wiel bevindt.
► Draai de krik ( 6 ) uit totdat de kop van de krik
het krikpunt (A of B) raakt; het contactvlak van
Page 216 of 308
214
In geval van pech
Na het verwisselen van een wiel
Berg het wiel met de lekke band op in de
bagageruimte of, afhankelijk van de uitvoering,
verwijder de naafdop van het wiel en berg het op
de plaats van het reservewiel op.
Met een noodreservewiel
Schakel bepaalde rijhulpsystemen
uit (Active Safety Brake, Adaptieve
snelheidsregelaar enz.).
Rijd niet sneller dan 80 km/h.
Het is verboden om met meer dan één
noodreservewiel te rijden.
Laat het aanhaalmoment van de
wielbouten en de bandenspanning van
het reservewiel zo snel mogelijk door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats controleren.
Laat de lekke band controleren. Na inspectie
kan de monteur u vertellen of de band
kan worden gerepareerd of moet worden
vervangen.
het krikpunt (A of B) moet goed in het middelste
deel van de kop van de krik steken.
►
Krik de auto op totdat er voldoende
ruimte tussen het wiel en de grond is om het
reservewiel te monteren.
Zorg ervoor dat de krik stabiel staat. Op
een gladde of zachte ondergrond kan de
krik wegschuiven of wegzakken - Kans op
letsel!
Plaats de krik precies onder een van de
krikpunten ( A of B) onder de auto en
controleer of de kop van de krik goed
tegen het midden van het contactvlak van
het krikpunt drukt. Anders kan de auto
beschadigd raken en/of de krik inklappen -
Kans op letsel!
► Verwijder de wielbouten en leg ze op een
schone plaats.
►
V
erwijder het wiel.
Monteren van een wiel
Een reservewiel met stalen velg of
noodreservewiel monteren
Als de auto is voorzien van lichtmetalen
velgen, raken de ringen de stalen velg of
het noodreservewiel niet. Als de bouten
volledig zijn aangedraaid, zorgt het conische
draagvlak van de bouten voor de bevestiging
van het reservewiel.
► Plaats het wiel op de naaf.
► Draai de bouten met de hand vast.
►
Draai de slotbout met de wielsleutel ( 5
) en de
dop (2) handvast. ►
Draai de overige wielbouten met alleen de
wielsleutel ( 5
) handvast.
► Laat de auto weer volledig zakken.
► V ouw de krik (6) op en verwijder deze.
► Draai de slotbout met de wielsleutel ( 5 ) en de
dop (2) vast.
►
Draai de overige wielbouten met alleen de
wielsleutel ( 5
) vast.
►
Bevestig de doppen op de de wielbouten
(afhankelijk van de uitvoering).
►
Berg het gereedschap op.
Page 217 of 308
215
In geval van pech
8Na het verwisselen van een wiel
Berg het wiel met de lekke band op in de
bagageruimte of, afhankelijk van de uitvoering,
verwijder de naafdop van het wiel en berg het op
de plaats van het reservewiel op.
Met een noodreservewiel
Schakel bepaalde rijhulpsystemen
uit (Active Safety Brake, Adaptieve
snelheidsregelaar enz.).
Rijd niet sneller dan 80
km/h.
Het is verboden om met meer dan één
noodreservewiel te rijden.
Laat het aanhaalmoment van de
wielbouten en de bandenspanning van
het reservewiel zo snel mogelijk door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats controleren.
Laat de lekke band controleren. Na inspectie
kan de monteur u vertellen of de band
kan worden gerepareerd of moet worden
vervangen.
Een lamp vervangen
Onder bepaalde weersomstandigheden
(zoals een lage temperatuur of vocht)
kan er een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
ontstaan; dit verdwijnt als de lampen enkele
minuten branden.
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
–
Gebruik voor het schoonmaken van de
koplampen nooit een droge doek of een
schuur-, schoonmaak- of oplosmiddel.
–
Gebruik een spons met zeepwater of een
pH-neutraal product.
–
W
anneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te verwijderen,
houd de straal dan nooit langdurig op
de koplampen, de achterlichten en de
randen ervan gericht, om beschadiging
van de vernislaag en de afdichtrubbers te
voorkomen.
Bij het vervangen van lampen moet het
contact en de koplampen/lampen
minstens enkele minuten zijn uitgeschakeld
- risico op ernstige brandwonden!
Raak de lamp niet met de vingers aan, maar
gebruik een niet-pluizende doek.
Het is van belang dat u uitsluitend lampen
van het type anti-ultraviolet (UV) gebruikt om
beschadiging van de koplamp te voorkomen.
Vervang een kapotte lamp altijd door een
nieuwe lamp met dezelfde specificaties.
Vervang de lampen per paar om onbalans in
de verlichting te voorkomen.
Terugplaatsen van de lampunits
Voer de handelingen voor het
terugplaatsen in de omgekeerde volgorde van
het verwijderen uit.
Koplampen en andere
verlichting met ledlampen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de betreffende
typen (kop)lampen:
–
Koplampen met Full LED-technologie.
–
Zijrichtingaanwijzers.
–
V
erlichting zijkant.
–
Derde remlicht.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om dit
type lampen te laten vervangen.
Raak de "Full LED"-lampen niet aan.
Elektrocutiegevaar!
Page 218 of 308
216
In geval van pech
Dimlicht
► Trek aan de borglip om de beschermkap te
verwijderen.
► Trek de stekker naar achteren om deze los
te maken.
► Trek de lamp naar achteren om deze te
verwijderen.
► Vervang de lamp.
Grootlicht
► Trek aan de borglip om de beschermkap te
verwijderen.
► Draai de lamphouder een kwartslag en
verwijder deze.
► Verwijder de lamp en vervang deze.
Verlichting vóór
Uitvoering met koplampen met Full
LED-technologie
1.Richtingaanwijzers
2. Dimlicht/groot licht
3. Dagrijverlichting/parkeerlichten
4. Mistlampen
Uitvoering met halogeenkoplampen
1.Dagrijverlichting/parkeerlichten (led)
2. Dimlicht (H7)
3. Groot licht (HB3)
4. Richtingaanwijzers (PWY24W)
5. Mistlampen (H11)
De motorkap openen / Toegang tot de
lampen
Ga voorzichtig te werk bij een warme motor -
kans op brandwonden!
Wees voorzichtig met voorwerpen of kleding
die in de bladen van de koelventilator kunnen
komen - kans op verstikking!
Halogeenlampen (Hx)
Controleer om verzekerd te zijn van een
goede verlichtingskwaliteit of de lamp op de
juiste wijze in de behuizing is geplaatst.
Richtingaanwijzers
Als een controlelampje voor een richtingaanwijzer (links of rechts) sneller
knippert, betekent dit dat één van de lampen
aan die zijde defect is.
► Draai de stekker een kwartslag linksom.
► T rek de stekker van de lamp los.
►
V
erwijder de lamp en vervang deze.
De oranjekleurige lampen moeten
worden vervangen door lampen met
dezelfde kleur en eigenschappen.
Page 219 of 308
217
In geval van pech
8Dimlicht
► Trek aan de borglip om de beschermkap te
verwijderen.
►
T
rek de stekker naar achteren om deze los
te maken.
►
T
rek de lamp naar achteren om deze te
verwijderen.
►
V
ervang de lamp.
Grootlicht
► Trek aan de borglip om de beschermkap te
verwijderen.
►
Draai de lamphouder een kwartslag en
verwijder deze.
►
V
erwijder de lamp en vervang deze.
Mistlampen
► Steek een platte schroevendraaier in het
gaatje van het sierdeel.
►
Wip het sierdeel van de mistlamp los.
►
Gebruik een
Torx-schroevendraaier om de
twee bevestigingsschroeven van de module te
verwijderen.
►
Neem de module uit de behuizing.
► Haal de stekker van de lamphouder los.
► Draai de lamphouder een kwartslag en
verwijder deze.
►
Plaats de houder terug.
Voor het vervangen van deze lampen
kunt u ook terecht bij een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Achterlichten
1. Remlichten (led)
2. Parkeerlichten / dagrijverlichting (led)
3. Richtingaanwijzers (WY16W oranje)
4. Achteruitrijlichten (W16W)
5. Mistachterlicht (P21W)
Page 220 of 308
218
In geval van pech
Mistachterlichten (P21W)
Deze lampen zijn te vervangen vanaf de
buitenkant van de achterbumper.
► Steek uw hand onder de bumper.
► Draai de lamphouder een kwartslag en
verwijder deze.
► Draai de lamp een kwartslag en vervang de
lamp.
Raak de uitlaat niet aan als u de lamp
kort na het uitschakelen van het contact
vervangt - kans op brandwonden!
Kentekenplaatverlichting (W5W)
Open de achterklep tot halverwege om het
vervangen te vergemakkelijken.
► Steek een kleine schroevendraaier in de
spleet van het lampglas.
Richtingaanwijzers (op de schermen)
► Open de achterklep en maak het afdekpaneel
aan de betreffende zijde los.
►
Draai de bevestigingsbout van de
lampeenheid los met een pijpsleutel van 10 mm.
►
Plaats eerst een doek eronder om te
voorkomen dat de moer in het scherm valt.
►
Draai de bevestigingsmoer van de
lampeenheid met de hand los en verwijder de
moer
.
►
Haal de bevestigingsklem los terwijl u de
lamp iets naar achteren duwt.
► Verwijder de lampeenheid voorzichtig van
buitenaf door hem naar achteren en vervolgens
omhoog te trekken.
►
Haal de stekker van de lamp los.
►
Draai de lamphouder indien nodig een
kwartslag met een tang en verwijder deze.
►
V
erwijder de lamp en vervang deze.
Achteruitrijlichten (op de achterklep)
► Open de achterklep en steek vervolgens
een platte schroevendraaier in de uitsparing om
het afdekpaneel aan de betreffende zijde los te
maken.
►
Draai de bevestigingsbout van de
lampeenheid los met een pijpsleutel van 10 mm.
►
Draai de bevestigingsmoer van de
lampeenheid met de hand los en verwijder de
moer
.
►
Haal de bevestigingsklem los terwijl u de
lamp iets naar achteren duwt.
► Verwijder de lampeenheid voorzichtig van
buitenaf door hem naar achteren te trekken.
►
Haal de stekker van de lampeenheid los door
hem aan beide zijden in te drukken.
►
Draai de lamphouder een kwartslag en
verwijder deze.
►
V
erwijder de lamp en vervang deze.