Peugeot 508 2012 Handleiding (in Dutch)

Page 81 of 340

3
79
Comfort





Bagageafdekscherm
Verwijderen
Plaatsen
)Druk voorzichtig de vergrendeling (PRESS) in, het bagageafdekscherm wordt automatisch opgerold.
De flap Akan langs de leuning van de
achterbank worden neergeklapt.
) Knijp de bediening 1
in en licht hetbagageafdekscherm eerst aan het rechter uiteinde op, daarna aan het linker uiteindeen ver wijder het.

)
Plaats het linker uiteinde van het
oprolmechanisme in de uitsparing Bachter de achterbank. ) Knijp de bediening 1van het
oprolmechanisme in en bevestig het in de
uitsparing Crechts.)
Laat de bediening los om het
bagageafdekscherm te bevestigen. ) Rol het bagageafdekscherm af tot het vast
kan worden gezet aan de achterstijl.


(SW)

Page 82 of 340

80
!
i
Comfort









Gevarendriehoek (opbergen)
de gevarendriehoek uit te vouwen en te plaatsen uw reflecterendeveiligheidsvest aan.
De op
gevouwen gevarendriehoek (of de koker) moet de volgende afmetingen hebben:- A: lengte = 438mm, -
B: hoogte = 56 mm,
- C: breedte = 38mm.
Raadpleeg voor gebruik van de gevarendriehoek de gebruiksaanwijzing
van de fabrikant.

Berline
)
Druk op de nok 1
en trek het geheelnaar u toe.


SW
)
Draai aan de knop 2 om het deksel te
ver wijderen. ) Houd het deksel en de gevarendriehoek
tegen om te voorkomen dat ze vallen. In de binnenbekledin
g van het kofferdeksel is plaats voor een opgevouwen gevarendriehoek, al dan niet in een koker.
Op de weg plaatsen van de
gevarendriehoek
Plaatsingsafstand (in meter)
Binnenweg
Snelweg
Overdag's Nachts

50 m 80 m
150 m
Deze waarden zijn gebaseerd opinternationale richtlijnen. Houd u bij het plaatsen van de gevarendriehoek aan de ter plaatse geldende wettelijke voorschriften.

De
gevarendriehoek is leverbaar als
accessoire, raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
)Plaats de gevarendriehoek achter de
auto op de in de onderstaande tabel aangegeven afstand, afhankelijk van het
wegtype en de hoeveelheid buitenlicht.

Page 83 of 340

3
81
i
Comfort





Bagagenet voor hoge belading


Het net, dat aan de specifieke bovenste en
onderste bevestigingen wordt vastgemaakt,
zor
gt er voor dat de auto tot aan het dak kan
worden beladen:


- achter de voorstoelen (1e zitr ij) wanneer de achterbank is neergeklapt,

- achter de achterbank (2e zitrij).


Klap de achterbank niet op wanneer de oprolautomaat van het net op de rugleuning van de neergeklapte
achterbank is bevestigd. )
plaats de oprolautomaat van het net boven
de twee rails (op de achterzijde van de
neergeklapte achterbank),) de twee inkepingen A
moeten boven detwee rails B
zijn geplaatst. Schuif de tweerails Bin de inkepingen Aen druk de
oprolautomaat (in lengterichting) van rechts
naar links om deze te blokkeren
,) controleer of het net goed is vastgemaakt en goed gespannen is,
)
klap de achterbank neer, )
rol het bagagenet voor hoge belading uit
zonder het strak te spannen,) plaats een van de uiteinden van de metalenstang van het net in de desbetreffende
bovenste bevestiging 1,) trek aan de metalen stang van het net om
het andere uiteinde in de andere bovenstebevestiging 1
te plaatsen.
1e zitrij

(SW)

Page 84 of 340

82
Comfort
)rol de bagageafdekking op en ver wijder deze
ver volgens, )plaats het linker uiteinde van de oprolautomaat 2in de steun van de bagageafdekking, )plaats het rechter uiteinde van de
oprolautomaat 2
in de steun van debagageafdekking, vergrendel deze vervolgens (rode markering),)rol het bagagenet voor hoge belading vanaf
de achterbank uit, duw er daarbij tegenaan om het net los te maken uit de bevestigingshaken,
) plaats een van de uiteinden van de metalenstang van het net in de desbetreffendebovenste bevestiging 3,)
trek aan de metalen stang van het net en plaats het andere uiteinde in de andere
bovenste bevestiging 3,) controleer of het net goed is vastgemaakten goed gespannen is.
2e zitrij

Page 85 of 340

3
83
Comfort








Verwarming en ventilatie


Luchttoevoer

De lucht in het interieur wordt gefilterden wordt van buitenaf toegevoerd via het
luchtrooster onder de voorruit, of in het interieur
gerecirculeerd.
Bedieningspaneel

De lucht kan afhankelijk van de instellingen
van de bestuurder, voorpassagier of
achterpassagiers (afhankelijk van het
uitrustingsniveau) via verschillende circuits
worden toegevoerd.
Stel de temperatuurregeling in: de lucht van de
verschillende circuits wordt gemengd om hetgewenste comfor tniveau te bereiken.
Stel de luchtverdeling in met de desbetreffende(combinatie van) toetsen: de lucht wordt via de gewenste uitstroomopeningen verdeeld.
Stel de luchtopbrengst in: de aanjagersnelheid
wordt verhoogd of verlaagd.
De bedieningsschakelaars bevinden zich ophet paneel A
van de middenconsole.
1.Uitstroomopeningen voor het ontdooien of ontwasemen van de voorruit. 2.
Uitstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de zijruiten.
3. Afsluitbare en verstelbare zijventilatieroosters. 4.
Afsluitbare en verstelbare middelsteventilatieroosters.5
.Uitstroomopeningen beenruimte
voorpassagiers.
6. Afsluitbare en verstelbare ventilatieroostersvoor de achterpassagiers.
7.Uitstroomopeningen beenruimte
achterpassagiers.
Luchtverdeling
De ventilatie zorgt voor een optimaal comforten zicht in het interieur.

Page 86 of 340

84
i
Comfort
Neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de volgende gebruiksadviezen in acht: )Als de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto lang in de zon heeft gestaan,
kunt u het passagierscompartiment kort ventileren. Zet de knop van de luchtopbrengst zodanig dat de interieurlucht goed ver verst wordt. )Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur deuitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters en overige uitstroomopeningen en de ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven.)Kies onder normale omstandigheden altijd voor de toevoer van buitenlucht; bij langdurig gebruik van de luchtrecirculatie in het interieur kunnen de voorruit en de zijruiten beslaan. )Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient voor de regeling van de automatische airconditioning. )Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het systeem in perfecte staat te houden. )Controleer regelmatig de staat van het interieurfilter en laat de filterelementen periodiekver vangen (zie het hoofdstuk "Controles"). Wij raden u een gecombineerd interieurfilter aan. Dankzij het speciale toegevoegdeactieve filter draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schooninterieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).)Als de airconditioning werkt, gebruikt deze een klein deel van het motor vermogen. Dit heeft een hoger brandstofverbruik tot gevolg. Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor. Condensvorming in de airconditioning kan er toe leiden dat er zich een klein plasje water onder de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel.
)Laat de airconditioning regelmatig controleren om het systeem in per fecte staat te houden.)Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT- net wer k of een gekwalificeerde werkplaats.
Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning


Het airconditioningssysteem is chloor vrijen is niet schadelijk voor de ozonlaag.

Page 87 of 340

3
85
Comfort
Handbediende airconditioning


De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.
1. Temperatuurregeling
)
Draai de knop van links (koel)naar rechts (warm) om de
temperatuur naar behoefte in te
stellen.

2. Luchtopbrengstregeling
)
Druk op deze toets"gevulde ventilator"om de
luchtopbrengst te verhogen.
Afhankelijk van de gevraagde
waarde wordt de desbetreffende
rij LED's geleidelijk gevuld.
) Druk op deze toets "lege ventilator"
om de luchtopbrengst te verlagen.



3. Luchtverdeling
)
Druk op de desbetreffende toets voor:
Voorruit en zijruiten.
Centrale ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
B
eenruimte.
A
fhankelijk van uw behoeften kunt u twee instellingen combineren of de drie instellingen gezamenlijk selecteren.

Page 88 of 340

86
Comfort
4. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie
)
Druk op deze toets om de
lucht in het interieur te laten
recirculeren. Het lampje
brandt om aan te geven dat de
luchtrecirculatie is ingeschakeld.
) Druk nogmaals op de toetsom de toevoer van buitenlucht
weer in te schakelen. Het lampjegaat uit.

De toevoer van buitenlucht voorkomt hetbeslaan van de voorruit en zijruiten.
De recirculatiestand dient om de luchttoevoer af te sluiten bij stank en stofoverlast.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer vanbuitenlucht weer in om te voorkomen dat deluchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat ende ruiten beslaan.
5. Airconditioning aan/uit
De airconditioning werkt doeltreffendin elk jaargetijde, mits de ruiten zijn gesloten.

Het systeem stelt u in staat:


- de temperatuur in het interieur 's zomers
te verlagen,

- in de winter bi
j temperaturen boven 3°Cbeslagen ruiten snel te ontwasemen.

Aan
)
Druk op de toets "A/C". Het desbetreffendegroene verklikkerlampje gaat branden. De airconditioning werkt niet als de
regeling voor de luchtopbrengst isuitgeschakeld.

Uit
)
Druk nogmaals op de toets "A/C"
. Het
desbetreffende groene verklikkerlampjegaat uit.
Als de airconditioning is uitgeschakeld, kunnen
onaangename verschijnselen optreden (vocht,beslagen ruiten).

6. Automatisch programma"Zicht"
Zie de paragraaf "Ontdooiing -Ontwaseming vóór".

Page 89 of 340

3
87
i
Comfort





Automatische airconditioning met gescheiden regeling


Automatische werking


1. Automatisch programma "Comfort"
)
Druk op deze toets "AU TO "
. Het lampje gaat branden.

Het is raadzaam deze stand te gebruiken:het systeem regelt de temperatuur, de luchtopbrengst, de luchtverdeling naar de luchtroosters en de luchtrecirculatie
automatisch en optimaal aan de hand van de
door u ingestelde waarde.
Het systeem kan tijdens alle seizoenen effectief gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten.
Om bij koude motor de toevoer vankoude lucht te beperken, wordt deaanjagerregeling geleidelijk op het optimale niveau gebracht. Bij koud weer wordt de warme lucht uitsluitend naar de voorruit, de zijruiten en de beenruimte van de passagiers verdeeld.


2 - 3. Regeling bestuurders-/passagierszijde

De bestuurder en de voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk naar wens instellen.
De op het displa
y weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op de werkelijke temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit.
)Draai de knop 2of 3naar links(blauw) of naar rechts (rood) om
deze waarde te verlagen of te
verhogen.
Voor een optimaal comfor t wordt de waarde
21 aanbevolen. Niettemin is afhankeli
jk
van uw wensen een a
fstelling tussen 18 en
24 gebruikelijk.
Voor een optimaal comfor t is het raadzaam
dat het verschil in instelling links en rechts niet
meer dan
3 bedraagt.
De airconditionin
g werkt uitsluitend bij draaiende motor.

Page 90 of 340

88
i
i
i
Comfort
Als de temperatuur in de auto bij het instappen veel lager of hoger is dan de ingestelde waarde, heeft het geen zin om voor het gewenste comfort de ingestelde waarde te wijzigen. Het systeem compenseer tautomatisch en zo snel mogelijk het temperatuurverschil.
4. Automatisch programma "Zicht"
Om het interieur maximaal te verkoelenof te ver warmen is het mogelijk de minimale waarde 14 of de maximalewaarde 28 te overschrijden. )
Draai de knop 2
of 3
naar links totdat "LO"
verschijnt of naar
rechts totdat "HI"verschijnt. Zie para
graaf "Ontwaseming -
ontdooiing vóór".
)Druk op deze toets om
de instellingen van de
passa
gierszijde af te stemmen op die van de bestuurderszijde(centrale regeling). Het lampje
van de toets gaat branden.


Al naar gelang uw wensen kunt u de
automatische bediening van het systeem handmatig aanpassen. De overige functies
worden automatisch geregeld.)Druk op de toets "AUTO"
om het systeem
weer volledig automatisch te laten
functioneren.


Handmatig instellen


5. Centrale regeling/gescheidenregeling

De airconditioning functioneer t, als de ruiten gesloten zijn, optimaal in elk seizoen.


6. Airconditioning aan/uit

Dit systeem maakt het mogelijk om:


- in de zomer de temperatuur in het interieur
te verla
gen,

- in de winter, bij temperaturen hoger dan
3°C, de ruiten sneller te ontwasemen.


7. Maximale werking airconditioning

Als u de temperatuur van de lucht in het interieur tijdelijk wilt verlagen,
drukt u op deze toets; de aanduiding"LO"
wordt weergegeven.
Druk nogmaals op de toets om terug te gaannaar de vorige instellingen.

Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt dat zolang devoorruitontwaseming in werking is, de STOP-functie niet beschikbaar is. Inschakelen
) Druk op de toets "A/C"
, het desbetreffende lampje gaat groen branden. De airconditioning werkt niet als de regelingvoor de luchtopbrengst is uitgeschakeld.
Uitschakelen)
Druk nogmaals op de toets "A/C", het groene lampje dooft.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
negatieve effecten hebben (vocht, condens).

Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 ... 340 next >