sensor Peugeot 508 2019 Handleiding (in Dutch)

Page 63 of 320

61
F ga vervolgens op dezelfde manier verder met de passagiersstoel.
De wijzigingen worden onmiddellijk doorgevoerd.
Zodra het systeem is ingeschakeld, wordt
een één uur durende massagecyclus gestart,
bestaande uit sessies van 6 minuten massage
en 3 minuten pauze.
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld
aan het einde van de cyclus; het lampje van de
toets gaat uit.
Stuurwielverstelling
F Trek bij stilstaande auto aan de hendel om
het stuurwiel te ontgrendelen.
F

V
erstel het stuur wiel in hoogte en diepte
voor een optimale zithouding.
F

D
uw tegen de hendel om het stuur wiel te
vergrendelen.
Deze afstellingen mogen uit
veiligheidsoverwegingen uitsluitend
worden uitgevoerd als de auto stilstaat.
Spiegels
Buitenspiegels
De verstelbare buitenspiegels zorgen voor
het benodigde zicht naar achteren bij een
inhaalmanoeuvre of het parkeren van de auto.
De buitenspiegels kunnen ook worden
ingeklapt voor het parkeren in kleine ruimtes.
Uitvoeringen met "elektrochromatische"
spiegels beschikken over een aan een
lichtsensor gekoppeld systeem dat de spiegel
verduistert, zodat de bestuurder minder hinder
ondervindt van bijvoorbeeld een laagstaande
zon of de koplampen van achteropkomend
verkeer.
Ontwasemen – ontdooien
Als uw auto voorzien is van
spiegelver warming, kunt u deze
inschakelen door op de toets van de
achterruitverwarming te drukken.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
Instellingen
Uit veiligheidsoverwegingen moet u de
spiegels zo afstellen dat de dode hoek
minimaal is.
De objecten die u in de spiegel ziet zijn
dichterbij dan ze lijken.
Hiermee moet rekening worden
gehouden om de afstand ten opzichte van
achteropkomend verkeer goed in te schatten.
F Beweeg de schakelaar A naar rechts of links om de desbetreffende buitenspiegel te
selecteren.
F

D
uw de knop B in een van de vier richtingen
om de spiegel af te stellen.
F

Ze
t de schakelaar A weer in de
middenstand.
meer informatie over het ontwasemen en
ontdooien van de achterruit .
3
Ergonomie en comfort

Page 64 of 320

62
Inklappen
F Van buitenaf: vergrendel de auto met de afstandsbediening of "Keyless entry en start".
F
V

anuit het interieur: trek bij aangezet contact
de schakelaar A vanuit de middelste stand
naar achteren.
Als de buitenspiegels zijn ingeklapt met behulp
van de schakelaar A , worden ze niet automatisch
uitgeklapt als de auto wordt ontgrendeld. Trek in dat
geval nogmaals de schakelaar A naar achteren.
Uitklappen
F Van buitenaf: ontgrendel de auto met de
afstandsbediening of het "Keyless entry en
start"-systeem.
F

V
anuit het interieur: trek bij aangezet
contact de schakelaar A vanuit de middelste
stand naar achteren.
Automatisch kantelen buitenspiegels
bij het achteruitrijden
De buitenspiegels kunnen bij het achteruit
inparkeren automatisch naar de grond worden
gericht.
Zodra bij draaiende motor de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld, wordt het spiegelglas van de
spiegels naar de grond gericht.
Ze keren terug naar de oorspronkelijke stand:
-

e
nkele seconden nadat uit de
achteruitversnelling is geschakeld,
-

z
odra sneller wordt gereden dan 10 km/h,
-

a
ls de motor wordt afgezet.Deze functie kan worden geactiveerd
of gedeactiveerd via het tabblad
Voertuiginstellingen in het menu
Rijden/Auto van het touchscreen.
Binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een
antiverblindingsstand waardoor de spiegel
donkerder wordt en de bestuurder minder
hinder onder vindt van bijvoorbeeld de zon
en van de koplampen van achteropkomend
verkeer.
"Elektrochromatische"
binnenspiegel
Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die
vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel
valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en
automatisch over van de dag- in de nachtstand.
Zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt de spiegel in de
dagstand gezet voor een maximaal zicht
naar achteren.
Het automatisch inklappen en uitklappen
van de buitenspiegels bij het vergrendelen
en ontgrendelen met de afstandsbediening
kan worden ingesteld in het touchscreen via
het menu Rijden
/Voertuig .
Indien nodig kunnen de buitenspiegels
handmatig worden ingeklapt.
Ergonomie en comfort

Page 68 of 320

66
Luchtverdeling
1.Uitstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de voorruit.
2. Uitstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de zijruiten vóór.
3. Afsluitbare en verstelbare buitenste
ventilatieroosters. 4.
Afsluitbare en verstelbare middelste
ventilatieroosters.
5. Uitstroomopeningen voetenruimte
voorpassagiers.
6. Uitstroomopeningen voetenruimte
achterpassagiers.
7. Verstelbare ventilatieroosters.
Praktische informatie
Gebruik van de ventilatie en
airconditioning
F
L

et erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het
interieur de uitstroomopening
onder de voorruit, de verschillende
luchtkanalen, ventilatieroosters en
overige uitstroomopeningen alsmede de
ventilatieopening in de bagageruimte vrij
moeten blijven.
F
D

ek de zonnesensor op het dashboard
niet af; deze wordt gebruikt voor
het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
F
Z

et de airconditioning minstens één tot
twee keer per maand 5 tot 10 minuten
aan om het systeem in per fecte staat te
houden.
F
G

ebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken
van een aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan de
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de motor.
F Voor de buitenste ventilatieroosters: zet de knop in de middelste stand en beweeg hem
zijwaarts richting het portier.
F

V
oor de middelste ventilatieroosters: zet de
knop in de middelste stand en beweeg hem
zijwaarts naar u toe.
Sluiten van de ventilatieroosters
Ergonomie en comfort

Page 70 of 320

68
$872
)$67
$872
1250$/
62)7
$872
Het inschakelen van de airconditioning,
de temperatuur, de luchtopbrengst en
de luchtverdeling in het interieur worden
automatisch geregeld.
Temperatuurregeling
De bestuurder en voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk en naar eigen wens
instellen.
De weergegeven waarde heeft betrekking op
een bepaald comfortniveau en niet op een
exacte temperatuur.
F
D
ruk op een van de toetsen 1 om de waarde
te verhogen of te verlagen.
Het is raadzaam het verschil tussen de instellingen
links en rechts niet meer dan 3°C te laten bedragen.
Automatisch
comfortprogramma
Als het lampje van de toets brandt, werkt
het airconditioningssysteem automatisch:
afhankelijk van het comfortniveau dat u hebt
geselecteerd, zorgt het systeem voor een
optimale temperatuur, luchtopbrengst en
luchtverdeling in het interieur.
De intensiteit van het automatische
comfortprogramma kan worden ingesteld
door op de secundaire pagina een van de
instellingen te selecteren. Deze pagina kan
worden geopend via de toets " OPTIES". Druk om de door het desbetreffende lampje
aangegeven instelling te wijzigen meerdere
keren op toets 9 tot de gewenste instelling
wordt weergegeven:
"Normaal ": voor het
beste compromis tussen
thermisch comfort en
een laag geluidsniveau
(standaardinstelling).
" Snel ": voor een doeltreffende
en dynamische luchttoevoer.
Gebruik de instelling " Normaal" of "Snel " om
het comfort te waarborgen van de passagiers
op de achterstoelen.
Deze instelling kan uitsluitend samen met de
automatische stand worden gebruikt. Als de
stand AUTO echter wordt uitgeschakeld, blijft
het lampje van de geselecteerde instelling
branden.
Als de intensiteit wordt gewijzigd ter wijl de
stand AUTO is uitgeschakeld, wordt deze stand
hierdoor niet ingeschakeld. Om bij koud weer en koude motor de
toevoer van koude lucht in het interieur
te beperken, wordt de luchtopbrengst
geleidelijk vergroot tot de gewenste
comfortwaarde is bereikt.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan
de ingestelde waarde, heeft het geen
zin om voor een optimale temperatuur
de ingestelde waarde te wijzigen. Het
systeem compenseert automatisch en zo
snel mogelijk het temperatuurverschil.
Automatisch programma
"Zicht"
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het ontdooien/
ontwasemen van de voorruit
.
Functie "Air Quality
System" (AQS)
Met behulp van een luchtkwaliteitssensor
schakelt deze functie automatisch de
recirculatie van de interieurlucht in als een
bepaalde grenswaarde voor de ver vuiling van
de buitenlucht wordt bereikt.
Als de luchtkwaliteit weer voldoende is,
wordt de recirculatie van de interieurlucht
automatisch uitgeschakeld.
"Langzaam ": voor een aangenaam
comfort en een zo laag mogelijk
geluidsniveau, aangezien de
aanjagersnelheid beperkt wordt.
Ergonomie en comfort

Page 88 of 320

86
Lichtschakelaar
Hoofdverlichting
Draai aan de ring om het symbool van de gewenste
stand tegenover het merkteken te zetten.
Automatische verlichting/
dagrijverlichting.
Alleen parkeerlichten.
Dimlicht of grootlicht.
" Highway-functie "
Bij de uitvoeringen met "Full
LED"-koplampen wordt vanaf een
wagensnelheid van 110 km/h het bereik
van de lichtbundel van de dimlichten
automatisch vergroot. "Peugeot Adaptive LED Technology"
Bij de uitvoeringen met 3D LED-
achterlichten wordt de helderheid
automatisch aangepast voor een optimaal
zicht, zowel overdag als 's nachts.
Overschakelen van dim- naar
grootlicht
In de stand "
AUTO" en parkeerverlichting
kunt u het grootlicht tijdelijk inschakelen (een
lichtsignaal geven) door de lichtschakelaar naar
u toe te trekken.
Weergave
Een verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel geeft aan dat de
geselecteerde verlichting is ingeschakeld.
Een defecte lamp wordt gesignaleerd
door het permanent branden van dit
lampje in combinatie met de weergave
van een melding en een geluidssignaal.
Mistachterlichten
Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, is het gebruik van
de mistachterlichten niet toegestaan. Ze
zijn onder deze omstandigheden namelijk
verblindend voor medeweggebruikers. Ze
mogen alleen worden gebruikt bij mist of
sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden
dient u de mistlampen vóór en het
dimlicht handmatig in te schakelen,
omdat de lichtsensor voldoende licht kan
waarnemen.
Schakel de mistverlichting uit zodra deze
niet meer nodig is.
De mistachterlichten werken in
combinatie met het dimlicht of het
grootlicht.
F

D
raai de ring naar voren om de
mistverlichting in te schakelen.
Wanneer de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (stand " AUTO"), blijven de
mistverlichting en het dimlicht branden.
F

D
raai de ring naar achteren om de
mistverlichting uit te schakelen.
Trek de hendel naar u toe om over te schakelen
van dim- naar grootlicht en terug.
Verlichting en zicht

Page 91 of 320

89
Automatisch inschakelen
van de verlichting
Met behulp van een lichtsensor worden de
kentekenplaatverlichting, de achterlichten en
het dimlicht automatisch ingeschakeld wanneer
de ring in de stand "AUTO" staat en de
lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is.
De verlichting kan ook, in geval van neerslag,
gelijktijdig met het automatisch inschakelen van
de ruitenwissers vóór worden ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is
of nadat het wissen is gestopt.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor gaat de
verlichting branden, wordt dit pictogram
weergegeven op het instrumentenpaneel
in combinatie met een geluidssignaal en/of
een melding.
Neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Dek de met de regensensor
gecombineerde lichtsensor, die zich in het
midden aan de bovenzijde van de voorruit
achter de binnenspiegel bevindt, niet af.
De aan de sensor gekoppelde functies
worden dan niet meer bediend. Bij mist of sneeuw kan de zonlichtsensor
ten onrechte voldoende licht waarnemen.
De verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld.
Follow me home-
verlichting
Automatisch
Als de ring in de stand "
AUTO" staat, wordt bij
gering omgevingslicht het dimlicht automatisch
ingeschakeld zodra u het contact uitschakelt.
Handmatig
Inschakelen/uitschakelen
F G eef bij afgezet contact een "lichtsignaal"
met de lichtschakelaar om de functie in/uit
te schakelen.
De handbediende follow me home-verlichting
wordt na een bepaalde tijd automatisch
uitgeschakeld.
Automatische
instapverlichting buitenzijde
Als de functie "automatische verlichting" is
geactiveerd, gaan bij een geringe lichtsterkte
van de omgeving na het vergrendelen van
de auto de parkeerlichten, het dimlicht en de
instapverlichting in de buitenspiegels branden.
U kunt de functie in- en
uitschakelen en de tijdsduur van
de instapverlichting instellen via
het menu Rijden /Auto van het
touchscreen.
U kunt de functie in- en uitschakelen
en de tijdsduur van de follow me
home-verlichting instellen via
het menu Rijden
/Auto van het
touchscreen.
4
Verlichting en zicht

Page 99 of 320

97
Automatische
ruitenwissers
In de stand AUTO worden de ruitenwissers
automatisch ingeschakeld als regen wordt
gedetecteerd. De snelheid van de ruitenwissers
wordt aangepast aan de hoeveelheid neerslag.
De regen wordt gedetecteerd door een
regensensor die zich in het midden aan de
bovenzijde van de voorruit bevindt, achter de
binnenspiegel.
Inschakelen
F Duw de hendel kort omlaag.
De ruitenwissers maken één slag om het
inschakelen te bevestigen.Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden en
er verschijnt een melding.
Uitschakelen
F Duw de hendel nog een keer kort omlaag of zet de hendel in een andere stand ( Int., 1 of 2 ).
Dit lampje op het instrumentenpaneel
gaat uit en er verschijnt een melding.
Elke keer als het contact meer dan 1
minuut is afgezet, moet u de automatische
werking van de ruitenwissers opnieuw
activeren door de hendel één keer omlaag
te duwen.
Storing
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in
de intervalstand.
Laat ze controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Dek de regensensor, die zich gecombineerd
met de lichtsensor in het midden van
de voorruit bevindt, niet af. Schakel de
automatische werking van de ruitenwissers
uit als de auto wordt gewassen in
een wasstraat. Wacht 's winters met
het inschakelen van de automatische
ruitenwissers tot de voorruit ontdooid is.
4
Verlichting en zicht

Page 107 of 320

105
Plaatsen
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
-
d
ient deze strak om het lichaam te
worden gedragen,
-

m
oet deze in een vloeiende beweging
naar voren worden getrokken, zonder
dat de gordel gedraaid raakt,
-

m
ag deze door niet meer dan één
persoon worden gedragen,
-

m
ag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen,
-

m
ag er om te voorkomen dat de gordel
niet goed werkt, niets aan worden
gewijzigd.
Aanbevelingen voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner
dan 1,50 m gebruik van een geschikt
kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer
dan één kind gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten
tijdens het rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over kinderzitjes .Onderhoud
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften
moeten werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats, om te garanderen dat de
werkzaamheden volgens de voorschriften
worden uitgevoerd.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig controleren door een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats,
vooral als de gordels beschadigingen
vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of
een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar
bij dePEUGEOT-dealer.
In het geval van een aanrijding
De pyrotechnische gordelspanner kan,
afhankelijk van de aard en de kracht
van de aanrijding , vóór en onafhankelijk
van de airbags afgaan. Het afgaan van
de gordelspanners gaat gepaard met wat
onschadelijke rook en een knal, als gevolg
van de activering van de pyrotechnische
lading die in het systeem is geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikkerlampje
van de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen
door een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Airbags
Algemeen
De airbags zijn speciaal ontworpen om de veiligheid
van de inzittenden (uitgezonderd de passagier
op de middelste zitplaats achterin) bij ernstige
aanrijdingen te verbeteren. De airbags vormen een
aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels
met spankrachtbegrenzers (uitgezonderd de
veiligheidsgordel van de middelste zitplaats
ac hte r i n).
Bij een aanrijding registreren en analyseren de
elektronische schoksensoren de frontale en
zijdelingse krachten waaraan de detectiezones voor
een aanrijding worden blootgesteld:
-

b
ij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af en verbeteren ze de bescherming
van de inzittenden van de auto; direct na de
aanrijding ontsnapt het gas snel uit de airbags,
zodat het zicht niet wordt belemmerd en de
inzittenden de auto eventueel kunnen verlaten,
-

b
ij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen
waarbij de auto over de kop slaat, treden de
airbags niet in werking. De veiligheidsgordels
helpen u in deze situaties voldoende te
beschermen.
De airbags werken alleen als het
contact is ingeschakeld.
De airbags werken slechts één keer.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend ongeval),
worden de airbags niet meer opgeblazen.
5
Veiligheid

Page 111 of 320

109
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met
daarvoor goedgekeurde stoelhoezen,
die in combinatie met zijairbags gebruikt
kunnen worden. Voor informatie over de
stoelhoezen die geschikt zijn voor uw auto
kunt u zich wenden tot het PEUGEOT-
netwerk.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning
van de stoelen (kleding...): dit zou bij het
afgaan van de zijairbags kunnen leiden tot
verwondingen aan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het
portierpaneel zitten.
De portierpanelen van de voorportieren
bevatten de zijdelingse schoksensoren
van de auto.
Schade aan het portier of het uitvoeren
van werkzaamheden (wijzigingen of
reparaties) die niet aan de voorschriften
voldoen, kan ertoe leiden dat deze
sensoren niet meer goed werken – In dat
geval werken de zijairbags mogelijk niet!
Laat werkzaamheden aan de
voorportieren uitsluitend uitvoeren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.Actieve motorkap
Het afgaan van de actieve motorkap
gaat gepaard met wat onschadelijke
rook en een knal, als gevolg van de
activering van de pyrotechnische lading
die in het systeem is geïntegreerd.
Het verklikkerlampje van de airbag gaat
branden.
Probeer na de activering van het systeem
de motorkap niet te openen of te sluiten.
Neem contact op met een bergingsbedrijf
of ga naar de dichtstbijzijnde Peugeot-
dealer of gekwalificeerde werkplaats,
zonder sneller dan 30 km/h te rijden.
Zet de bestuurdersstoel hoger – Kans op
verminderd zicht! Dit systeem werkt slechts één keer. Als
er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend ongeval),
wordt de actieve motorkap niet meer
geactiveerd.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw
auto het systeem controleren.
Voer zelf geen werkzaamheden uit aan
de pyrotechnische systemen onder de
motorkap in de buurt van de gasdempers
– Kans op explosie!
Laat werkzaamheden aan dit systeem
alleen door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats uitvoeren.Storing
Als dit lampje op het
instrumentenpaneel gaat branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display
van het instrumentenpaneel, laat
het systeem dan controleren door
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
De kans bestaat dat de actieve
motorkap bij een ernstige aanrijding
niet wordt geactiveerd.
De actieve motorkap is ontwikkeld om een
voetganger te beschermen als deze frontaal
door de auto wordt aangereden.
5
Veiligheid

Page 138 of 320

136
Verlaat de auto niet in de korte periode dat
u de Hill Start Assist gebruikt.
Als u de auto moet verlaten ter wijl de
motor draait, trek de parkeerrem dan
handmatig aan en controleer of het lampje
van de parkeerrem en het lampje P op de
hendel permanent branden.
De functie Hill Start Assist kan niet worden
uitgeschakeld. Maar als de parkeerrem
wordt aangetrokken om de auto stil te
zetten, wordt de werking van de functie
onderbroken.
Werking
Als de auto bergopwaar ts stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden als u het
rempedaal loslaat:
-
b
ij een handgeschakelde versnellingsbak
de eerste versnelling of de neutraalstand is
ingeschakeld,
-

a
ls bij de automatische transmissie de stand
D of M is ingeschakeld. Als de auto bergafwaar ts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden als u
het rempedaal loslaat.
Storing
Bij een storing in het systeem gaan deze lampjes
branden.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren.
Active Suspension Control
Dit veersysteem is zelfregelend op basis van
de volgende parameters: de staat en het profiel
van de weg, de belading van de auto, de rijstijl
en de geselecteerde rijstand.
Het systeem wordt geregeld door een
De stand kan geselecteerd worden met behulp
van de rijstandselectie op de middenconsole.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de rijstanden
.
elektronische eenheid, die gebruikmaakt van
de gegevens afkomstig van verschillende
sensoren om op basis van deze parameters
een optimaal dempingsniveau van elke
schokdemper te verkrijgen.
Het systeem heeft drie standen: Comfort
,
Normal en Sport .
In de stand Comfort gaat de voorkeur uit naar
een zachte demping voor meer comfort op een
slecht wegdek.
De stand Normal biedt het beste compromis
tussen comfort en weggedrag.
In de stand Sport gaat de voorkeur uit naar
een stugge demping om het overhellen van de
carrosserie te beperken.
Rijstanden
Afhankelijk van de specifieke instellingen
van de auto zijn deze diverse rijstanden
beschikbaar.
De selectie van de rijstanden is afhankelijk van
de voorzieningen van de auto.
Elke keer dat het contact wordt aangezet, wordt
standaard " Normaal" geselecteerd.
Rijden

Page:   1-10 11-20 21-30 next >