Peugeot 508 2020 Handleiding (in Dutch)

Page 171 of 276

169
Praktische informatie
7Regeleenheid

POWER
Groen: elektrische verbinding tot stand
gebracht; het laden kan beginnen.
CHARGE
Knippert groen: bezig met laden of
voorverwarming geactiveerd.
Brandt permanent groen: laden voltooid.
FAULT
Rood: storing; laden niet toegestaan of
moet onmiddellijk worden gestopt. Controleer
of alle aansluitingen in orde zijn en of de
elektrische installatie niet defect is.
Als het lampje niet uit gaat, neem dan
contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als u de laadkabel in een stopcontact steekt,
gaan alle lampjes kort branden.
Als er geen lampjes gaan branden, controleer
dan de zekering van het stopcontact. –

Als de zekering is gesprongen, neem dan
contact op met een elektricien om te controleren
of uw elektrische installatie geschikt is en
eventuele reparaties uit te voeren.


Als de zekering niet is gesprongen, gebruik
de laadkabel dan niet en neem contact op met
een PEUGEOT
-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Aanbevelingen op het label van de
regeleenheid1. Lees voor gebruik het instructieboekje.
2. Bij verkeerd gebruik van deze laadkabel
kunnen er brand, schade aan eigendommen
en ernstig of dodelijk letsel door elektrocutie
ontstaan!
3. Gebruik altijd een goed geaard stopcontact,
beschermd door een aardlekschakelaar van
30 mA.
4. Gebruik altijd een stopcontact met zekering,
geschikt voor de stroomsterkte van het
elektrische circuit. 5.
Het gewicht van de regeleenheid mag niet
door het stopcontact, de stekker en de
kabels worden gedragen.
6. Gebruik deze laadkabel nooit als hij defect
of beschadigd is.
7. Probeer deze laadkabel nooit te repareren
of te openen. Deze kabel heeft geen
onderdelen die kunnen worden gerepareerd
- vervang de laadkabel als deze beschadigd
is.
8. Dompel deze laadkabel nooit onder in water.
9. Gebruik deze laadkabel nooit met een
verlengsnoer, een multistekker, een
omvormeradapter of een beschadigd
stopcontact.
10. Stop het laden niet door de stekker uit het
stopcontact te trekken.
11 . Forceer de stekker niet als deze op de
aansluiting van de auto is vergrendeld.
12. Stop onmiddellijk met laden door de auto
met de afstandsbediening te vergrendelen
en daarna te ontgrendelen als de laadkabel
of het stopcontact zeer heet aanvoelen.
13. Deze laadkabel bevat onderdelen die
elektrische bogen of vonken kunnen
veroorzaken. Stel deze kabel niet bloot aan
ontvlambare dampen.
14. Gebruik deze laadkabel alleen bij auto's van
het merk PEUGEOT.
15. U mag de stekker nooit met natte handen in
het stopcontact steken of eruit halen.

Page 172 of 276

170
Praktische informatie
Laden van de
tractiebatterij (hybride)
Om de tractiebatterij volledig op te laden moet
u de laadprocedure zonder onderbrekingen
volgen tot de procedure automatisch wordt
beëindigd. Het laden kan direct beginnen of op
een geprogrammeerd tijdstip.
Geprogrammeerd laden wordt via het
touchscreen of de MyPeugeot App
ingesteld.
Uit veiligheidsoverwegingen start de
motor niet als de laadkabel is
aangesloten op de laadaansluiting van de
auto. Er wordt een waarschuwing op het
instrumentenpaneel weergegeven.
De laadvoortgang wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven. Nadat het
instrumentenpaneel in de stand-bymodus is
gezet, kan deze informatie opnieuw worden
weergegeven door de auto te ontgrendelen of
een portier te openen.
U kunt het laadproces ook in de gaten
houden met de MyPeugeot
App.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de op afstand bedienbare
functies.
Voorzorgsmaatregelen
Hybride auto's zijn ontwikkeld in
overeenstemming met de richtlijnen voor
maximale elektromagnetische velden, zoals
uitgegeven door de International Commission
on Non-Ionizing Radiation Protection
(ICNIRP -
Richtlijnen 1998).
Dragers van pacemakers of vergelijkbare
apparaten moeten een arts raadplegen
over eventueel te nemen voorzorgsmaatregelen
of contact opnemen met de fabrikant van hun
geïmplanteerde elektronische medische
apparaat om na te vragen of het apparaat
gegarandeerd werkt in een omgeving die voldoet
aan de richtlijnen van de ICNIRP.
Bij twijfel
Tijdens het opladen: blijf niet in de auto
of in de nabijheid van de auto, de laadkabel of
de lader, zelfs niet voor korte tijd.
Voorafgaand aan het laden
Afhankelijk van de situatie:


Laat een elektricien controleren of
de elektrische installatie voldoet aan de
geldende normen en geschikt is voor het
opladen van de auto.



Laat een voor de auto geschikt specifiek
stopcontact of een voor de auto geschikte
lader voor versneld laden (wallbox) monteren
door een professionele elektricien.
Gebruik de laadkabel die bij de auto wordt
meegeleverd.
(Tijdens het laden)
Voer nooit werkzaamheden uit onder de
motorkap:


Sommige gebieden blijven zeer heet, tot
zelfs 1 uur nadat het laden is beëindigd

- kans
op brandwonden!


De ventilator kan op elk moment
inschakelen - kans op snijwonden of
verstikking!
Na het laden
Controleer of de laadklep is gesloten.
Laat de kabel na het laden niet in het
stopcontact zitten - kans op kortsluiting of
elektrocutie als de kabel nat wordt of in water
terechtkomt!
Laadprocedure
Aansluiten
► Controleer of de selectiehendel in stand P
staat en het contact is afgezet voordat u begint
met laden, anders is het laden niet mogelijk.


Open de laadklep door op de drukknop te
drukken en controleer of er geen vuil aanwezig

is
op de laadstekker.
De lampjes op de klep gaan wit branden.

Page 173 of 276

171
Praktische informatie
7Opladen via een normaal stopcontact
(type 2)




► Sluit de laadkabel aan de kant van het
controlepaneel aan op een normaal stopcontact.
T
ijdens het aansluiten gaan alle lampjes op de
regeleenheid branden. Vervolgens blijft alleen
het groene lampje

POWER
branden.


V
erwijder de beschermkap van de
laadstekker.


Steek de laadstekker in de laadaansluiting.
Als het laden begint, wordt dit bevestigd
door het knipperen van de groene lampjes
in de klep en het knipperen van het
groene verklikkerlampje


CHARGE
op het
controlepaneel.
Als dit niet het geval is, is het laden niet
begonnen. Voer de procedure opnieuw uit en
controleer of alle aansluitingen in orde zijn.
Het rode verklikkerlampje in de klep gaat aan om
te bevestigen dat de stekker vergrendeld is.
Versneld opladen (type 3)

► Volg de instructies voor het gebruik van de
lader voor versneld opladen (Wallbox).


V
erwijder de beschermkap van de
laadstekker.


Plaats de laadstekker in de laadaansluiting.
Als het laden begint, wordt dit bevestigd door het
knipperen van de groene lampjes in de klep.
Als dit niet het geval is, is het laden niet
begonnen. V

oer de procedure opnieuw uit en
controleer of alle aansluitingen in orde zijn.
Het rode verklikkerlampje in de klep gaat aan om
te bevestigen dat de laadstekker vergrendeld is.
Loskoppelen

Voordat u de laadstekker loskoppelt van de
laadaansluiting:


Als de auto is ontgrendeld, moet u deze
vergrendelen en vervolgens ontgrendelen. ►


Als de auto is vergrendeld, moet u deze
ontgrendelen.
Het rode lampje in de klep gaat uit om aan te
geven dat de laadstekker is ontgrendeld.


V
erwijder de laadstekker binnen
30
seconden.
Laden via een normaal stopcontact (type
2)
Als het laden is voltooid, gaan het groene
verklikkerlampje CHARGE op de regeleenheid
en de groene lampjes op de klep permanent
branden.


Na het loskoppelen verwijdert u de
beschermhoes van de laadstekker en sluit u de
laadklep.



Haal de laadkabel aan de zijde van de
regeleenheid uit het stopcontact.
Versneld opladen (type 3)
Als het laden is voltooid, wordt dit aangegeven
door de snellader (Wallbox) en door het
permanent branden van de groene lampjes op
de klep.


Plaats na het loskoppelen de beschermkap
terug op de laadstekker en sluit de laadklep.
Geprogrammeerd laden
Standaard begint het laden zodra de laadstekker
wordt aangesloten. Geprogrammeerd laden is
ook mogelijk.

Page 174 of 276

172
Praktische informatie
Ontgrendelhandgreep
De trekhaakkogel is vergrendeld in de
opbergpositie (ingeklapt) of de gebruikspositie
(uitgeklapt).
De ontgrendelhandgreep bevindt zich achter de
achterbumper en wordt beschermd door een
houder.
Bereiken van de handgreep:


► Reik met uw vlakke hand onder de
achterbumper, met uw handpalm naar boven
gericht.
► Steek uw hand in de houder en pak de
handgreep vast.
Ontgrendelen van de trekhaakkogel:
Instellingen
► Kies het tabblad Laden in het menu
Hybride van het touchscreen.


Stel de begintijd voor het laden in.



Druk op
OK.
De instelling wordt in het systeem opgeslagen.
U kunt het geprogrammeerd laden ook
instellen met een smartphone, via de
MyPeugeot
App.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de op afstand bedienbare
functies.
Activering
► Sluit de auto aan op de gewenste
laadapparatuur .
► Druk binnen een minuut op deze toets
in de klep om het systeem te activeren
(bevestigd door blauwe lampjes).
Trekhaak
Verdeling van de lading
► V erdeel het gewicht in de aanhanger
gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht
mogelijk bij de as en probeer de maximaal
toegestane kogeldruk zo dicht mogelijk te
benaderen zonder deze te overschrijden.
Door een geringere luchtdichtheid nemen de
prestaties van de motor af als men op grotere
hoogte boven de zeespiegel komt. Trek daarom
voor elke 1000 m hoogte 10% van het maximale
aanhangergewicht af.
Gebruik een trekhaak en de
desbetreffende bedrading die door
PEUGEOT zijn goedgekeurd. Laat de
trekhaak door een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats monteren.
Als de trekhaak niet door een PEUGEOT-
dealer wordt gemonteerd, moet de montage
altijd volgens de voorschriften van de
fabrikant worden uitgevoerd.
Belangrijk: als bij een auto met een
handsfree achterklep de trekhaak niet door
een PEUGEOT-dealer wordt gemonteerd,
dan is het van essentieel belang dat u naar
een PEUGEOT-dealer of gekwalificeerde
werkplaats gaat om het detectiesysteem te
laten kalibreren. Kans op storingen in de
handsfree functie!
Sommige rij- of parkeerhulpfuncties worden
automatisch uitgeschakeld wanneer er een
goedgekeurde trekhaak wordt gebruikt.
Houd u aan het maximale
aanhangergewicht dat is vermeld op het
kentekenbewijs van uw auto, op het
constructeursplaatje en in de rubriek

Technische gegevens van dit boekje.
De maximale kogeldruk geldt ook
voor de montage op de trekhaak van
accessoires zoals een fietsendrager of een
bagageplateau.
Houd u aan de ter plaatse geldende
regelgeving.
Auto met elektrisch bedienbare
achterklep met handsfree-functie
Om te voorkomen dat de achterklep
ongewenst opengaat bij het gebruik van de
trekhaak:


Schakel deze functie van tevoren uit in het
configuratiemenu van de auto.



Of verwijder de elektronische sleutel uit de
detectiezone als de achterklep is gesloten.
Inklapbare trekhaak
Wanneer de trekhaak niet gebruikt wordt, kan
deze worden ingeklapt onder de achterbumper.
Er is geen gereedschap nodig voor het
uitklappen of inklappen.
Voordat er aanpassingen worden
verricht, moet de auto stilstaan met
aangetrokken parkeerrem.
Het gedeelte bij de uitlaatpijp kan heet
worden - Kans op brandwonden!
Auto met elektrisch bedienbare
achterklep met handsfree-functie
Volg om te voorkomen dat de achterklep
ongewenst opengaat bij het trekken van een
aanhanger de adviezen met betrekking tot de
Trekhaak in de desbetreffende rubriek op.

Page 175 of 276

173
Praktische informatie
7Ontgrendelhandgreep
De trekhaakkogel is vergrendeld in de
opbergpositie (ingeklapt) of de gebruikspositie
(uitgeklapt).
De ontgrendelhandgreep bevindt zich achter de
achterbumper en wordt beschermd door een
houder.
Bereiken van de handgreep:


► Reik met uw vlakke hand onder de
achterbumper , met uw handpalm naar boven
gericht.


Steek uw hand in de houder en pak de
handgreep vast.
Ontgrendelen van de trekhaakkogel:
► Trek de handgreep stevig omlaag om de
trekhaakkogel te ontgrendelen.


De trekhaakkogel hangt omlaag aan zijn as.
Zodra u de handgreep loslaat, wordt hij
automatisch in de houder vastgezet.
Gebruikspositie
Trekhaak ontgrendeld:

► Pak de trekhaak vast en draai hem omhoog
tot hij in de verticale stand vergrendeld wordt.
De trekhaak moet altijd ingeklapt worden
bij het gebruik van een hogedrukreiniger.
Houd het uiteinde van de spuitlans op
minimaal 30
cm van de trekhaak.


► Beweeg de beschermkap van de
trekhaakaansluiting omhoog en sluit de stekker
van de aanhanger of drager aan.


Maak de kabel van de aanhanger vast
aan het veiligheidsoog in het hoekstuk van de
trekhaak.
Opbergpositie
Wanneer de trekhaak niet gebruikt wordt,
wordt geadviseerd deze in te klappen.
Als de trekhaak is uitgeklapt, kan bij een
aanrijding van achteren meer schade aan de
auto ontstaan.
Trekhaak ontgrendeld en stekker ontkoppeld:

Page 176 of 276

174
Praktische informatie
aan om schade aan de dakdragers en de
bevestigingspunten op het dak te voorkomen.
Raadpleeg de landelijke wetgeving met
betrekking tot het vervoeren van voorwerpen
die langer zijn dan de auto.
Adviezen
Verdeel de lading gelijkmatig om te
voorkomen dat een van de zijden wordt
overbelast.
Plaats de zwaarste lading zo dicht mogelijk
bij het dak.
Sjor de lading goed vast.
Rijd behoedzaam: wees bedacht op een
grotere zijwindgevoeligheid en de stabiliteit
van de auto kan door de belading worden
beïnvloed.
Controleer regelmatig de veiligheid en strakke
bevestiging van de allesdragers, in ieder
geval voor elke rit.
Verwijder de allesdragers zodra deze niet
meer nodig zijn.
Dakkoffer
Neem contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats voor
de bijbehorende bevestigingen.


► Pak de trekhaakkogel vast en draai hem tot
hij in de horizontale stand vergrendeld wordt.
Neem contact op met een PEUGEOT
-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats voor
werkzaamheden aan het trekhaaksysteem.
Dakdragers
Uit veiligheidsoverwegingen en om te
voorkomen dat het dak beschadigd raakt,
moet u voor de auto goedgekeurde
allesdragers gebruiken.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
voor het verkrijgen van deze allesdragers en
de bijbehorende bevestigingselementen.
Houd u aan de montagevoorschriften en de
gebruiksvoorwaarden die staan vermeld in
de handleiding die met de allesdragers is
meegeleverd.
Op het dak bevestigen
(Berline)


Vooraan

Achteraan
Bevestig de dakdragers uitsluitend op de vier
bevestigingspunten in het dakframe. Deze
bevestigingspunten zitten verborgen achter de
portierafdichtingen; til de afdichting op om bij het
bevestigingspunt te komen.
De bevestigingen van de dakdragers zijn
voorzien van een nok die op de pen van het
bevestigingspunt moet worden aangebracht.
Bevestigen op de dakrails
(SW)


U moet de allesdragers bevestigen ter hoogte
van de merktekens op de dakrails.
Maximale belasting op de dakdragers, bij
een maximale laadhoogte van 40 cm
(behalve fietsendrager): 80 kg.
Deze waarde kan veranderen; controleer
de maximaal toegestane belasting in de
handleiding van de dakdragers.
Pas de rijsnelheid bij een belading hoger
dan 40 cm aan de rijomstandigheden

Page 177 of 276

175
Praktische informatie
7aan om schade aan de dakdragers en de
bevestigingspunten op het dak te voorkomen.
Raadpleeg de landelijke wetgeving met
betrekking tot het vervoeren van voorwerpen
die langer zijn dan de auto.
Adviezen
Verdeel de lading gelijkmatig om te
voorkomen dat een van de zijden wordt
overbelast.
Plaats de zwaarste lading zo dicht mogelijk
bij het dak.
Sjor de lading goed vast.
Rijd behoedzaam: wees bedacht op een
grotere zijwindgevoeligheid en de stabiliteit
van de auto kan door de belading worden
beïnvloed.
Controleer regelmatig de veiligheid en strakke
bevestiging van de allesdragers, in ieder
geval voor elke rit.
Verwijder de allesdragers zodra deze niet
meer nodig zijn.
Dakkoffer
Neem contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats voor
de bijbehorende bevestigingen.


Schuif-/kanteldak
Open het schuif-/kanteldak niet bij
gebruik van de allesdragers - Kans op
ernstige schade!
Fietsen-/accessoiredrager
Het bevestigen van een drager aan de
achterklep is niet toegestaan.
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren
sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag
van de auto.
Uitsluitend de voorwielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien. Een
noodreservewiel mag niet worden voorzien
van een sneeuwketting.
Houd u altijd aan de ter plekke geldende
regelgeving over het gebruik van
sneeuwkettingen en de maximaal toegestane
snelheid.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn
voor het type velg van uw auto:
Maat van de af fabriek
gemonteerde banden Maximale afmeting
van de schakels
215/60 R16 9 mm
215/55 R17 9 mm
235/45 R18 Niet geschikt voor sneeuwkettingen(met standaard
sneeuwkettingen)
235/40 R19 Niet geschikt voor sneeuwkettingen(met standaard
sneeuwkettingen)
Neem voor meer informatie over
sneeuwkettingen contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Montagetips
► Als u onderweg sneeuwkettingen moet
monteren, zet de auto dan langs de kant van de
weg stil op een vlakke ondergrond.


T
rek de parkeerrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.

Page 178 of 276

176
Praktische informatie
in het instrumentenpaneel is uitgeschakeld –
kans op ernstig letsel!
Door de plaats van de hendel kan de
motorkap niet worden geopend zolang
het voorportier links is gesloten.
Wees bij warme motor voorzichtig met
het bedienen van de veiligheidshaak
(kans op brandwonden). Gebruik de
beschermde zone.
Zorg ervoor dat u bij geopende motorkap niet
tegen de hendel aan stoot.
Open de motorkap niet als het hard waait.
Koelen van de motor als deze wordt
afgezet
De koelventilator van de motor kan starten
nadat de motor is afgezet.
Wees voorzichtig met voorwerpen
of kleding die in de propeller van de
ventilator kunnen komen!
► Monteer de sneeuwkettingen, volg daarbij de
aanwijzingen van de fabrikant.


Rijd voorzichtig weg en rij even met een
snelheid van maximaal 50

km/h.


Zet de auto stil en controleer of de kettingen
correct gespannen zijn.
Het is bijzonder raadzaam voor vertrek
het monteren van de sneeuwkettingen te
oefenen; doe dit op een vlakke en droge
ondergrond.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een
sneeuwvrij gemaakte weg om schade
aan de banden en het wegdek te voorkomen.
Als de auto is voorzien van lichtmetalen
velgen, controleer dan of de ketting en de
bevestigingen de velg niet raken.
Hybride auto's
Er mogen alleen sneeuwkettingen op de
voorwielen worden gemonteerd.
Eco-mode
Dit systeem regelt de maximale gebruiksduur
van bepaalde functies bij afgezet contact om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Na het afzetten van de motor kunt u een aantal
functies, zoals het audio- en telematicasysteem,
de ruitenwissers, het dimlicht en de
interieurverlichting, nog ongeveer 40 minuten
gebruiken.
Activering van de modus
Er wordt een melding weergegeven als de eco-
mode wordt geactiveerd: de actieve functies
worden in stand-by gezet.
Als u op dat moment aan het telefoneren bent, kunt u het gesprek nog ongeveer
10 minuten via het handsfree systeem van
het audiosysteem voortzetten.
Afsluiten van de eco-mode
De door de eco-mode uitgeschakelde functies
worden automatisch weer ingeschakeld als de
motor wordt gestart.
Als u de functies direct weer wilt gebruiken, start
dan de motor en laat deze draaien:


Minder dan 10 minuten om de functies
ongeveer 5 minuten te kunnen gebruiken.



Meer dan 10 minuten om de functies ongeveer
30 minuten te kunnen gebruiken.
Laat de motor de aangegeven tijd draaien om
er zeker van te zijn dat de accu voldoende is
opgeladen.
V

ermijd het herhaaldelijk of continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
Als de accu ontladen is, kan de motor niet gestart worden.
Zie de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de 12V-accu.
Spaarfase
Dit systeem regelt het gebruik van bepaalde
functies van de auto afhankelijk van de
laadtoestand van de accu.
Tijdens het rijden kunnen enkele functies, zoals
de airconditioning en achterruitverwarming,
tijdelijk worden uitgeschakeld in verband met de
laadtoestand van de accu.
Deze functies worden automatisch weer
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de accu
dit toelaat.
Motorkap
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de actieve motorkap.
Stop & Start
Schakel het contact altijd uit als
u handelingen onder de motorkap wilt
uitvoeren, om letsel door het automatisch
activeren van de START-stand te voorkomen.
Hybride auto's
Voordat werkzaamheden onder de
motorkap worden uitgevoerd, moet eerst het
contact worden uitgezet en moet worden
gecontroleerd of het verklikkerlampje READY

Page 179 of 276

177
Praktische informatie
7in het instrumentenpaneel is uitgeschakeld –
kans op ernstig letsel!
Door de plaats van de hendel kan de
motorkap niet worden geopend zolang
het voorportier links is gesloten.
Wees bij warme motor voorzichtig met
het bedienen van de veiligheidshaak
(kans op brandwonden). Gebruik de
beschermde zone.
Zorg ervoor dat u bij geopende motorkap niet
tegen de hendel aan stoot.
Open de motorkap niet als het hard waait.
Koelen van de motor als deze wordt
afgezet
De koelventilator van de motor kan starten
nadat de motor is afgezet.
Wees voorzichtig met voorwerpen
of kleding die in de propeller van de
ventilator kunnen komen!
Openen



► In het interieur : trek de hendel links onder
het dashboard naar u toe.


► Aan de buitenzijde : beweeg de hendel
omhoog en til de motorkap op.
T
wee gasdempers openen de motorkap en
houden deze omhoog.
Sluiten
► Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat
deze aan het einde van de slag in het slot vallen.


Controleer of hij vergrendeld is.
In verband met de aanwezigheid van
elektrische componenten onder de
motorkap, wordt geadviseerd om blootstelling
aan water (regen, wassen,enz.) te beperken.
Onder de motorkap
De weergegeven motor dient slechts als
voorbeeld.
De plaats van de volgende onderdelen kan
verschillen:


Luchtfilter
.

Oliepeilstok.

Olievuldop.

Handopvoerpomp.

Ontluchtingsschroef.
Benzinemotor

Page 180 of 276

178
Praktische informatie
Dieselmotor

1.Reservoir ruitensproeiervloeistof
2. Reservoir motorkoelvloeistof
3. Reservoir remvloeistof
4. Accu/zekeringen
5. Afzonderlijk massapunt (-)
6. Zekeringkast
7. Luchtfilter
8. Olievuldop
9. Oliepeilstok
10. Handopvoerpomp*
11 . Ontluchtingsschroef*
Het brandstofcircuit van een dieselmotor
staat onder zeer hoge druk.
Laat werkzaamheden aan dit circuit
alleen door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats uitvoeren.
* Afhankelijk van de motor.
Niveaus controleren
Controleer regelmatig alle hieronder aangegeven
niveaus volgens het onderhoudsschema van
de fabrikant. Vul indien nodig bij, tenzij anders
aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald niveau
het desbetreffende circuit controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
De vloeistoffen moeten voldoen aan de
eisen die de fabrikant stelt aan
vloeistoffen voor de motor van de auto.
Let bij werkzaamheden onder de
motorkap goed op, want bepaalde delen
van de motor kunnen zeer heet zijn (kans op
brandwonden) en de koelventilator kan ieder
moment aanslaan (zelfs bij afgezet contact).
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend
en schadelijk voor de gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere
vloeistoffen niet in het riool, in het water
of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor
bestemde containers bij het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Motorolie
Het peil moet worden gecontroleerd nadat
de motor minimaal 30 minuten
uitgeschakeld is geweest en op een vlakke
ondergrond staat. Controleer het peil met de
oliepeilindicator op het instrumentenpaneel
terwijl het contact is ingeschakeld (bij auto's met
elektrische meter) of met de peilstok.
Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen. Er
wordt geadviseerd om het oliepeil elke 5000 km
te controleren en, waar nodig, olie bij te vullen.
Gebruik nooit additieven in de motorolie
om te voorkomen dat de motor en
emissieregeling minder betrouwbaarheid
werken.
Controle met de oliepeilstok
Zie de afbeelding van onder de motorkap voor
de locatie van de peilstok.


T
rek de oliepeilstok aan het gekleurde
uiteinde helemaal naar buiten.

Page:   < prev 1-10 ... 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 ... 280 next >