sensor PEUGEOT 508 2021 Instructieboekje (in Dutch)
Page 155 of 292
153
Rijden
6een vooruitversnelling is ingeschakeld, en een
weergave van de omgeving achter de auto als de
achteruitversnelling is ingeschakeld.
De functie wordt uitgeschakeld:
–
Automatisch, als de rijsnelheid hoger wordt dan
ongeveer 30
km/h (het beeld verdwijnt tijdelijk vanaf
een snelheid van 20
km/h).
–
Als op de witte pijl linksboven in de hoek van het
touchscreen wordt gedrukt.
Standaardweergave
Het gebied vóór de auto wordt weergegeven op het
scherm.
De oranje lijnen 1 geven de breedte van de auto
weer met uitgeklapte buitenspiegels; ze verplaatsen
zich afhankelijk van de stand van het stuurwiel.
De rode lijn 2 geeft een afstand van 30 cm vanaf de
voorbumper weer; de twee oranje lijnen 3 en 4 een
afstand van respectievelijk 1 en 2 meter.
Deze weergave is beschikbaar in de stand AUTO
of door deze te selecteren in het menu voor het
veranderen van de weergave.
Ingezoomde weergave
De camera registreert de omgeving tijdens het
manoeuvreren om een samengesteld beeld van
bovenaf van de voorzijde van de auto en van zijn
nabije omgeving te creëren zodat de obstakels
rondom de auto goed zichtbaar zijn.
Deze weergave is beschikbaar in de stand AUTO
of door deze te selecteren in het menu voor het
veranderen van de weergave.
De obstakels kunnen verder weg lijken dan ze in werkelijkheid zijn.
Tijdens het manoeuvreren moet u met de
buitenspiegels de zijkanten van de auto in de
gaten houden.
De parkeerhulp geeft bovendien extra informatie
over de omgeving van de auto.
Stand AUTO
Deze stand is standaard geactiveerd.
Wanneer u een obstakel nadert, wordt dankzij
de sensoren in de voorbumper automatisch
overgeschakeld van de weergave van de omgeving
vóór de auto (standaard) naar de weergave van het
beeld van bovenaf van de auto (zoom).
180°-weergave
Page 156 of 292
154
Rijden
Wanneer u vooruitrijdend een parkeerplaats verlaat,
kunt u dankzij de 180°-weergave voertuigen,
voetgangers of fietsers zien aankomen.
Wij raden u aan om deze weergave niet tijdens de
gehele manoeuvre te gebruiken.
De weergave heeft drie zones: links A, centraal B
en rechts C .
Deze weergave is alleen beschikbaar door deze te
selecteren in het menu voor het veranderen van de
weergave.
Park Assist
Lees voor meer informatie de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen.
Dit systeem biedt actieve parkeerhulp: het detecteert
een parkeerplek en stuurt vervolgens in de
betreffende richting om op deze plek te parkeren,
terwijl de bestuurder de rijrichting bepaalt, schakelt,
accelereert en remt.
Het systeem zorgt dat Visiopark 1 of Visiopark
2 automatisch wordt weergegeven en dat de
parkeerhulp wordt ingeschakeld zodat de bestuurder
de manoeuvre in de gaten kan houden.
Het systeem meet beschikbare parkeerplekken en
berekent de afstand tot obstakels met behulp van
ultrasone sensoren in de voor- en achterbumpers
van de auto.
Het systeem biedt ondersteuning bij de volgende
manoeuvres:
A. Fileparkeren - inparkeren
B. Fileparkeren - uitparkeren
C. Parkeervakken - inparkeren
Werking
► Verminder de snelheid van de auto tot 30 km/h of
lager als u een parkeerplek nadert.
Inschakelen van de functie
De functie kan in het menu Auto/ Rijverlichting van het touchscreen worden
ingeschakeld.
Selecteer "Park Assist".
Wanneer de functie wordt ingeschakeld, wordt het Dodehoekbewaking-systeem
uitgeschakeld.
Tot de start van de parkeermanoeuvre of de manoeuvre om de parkeerplek te verlaten
kunt u op elk gewenst moment op de pijl in de
linkerbovenhoek van de weergegeven pagina
drukken om de functie uit te schakelen.
Selecteren van het type
manoeuvre
Er wordt een selectiepagina voor de manoeuvre op
het touchscreen weergegeven: standaard is dit de
pagina "Inparkeren" als de auto na het aanzetten
van het contact heeft gereden, zo niet dan wordt de
pagina "Uitparkeren" weergegeven.
►
Selecteer het type en de zijde van de manoeuvre
om het zoeken naar een parkeerplek in te
schakelen.
De geselecteerde manoeuvre kan op elk gewenst
moment worden gewijzigd, ook wanneer er naar een
beschikbare parkeerplek wordt gezocht.
Dit lampje gaat branden om de selectie te bevestigen.
Zoeken naar een parkeerplek
► Zorg dat u tijdens het rijden een afstand van 0,50
tot 1,50 meter tussen de geparkeerde auto's en uw
auto aanhoudt en rijd hierbij niet harder dan 30
km/h
tot het systeem een beschikbare parkeerplek vindt.
Page 158 of 292
156
Rijden
De manoeuvre kan op ieder gewenst moment
definitief worden onderbroken, door de bestuurder
zelf of automatisch door het systeem.
Onderbreking door de bestuurder:
–
door de controle over de auto weer over te
nemen.
–
door de richtingaanwijzers in te schakelen aan de
tegenovergestelde zijde van die van de manoeuvre.
–
door de veiligheidsgordel van de bestuurder los
te maken.
–
door het contact af te zetten.
Onderbreking door het systeem:
–
De snelheidslimiet wordt overschreden: 7
km/h
tijdens manoeuvres bij het inparkeren en 5
km/h bij
het uitparkeren.
–
De antispinregeling grijpt in op een glad wegdek.
–
Een van de portieren of de bagageruimte wordt
geopend.
–
De motor slaat af.
–
Bij een storing in het systeem.
–
Na 10 in- of uitparkeermanoeuvres bij fileparkeren
en na 7 manoeuvres bij haaks inparkeren.
Wanneer de manoeuvre wordt onderbroken, dan
wordt de functie automatisch uitgeschakeld.
Het manoeuvreersymbool wordt in het rood
weergegeven, samen met de melding "Manoeuvre
geannuleerd" op het touchscreen.
Een melding verzoekt de bestuurder om de controle
over de auto weer over te nemen.
De functie wordt na een paar seconden uitgeschakeld; dit lampje gaat uit en de
functie keert terug naar de oorspronkelijke
weergave.
Einde van de in- of
uitparkeermanoeuvre
De auto stopt zodra de manoeuvre is voltooid.
Het manoeuvreersymbool wordt in het rood
weergegeven, in combinatie met de melding
" Manoeuvre voltooid" op het touchscreen.
Wanneer de functie wordt uitgeschakeld,
gaat dit lampje uit en klinkt er een
geluidssignaal.
Bij het inparkeren is het mogelijk dat de bestuurder
de manoeuvre moet voltooien.
Werkingslimieten
– Het systeem kan een ongeschikte parkeerplaats
voorstellen (parkeerverbod, wegwerkzaamheden
met beschadigd wegdek, parkeerplaats naast een
greppel enz.).
–
Het systeem kan aangeven dat er een plaats is
gevonden, maar biedt deze niet aan vanwege een
vast obstakel aan de tegenoverliggende zijde van de
manoeuvre waardoor de auto de voor het inparkeren
benodigde baan niet kan volgen.
–
Het systeem kan aangeven dat er een plaats is
gevonden, maar activeert de manoeuvre niet, omdat
de breedte van de rijstrook onvoldoende is.
–
Het systeem is niet ontworpen voor het uitvoeren
van parkeermanoeuvres in scherpe bochten.
–
Het systeem detecteert geen parkeerplaatsen
die veel groter zijn dan de auto zelf of die begrensd
worden door obstakels die te laag (trottoirbanden,
drempels enz.) of te dun (bomen, palen,
draadhekken enz.) zijn.
– Als de auto zwaar is beladen, kunnen de
afstandsmetingen worden verstoord door het
achteroverhellen van de auto.
Gebruik de functie niet onder de volgende omgevingsomstandigheden:
–
Langs een zachte berm (bijvoorbeeld greppel),
kade of een rand van een afgrond.
–
Bij een glad wegdek (bijvoorbeeld ijzel).
Gebruik de functie niet als een van de volgende situaties zich voordoet:
–
Als de bandenspanning van een band te laag
is.
–
Als een van de bumpers is beschadigd.
–
Als een van de camera's defect is.
Gebruik de functie niet wanneer de auto is blootgesteld aan een van de volgende
aanpassingen:
–
W
anneer voorwerpen worden vervoerd
die langer zijn dan de auto (ladder op de
allesdragers, fietsendrager op de achterklep
enz.).
–
Indien een niet-goedgekeurde trekhaak
gemonteerd is.
–
Indien sneeuwkettingen gemonteerd zijn.
–
Indien een noodreservewiel wordt gebruikt.
–
Als wielen met een andere diameter dan de
oorspronkelijke zijn aangebracht.
–
Na aanpassing van een of beide bumpers
(aanvullende bescherming).
– Als de sensoren opnieuw gespoten zijn buiten
het PEUGEOT-dealernetwerk,
– Bij gebruik van sensoren die niet voor de auto
zijn goedgekeurd.
Storingen
Als de functie niet is geactiveerd, knippert het lampje kort en klinkt er een geluidssignaal
om een systeemstoring aan te geven.
Als de storing zich voordoet terwijl het systeem
wordt gebruikt, gaat het controlelampje uit.
Als de storing in het parkeerhulpsysteem zich voordoet tijdens het gebruik van het systeem
(dit waarschuwingslampje gaat branden), dan wordt
de functie uitgeschakeld.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij een storing in de stuurbekrachtiging wordt dit waarschuwingslampje weergegeven op
het instrumentenpaneel in combinatie met een
waarschuwingsmelding.
Zet de auto stil. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats en zet het contact af.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Page 159 of 292
157
Rijden
6– Als de sensoren opnieuw gespoten zijn buiten
het PEUGEOT-dealernetwerk,
–
Bij gebruik van sensoren die niet voor de auto
zijn goedgekeurd.
Storingen
Als de functie niet is geactiveerd, knippert het lampje kort en klinkt er een geluidssignaal
om een systeemstoring aan te geven.
Als de storing zich voordoet terwijl het systeem
wordt gebruikt, gaat het controlelampje uit.
Als de storing in het parkeerhulpsysteem zich voordoet tijdens het gebruik van het systeem
(dit waarschuwingslampje gaat branden), dan wordt
de functie uitgeschakeld.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij een storing in de stuurbekrachtiging wordt dit waarschuwingslampje weergegeven op
het instrumentenpaneel in combinatie met een
waarschuwingsmelding.
Zet de auto stil. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats en zet het contact af.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Full Park Assist
Lees voor meer informatie de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen.
Dit systeem biedt actieve parkeerhulp bij auto's met
de automatische transmissie EAT8; het detecteert
een vrije parkeerplek parallel aan of haaks op
de rijbaan en voert de parkeermanoeuvre uit. De
bestuurder hoeft niets te doen. Hiermee kunt u
automatisch uitparkeren na fileparkeren.
Het systeem regelt het sturen, de rijrichting, het
accelereren en het remmen. Het systeem meet
beschikbare parkeerplekken en berekent de afstand
tot obstakels met behulp van 12 ultrasoonsensoren
in de voor- en achterbumpers van de auto.
Het systeem zorgt dat de Visiopark 1 of Visiopark
2 automatisch wordt weergegeven en dat de
parkeerhulp wordt ingeschakeld zodat de bestuurder
de manoeuvre in de gaten kan houden.
Inschakelen / uitschakelen
Hulpsysteem inschakelen bij het naderen van een
parkeergebied:
►
V
erlaag de snelheid van de auto tot maximaal
30
km/h.
► Druk op de toets op de selectiehendel of
selecteer Rijverlichting
/ Auto > Full Park Assist
op het touchscreen.
Wanneer het systeem wordt ingeschakeld, wordt de Dodehoekbewaking uitgeschakeld.
Volgorde
Zodra het systeem is ingeschakeld, worden de
volgende stappen achtereenvolgend uitgevoerd:
–
Selecteren van het type manoeuvre op het
touchscreen.
–
Zoeken naar een beschikbare plek.
–
V
oorbereiden op de manoeuvre.
–
Uitvoeren van de manoeuvre.
–
V
oltooien van de manoeuvre.
Page 162 of 292
160
Rijden
transmissie schakelt 4 seconden na het voltooien
van de manoeuvre naar stand P.
–
W
anneer u een parkeerplek verlaat, schakelt
de transmissie naar stand
N als de manoeuvre is
voltooid. Met een melding en symbolen wordt de
bestuurder aangespoord de controle over de auto
over te nemen.
De transmissie schakelt automatisch naar stand P
als de bestuurder binnen 30 seconden geen actie
onderneemt.
Werkingslimieten
– Het systeem kan een ongeschikte parkeerplaats
voorstellen (parkeerverbod, wegwerkzaamheden
met beschadigd wegdek, parkeerplaats naast een
greppel, enz.).
–
Het system kan aangeven dat een plaats is
gevonden, maar biedt deze niet als mogelijkheid
aan omdat door een vast obstakel aan de
tegenoverliggende zijde van de manoeuvre de auto
de voor de parkeermanoeuvre vereiste koers niet
kan volgen.
–
Het systeem kan aangeven dat een plaats is
gevonden, maar activeert de manoeuvre niet, omdat
de breedte van de rijbaan onvoldoende is.
–
Het systeem is niet ontworpen voor het uitvoeren
van parkeermanoeuvres op een steile helling of in
een scherpe bocht.
–
Het systeem detecteert geen parkeerplaatsen
die veel groter zijn dan de auto zelf of die begrensd
worden door obstakels die te laag (trottoirbanden,
drempels enz.) of te dun (bomen, palen,
draadhekken enz.) zijn.
– De werking van het systeem kan negatief worden
beïnvloed door een onjuiste bandenspanning.
–
Als de auto zwaar beladen is, kunnen de
afstandsmetingen worden verstoord door het
achteroverhellen van de auto.
Gebruik de functie niet onder de volgende omgevingsomstandigheden:
–
Langs een zachte berm (greppel), kade of een
rand van een afgrond.
–
Bij een glad wegdek (ijzel).
Gebruik de functie niet als een van de volgende situaties zich voordoet:
–
Als de bandenspanning van een band te laag
is.
–
Als een van de bumpers is beschadigd.
–
Als een van de camera's defect is.
–
Als de remlichten niet werken.
Gebruik de functie niet wanneer de auto is blootgesteld aan een van de volgende
aanpassingen:
–
W
anneer voorwerpen worden vervoerd
die langer zijn dan de auto (ladder op de
allesdragers, fietsendrager op de achterklep
enz.).
–
Indien een niet-goedgekeurde trekhaak
gemonteerd is.
–
Indien sneeuwkettingen gemonteerd zijn.
–
Indien een noodreservewiel wordt gebruikt.
–
Als wielen met een andere diameter dan de
oorspronkelijke zijn aangebracht.
– Na aanpassing van een of beide bumpers
(aanvullende bescherming).
–
Als de sensoren opnieuw gespoten zijn buiten
het PEUGEOT-dealernetwerk,
–
Bij gebruik van sensoren die niet voor de auto
zijn goedgekeurd.
Storingen
Als de functie niet is ingeschakeld, knippert dit controlelampje tijdelijk en klinkt er een
geluidssignaal om een storing in de Full Park
Assist
aan te geven.
Als de storing tijdens het gebruik optreedt, gaat het
controlelampje uit.
Als de storing in het parkeerhulpsysteem zich voordoet tijdens het gebruik van het Full Park
Assist-systeem (dit waarschuwingslampje gaat
branden), dan wordt de functie uitgeschakeld.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij een storing in de stuurbekrachtiging gaat dit waarschuwingslampje branden op het
instrumentenpaneel in combinatie met een melding.
Zet de auto stil. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats en zet het contact af.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Page 188 of 292
186
Praktische informatie
Binnenkant
Wanneer u de auto wast, gebruik dan nooit een waterslang of hogedrukreiniger om de
binnenkant te reinigen.
Bekers of andere open houders met vloeistof
kunnen lekken, met kans op schade aan het
instrumentenpaneel en de bedieningselementen
op het dashboard en de middenconsole. Wees
altijd voorzichtig!
Reinig instrumentenpanelen, touchscreens en
andere displays door ze voorzichtig met een
zachte, droge doek af te vegen. Gebruik geen
producten (zoals alcohol of desinfectiemiddelen)
of zeepwater direct op deze oppervlakken - kans
op schade!
Carrosserie
Hoogglanslak
Gebruik nooit schurende producten, oplosmiddelen, benzine of olie om de
carrosserie te reinigen.
Gebruik nooit een schuursponsje om lastige
vlekken te verwijderen - kans op krassen in de
lak!
Breng geen poetsmiddel aan als de zon fel
schijnt, of op kunststof of rubber onderdelen.
► Bij een AdBlue®-pomp: steek het vulpistool in de
vulpijp en blijf tanken totdat het vulpistool afslaat.
Om te voorkomen dat u het AdBlue®-
reservoir met te veel vloeistof vult:
–
V
ul 10 tot 13 liter bij met behulp van
AdBlue
®-verpakkingen.
–
Stop met bijvullen als het vulpistool voor het
eerst afslaat als u bij een tankstation tankt.
Het systeem kan alleen hoeveelheden van 5 liter
AdBlue
® of meer registreren.
Als het AdBlue®-reservoir helemaal leeg is,
wat wordt bevestigd met de melding
" Vul
AdBlue
bij: Starten niet mogelijk", dan
moet u minimaal 5 liter bijvullen.
Activeren van de vrijloop
In bepaalde situaties moet de auto in de
vrijloopstand worden gezet (bijvoorbeeld bij slepen,
op een testbank, in een automatische wasstraat
(wasstand), of bij transport per trein of over zee).
De procedure hiervoor is afhankelijk van het type
transmissie en parkeerrem.
/
Procedure voor het activeren van de vrijloop
► Selecteer stand N terwijl de auto stilstaat en de
motor draait, en zet het contact uit.
Binnen 5 seconden:
►
Zet het contact weer aan.
► Houd het rempedaal ingetrapt en beweeg de
selectiehendel naar voren of naar achteren om
stand N te bevestigen.
►
Druk het rempedaal in en duw op de knop om de
parkeerrem uit te schakelen.
►
Laat het rempedaal los en zet het contact uit.
Als de limiet van 5 seconden wordt overschreden,
schakelt de transmissie stand P in; u moet de
procedure dan opnieuw volgen.
Terug naar de normale werking
► Houd het rempedaal ingetrapt en start de motor .
Keyless Entry and Start
Trap het rempedaal niet in terwijl u het
contact aan en weer uit zet. Als u dat wel doet,
start de motor waardoor u de procedure opnieuw
moet uitvoeren.
Onderhoudstips
Algemene aanwijzingen
Houd u aan de volgende aanbevelingen om
beschadiging van de auto te voorkomen.
Buitenkant
Gebruik nooit een hogedrukspuit in de motorruimte - kans op schade aan
elektrische componenten!
Was de auto niet bij fel zonlicht of bij zeer lage
temperaturen.
Wanneer u de auto in een autowasstraat wast, vergrendel dan alle portieren en,
afhankelijk van de uitvoering, haal de
elektronische sleutel uit de detectiezone en
schakel de handsfree-functie (Handsfree toegang
achterklep) uit.
Wanneer u een hogedrukreiniger gebruikt,
houd de spuitmond dan op minimaal 30 cm
van de auto (vooral wanneer u gebieden met
beschadigde lak, sensoren of afdichtingen
reinigt).
Verwijder meteen alle vlekken die chemicaliën
bevatten die de lak van uw auto kunnen
beschadigen (zoals boomhars, vogelpoep,
insectenafscheidingen, pollen en teer).
Afhankelijk van de omgeving moet u de
auto vaker wassen om zoutafzettingen (in
kustgebieden), roet (in industriële gebieden)
of modder/zout (in natte of koude gebieden)
te verwijderen. Deze materialen kunnen zeer
corrosief zijn.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of gekwalificeerde werkplaats voor advies
over het verwijderen van hardnekkige vlekken
waarvoor speciale producten nodig zijn (zoals
verwijdermiddelen voor teer en insecten).
Laat lakschade bij voorkeur repareren door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Page 259 of 292
257
Event Data Recorders (EDR)
12Event Data Recorders
(EDR)
Er zijn elektronische regeleenheden in uw auto
gemonteerd. Regeleenheden verwerken gegeven
die, bijvoorbeeld, afkomstig zijn van autosensoren
of die de regeleenheden zelf aanmaken of
onderling uitwisselen. Sommige regeleenheden
zijn vereist voor een veilige werking van uw auto,
andere bieden ondersteuning tijdens het rijden
(bestuurdersondersteuningssystemen) of verzorgen
comfort- of infotainmentfuncties.
Hieronder volgt algemene informatie over
gegevensverwerking in de auto. U vindt extra
informatie over welke specifieke gegevens worden
geüpload, opgeslagen en doorgegeven aan derden
en voor welke doeleinden in uw auto onder het
trefwoord Gegevensbescherming gekoppeld
aan de verwijzingen voor de desbetreffende
functionele eigenschappen in de desbetreffende
gebruikershandleiding of in de algemene
verkoopvoorwaarden. U kunt deze ook online inzien.
Bedieningsgegevens in de
auto
Regeleenheden verwerken gegevens voor
bediening van de auto.
Dergelijke gegevens omvatten, bijvoorbeeld:
–
statusinformatie over de auto (bijv
.snelheid,
vertraging, dwarsversnelling, onderling verwisselen
van wielen, schermpje "veiligheidsgordels
omgedaan") –
omgevingsomstandigheden (bijv
. temperatuur,
regensensor, afstandssensor)
In de regel zijn dergelijke gegevens van
voorbijgaande aard en worden ze niet langer
dan een bedrijfscyclus opgeslagen en alleen aan
boord van de auto zelf verwerkt. Vaak maken
regeleenheden gebruik van gegevensopslag (zo
ook de autosleutel). Dit om tijdelijke of permanente
opslag mogelijk te maken met betrekking tot de
autoconditie, de belasting van componenten, de
onderhoudsvereisten en technische gebeurtenissen
en storingen.
Afhankelijk van de technische uitrustingsniveaus
worden de volgende gegevens opgeslagen:
–
bedieningsstatus van systeemcomponenten (bijv
.
vloeistofpeil, bandenspanning, accustatus)
–
storingen en gebreken in belangrijke
systeemcomponenten (bijv. verlichting, remmen)
–
systeemreacties in bepaalde rijsituaties (bijv
.
triggering van een airbag, activering van de
stabiliteitsregelingen)
–
informatie over gebeurtenissen die tot schade aan
de auto hebben geleid
–
bij elektrische voertuigen het oplaadniveau in de
hoogspanningsaccu, geschatte actieradius
In speciale gevallen (bijv. als de auto een storing
heeft gedetecteerd), moeten mogelijk gegevens
worden opgeslagen die anders vluchtig van aard
zijn.
Wanneer u gebruikmaakt van diensten (bijv.
reparatie, onderhoud), zijn de bedieningsgegevens
samen met het chassisnummer uit te lezen en
waar nodig te gebruiken. Personeel werkzaam binnen het servicenetwerk (bijv. garages,
fabrikanten) of derden (bijv. pechhulpverleners)
kunnen de gegevens uitlezen aan de auto.
Hetzelfde geldt voor garantiewerkzaamheden en
kwaliteitsborgingsmaatregelen.
Gegevens worden doorgaans uitgelezen in de auto
via de OBD-aansluiting (On-Board Diagnostics)
zoals wettelijk voorgeschreven. De uitgelezen
bedieningsgegevens documenteren de technische
conditie van de auto of afzonderlijke componenten
en helpen om storingen op te sporen, te voldoen aan
garantievoorwaarden en de kwaliteit te verhogen.
Deze gegevens, in het bijzonder informatie over
de belasting van componenten, technische
gebeurtenissen, bedieningsfouten en andere
storingen, worden samen met het chassisnummer
doorgegeven aan de fabrikant, als dat nodig mocht
zijn. De fabrikant is tevens onderworpen aan
productaansprakelijkheid. De fabrikant gebruikt
mogelijk ook bedieningsgegevens van auto's nodig
voor terugroepacties. Deze gegevens kunnen ook
worden gebruikt ter controle van garantieclaims van
klanten.
Storingscodegeheugens in de auto kunnen worden
gereset door een servicebedrijf in het kader van
onderhoud of reparatie of op uw verzoek.
Comfort- en
infotainmentfuncties
Comfortinstellingen en persoonlijke instellingen
kunnen worden opgeslagen in de auto en te allen
tijde worden gewijzigd of gereset.
Page 267 of 292
265
Trefwoordenregister
Resetten van het traject 23
Richtingaanwijzers
73, 197–199, 198
Rijadviezen
8, 104–105
Rijden
46–47, 104–105
Rijhulpcamera (waarschuwingen)
122
Rijhulpsystemen (algemene adviezen)
121
Rijstanden
115–116
Rijstrookcontrolesystemen
85
Rijverlichting
72, 75
Roetfilter
182
Ruitensproeier achter
79
Ruitensproeiers
79
Ruitensproeiers vóór
79
Ruitenwisser achter
79
Ruitenwisserbladen (vervangen)
80
Ruitenwisserbladen vervangen
80
Ruitenwissers
78, 81
Ruitenwisserschakelaar
78–79, 81
Ruitenwissers vóór
79, 81
S
Schakelaars stoelverwarming ~
Stoelverwarming, schakelaars
49–50
SCR (Selective Catalytic Reduction)
21, 184
SCR-systeem
21, 184
Selectiehendel
110–114
Sensoren (waarschuwingen)
122
Serienummer auto
215
Set voor tijdelijke bandenreparatie ~
Bandreparatieset
189–192
Sfeerverlichting
66
Signalering onoplettendheid 141–142
Sjorogen
67, 71
Skiluik
66
Slepen
205–207
Slepen van de auto
205–206
Slepen van een auto
205, 207
Sleutel
28, 30, 32–33
Sleutel met afstandsbediening
28, 105
Sleutel niet herkend
107
Smartphone
27, 63
SMS
251
Sneeuwkettingen
120, 177–178
Sneeuwscherm
177
Snelheidsbegrenzer
125–127, 130
Snelheidslimietherkenning
123–124
Snelheidsregelaar
125, 128–130
Snelheidsregeling met
snelheidslimietherkenning
125
Snelmenu's
25
Spaarfase
178
Sport-stand
116–117
Starten
200
Starten dieselmotor ~ Dieselmotor starten
162
Starten / Stoppen van de auto
105
Starten van de auto
106, 110–113
Starten van de motor
105–106
Stickers
187
Stickerset
187
Stilzetten van de auto
106, 110–113
Stoelen achter ~ Achterbank
52–54, 93
Stoelen verstellen
47–49
Stoelverwarming
49–50Stop & Start 24, 55, 58, 118–119,
162, 178, 182, 202
Streaming audio Bluetooth
223, 248
Stuurkolomschakelaars
110–112
Stuurwiel (verstellen)
50
Supervergrendeling
29, 31
Synchroniseren afstandsbediening
34
Synchroniseren van de afstandsbediening ~
Afstandsbediening synchroniseren
34
T
Tankbeveiliging 163–164
Technische gegevens
209, 211–213
Te laag brandstofniveau ~ Brandstofniveau
162
Telefoon
225–227, 248–251
Teller
10, 122
Temperatuurregeling
56
Terugwinnen van energie
21, 114
Tijdelijke bandenspanning (met set) ~
Banden, noodreparatie
190, 192
Tijd instellen
228, 253
TMC (verkeersinformatie)
240
Toerenteller
10
Toevoer van buitenlucht ~ Luchttoevoer
(bediening)
56, 58
Top Tether (bevestiging)
97
Touchscreen
24, 26, 60
Tractiebatterij opladen (plug-in
hybride)
21, 164, 171–173
Tractiebatterij (plug-in hybride)
22, 164–165, 171
Trailer Stability Management (TSM)
87
Page 268 of 292
266
Trefwoordenregister
Trekhaak 87, 173
U
Uitgebreide verkeersbordherkenning 125–126
Uitschakelen airbag passagier ~
Passagiersairbag uitschakelen
90, 94–95
USB
222, 224, 243, 247
USB-aansluiting
62, 66, 222, 224, 243, 247
USB-poort
222, 247
V
Veiligheidsgordels 87–88, 95
Veiligheidsgordels achter
88
Veiligheidsvoorzieningen voor
kinderen
90, 92–101
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen ~
Kinderen (veiligheidsvoorzieningen)
90, 92–101
Ventilatie
54, 59–60
Ventilatieroosters
54
Verbonden apps
244
Verbruikscijfers
26
Vergrendelen
29–31
Vergrendeling portieren ~ Portieren
vergrendelen
34–35
Vergrendeling van binnenuit
34
Vering met variabele demping
11 5
Verkeersinformatie (TMC)
240
Verklikkerlampje READY
179
Verklikkerlampjes ~ Controlelampjes
12
Verklikkerlampjes ~
Waarschuwingslampjes
12, 22
Verklikkerlampje veiligheidsgordel bestuurder
niet vastgemaakt ~ Gordellampje
88
Verklikkerlampje veiligheidsgordels ~ Gordel
(lampje)
88
Verlichting bagageruimte ~
Bagageruimteverlichting
71
Verlichting met Full LED-technologie
74, 77, 197
Verlichting overdag ~ Dagrijverlichting
73, 197
Vermogen
21
Vermogensmeter (plug-in hybride)
9, 10, 21
Verversen
180
Vervoer van lange voorwerpen ~ Lange
voorwerpen vervoeren
66
Vervuiling van het roetfilter (diesel)
182
Verwarming
54, 59–60
Video
247
Vierwielaandrijving (4WD)
117, 178
Visiopark 1
151
Visiopark 1 - Visiopark 2
150, 152
Voorruitverwarming
58
Voorstoelen
47–49
Voorverwarming/-koeling interieur (plug-in
hybride)
26, 60
W
Waarschuwing kans op aanrijding 138–140
Waarschuwing oplettendheid bestuurder
141–142
Waarschuwing vergeten verlichting
72
Wallbox (plug-in hybride)
166–167, 172
Wassen 122
Wassen (adviezen)
165, 186–187
Webbrowser
240, 244
Wiel demonteren
194–195
Wiel monteren
194–195
Wielophanging
184
Wiel verwisselen
189, 193
WiFi-netwerkverbinding
245
Window-airbags
91–92
Z
Zekeringen 199
Zekeringen vervangen
199
Zicht
58
Zicht naar voren 180°
152
Zij-airbags
90–91
Zijspots
75
Zonneklep
61
Zonnescherm
43–45
Zonnesensor
54
Zuinig rijden
8