sensor PEUGEOT 508 2021 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2021, Model line: 508, Model: PEUGEOT 508 2021Pages: 292, PDF Size: 8.68 MB
Page 52 of 292

50
Ergonomie en comfort
► Elke keer dat u op de toets drukt, wijzigt de 
stand van de verwarming; het bijbehorende aantal 
controlelampjes gaat branden.
►
 
U kunt de verwarming uitschakelen door op de
  
toets te drukken totdat alle controlelampjes uit zijn.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij het 
uitzetten van het contact.
Gebruik de functie niet als de stoel niet  wordt gebruikt.
Verlaag de verwarmingsstand zo snel mogelijk.
Als de stoel en het interieur een prettige 
temperatuur hebben bereikt, schakel de functie 
uit; als het stroomverbruik daalt, daalt ook het 
energieverbruik.
Langdurig gebruik van de stoelverwarming  wordt afgeraden voor personen met een 
gevoelige huid.
Personen die warmte niet goed kunnen voelen 
door bijvoorbeeld ziekte of medicijnen, kunnen 
brandwonden krijgen.
Voorkom als volgt schade aan het 
verwarmingselement en kortsluiting:
–
 
Plaats geen zware voorwerpen op de stoel.
–
 
Ga niet op uw knieën op de stoel zitten of op
  
de stoel staan.
–
 
Mors geen vloeistoffen op de stoel.
–
 
Gebruik de stoelverwarming nooit als de stoel
  
vochtig is.
Meerkeuzemassagefunctie
Systeem waarbij kan worden gekozen uit 
verschillende massagesoorten en waarbij de 
intensiteit van de massage kan worden ingesteld.
Dit systeem werkt bij draaiende motor en in de 
STOP-stand van het Stop & Start-systeem.
Via het touchscreen kunnen de instellingen van de 
massagefunctie worden aangepast.
Vanaf de voorstoel:
► Druk op deze toets. Het groene lampje  
gaat branden.
De pagina met de laatst opgeslagen instellingen 
wordt op het touchscreen geopend.
Als de instellingen naar uw zin zijn, hoeft u niets te 
doen en zal deze pagina automatisch weer sluiten. 
De functie wordt direct ingeschakeld.
De stoelen moeten één voor één worden ingesteld, 
beginnend bij de bestuurdersstoel.
De instellingen wijzigen:
►
 
Begin bij de bestuurdersstoel.
►
 
Selecteer een massage-intensiteit uit de drie
  
verschillende niveaus: "1 " (Zacht), "2" (Normaal) of 
" 3 " (Hard).
►
 
Selecteer een andere soort massage dan wordt
  
aangeboden.
►
 
W
acht tot de pagina met de instellingen van de 
bestuurdersstoel verdwijnt.
►
 
Ga vervolgens op dezelfde manier verder met de
  
passagiersstoel.
De wijzigingen worden direct toegepast.
Zodra het systeem is ingeschakeld, wordt een één 
uur durende massagecyclus gestart, bestaande 
uit sessies van 6 minuten massage en 3 minuten 
pauze.
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld 
aan het einde van de cyclus; het lampje van de 
schakelaar gaat uit.
Het stuurwiel verstellen 
 
► Trek aan de hendel om het stuurwiel te 
ontgrendelen terwijl de auto stilstaat.
►
 
V
 erstel het stuurwiel in hoogte en diepte voor een 
optimale zithouding.
►
 
Druk de hendel weer vast om het stuurwiel te
  
vergrendelen.
Deze afstellingen mogen om  veiligheidsredenen alleen worden 
uitgevoerd als de auto stilstaat.
PEUGEOT i-Cockpit® De informatie op het instrumentenpaneel 
is zichtbaar boven het stuurwiel, voor meer 
veiligheid en rijcomfort.
Stel de hoogte van het stuurwiel af zodat het 
stuurwiel het zicht op het instrumentenpaneel niet 
belemmert.
Spiegels
Buitenspiegels
Afhankelijk van de uitvoering gebruikt het  elektrochroomsysteem een sensor voor het 
detecteren van het niveau van het buitenlicht en 
van het licht dat van achteren op de auto valt 
zodat er automatisch en geleidelijk tussen dag- en 
nachtstand kan worden geschakeld.
Stel de buitenspiegels om veiligheidsredenen zo af dat de dode hoek 
zo klein mogelijk is.
De objecten die u in de spiegel ziet zijn dichterbij 
dan ze lijken. Houd hiermee rekening om de 
afstand ten opzichte van achteropkomend 
verkeer goed in te schatten.
Ontwasemen / ontdooien
Het ontwasemen / ontdooien van de  buitenspiegels werkt gelijktijdig met de 
achterruitverwarming.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie 
over de achterruitverwarming.    
Page 53 of 292

51
Ergonomie en comfort
3Spiegels
Buitenspiegels
Afhankelijk van de uitvoering gebruikt het elektrochroomsysteem een sensor voor het 
detecteren van het niveau van het buitenlicht en 
van het licht dat van achteren op de auto valt 
zodat er automatisch en geleidelijk tussen dag- en 
nachtstand kan worden geschakeld.
Stel de buitenspiegels om veiligheidsredenen zo af dat de dode hoek 
zo klein mogelijk is.
De objecten die u in de spiegel ziet zijn dichterbij 
dan ze lijken. Houd hiermee rekening om de 
afstand ten opzichte van achteropkomend 
verkeer goed in te schatten.
Ontwasemen / ontdooien
Het ontwasemen / ontdooien van de  buitenspiegels werkt gelijktijdig met de 
achterruitverwarming.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie 
over de achterruitverwarming.
Afstellen 
 
 
 
► Beweeg schakelaar  A naar rechts of links om de 
juiste buitenspiegel te selecteren.
►
 
Duw schakelaar 
 B in de vier richtingen om de 
spiegel af te stellen.
►
 
Zet schakelaar 
 A weer in de middenstand.
Elektrisch inklappen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de buitenspiegels 
elektrisch inklapbaar.
► Zorg dat het contact is aangezet 
en zet schakelaar A  vanuit de auto 
in de middelste stand.
►
 
Beweeg schakelaar 
 A naar 
achteren.
►
 
V
ergrendel de auto van buitenaf.
Als de buitenspiegels zijn ingeklapt met  behulp van schakelaar A , worden ze niet 
automatisch uitgeklapt als de auto wordt 
ontgrendeld.
Elektrisch uitklappen
► Van buitenaf: ontgrendel de auto.
►  V an binnenuit: zet met aangezet contact 
schakelaar  A
 
in de middelste stand en beweeg deze 
daarna naar achteren.
De functie voor het automatisch in- en  uitklappen van de buitenspiegels kan via het 
menu  Rijverlichting
  / Auto   van het touchscreen 
worden ingesteld.
Handmatig inklappen
De spiegels kunnen handmatig worden ingeklapt 
(parkeren, smalle garage, enz.).
►
 
Kantel de spiegel richting de auto.
Automatisch kantelen van buitenspiegels bij achteruitrijden
Afhankelijk van de uitvoering kunnen de spiegels 
met deze functie automatisch omlaag worden 
gekanteld, om achteruit parkeren gemakkelijker te 
maken.
Zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld 
terwijl de motor draait, wordt het spiegelglas van de 
spiegels naar de grond gericht.
Ze keren terug naar de oorspronkelijke stand:   
Page 54 of 292

52
Ergonomie en comfort
– Enkele seconden nadat er uit de 
achteruitversnelling is geschakeld.
–
 
W
 anneer er sneller dan 10   km/h wordt gereden.
–
 
Als de motor wordt afgezet.
Deze functie kan worden ingesteld in het menu  Rijverlichting/Auto
  op het 
touchscreen.
Elektrochromatische 
binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een 
antiverblindingsstand waardoor de spiegel 
donkerder wordt en de bestuurder minder hinder 
ondervindt van bijvoorbeeld de zon en van de 
koplampen van achteropkomend verkeer.
 
 
 
 
Het elektrochroomsysteem gebruikt een sensor voor 
het detecteren van het niveau van het buitenlicht 
en van het licht dat van achteren op de auto valt 
zodat er automatisch en geleidelijk tussen dag- en 
nachtstand kan worden geschakeld.
Voor optimaal zicht bij het manoeuvreren  wordt het spiegelglas automatisch helderder 
als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Het systeem wordt uitgeschakeld als de lading in 
de bagageruimte hoger dan de bagageafdekking 
is of als er voorwerpen op de bagageafdekking 
zijn geplaatst.
Plug-in hybrideauto's Een ledlampje onder de achteruitkijkspiegel, 
ook zichtbaar buiten de auto, gaat blauw branden 
om aan te geven dat de auto in de stand Electric  
rijdt (afhankelijk van het land waarin de auto 
wordt verkocht).
Achterbank
Hoofdsteunen achter 
 
Hoge stand (als zitplaatsen bezet zijn):
►  Beweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de  
aanslag.
Lage stand (opgeborgen stand, als de zitplaatsen 
onbezet zijn):
►
 
Druk het ontgrendelknopje (
 A) in om de 
hoofdsteun los te halen en duw deze omlaag.
De hoofdsteunen achter kunnen worden verwijderd.
Een hoofdsteun verwijderen
► Kantel de betreffende rugleuning naar voren.
►  Beweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de  
aanslag.
►
 
Druk vervolgens de pal (
 A) in om de hoofdsteun 
te ontgrendelen en zet hem helemaal omhoog.
►
 
Berg de hoofdsteun op.
Een hoofdsteun terugplaatsen
►  Steek de pennen van de hoofdsteun in de 
geleiders van de betreffende rugleuning.
►  Duw de hoofdsteun omlaag tot tegen de aanslag.
►  Druk de pal (A ) in om de hoofdsteun te 
ontgrendelen en duw de hoofdsteun omlaag.
Ga nooit rijden met passagiers op de  achterbank als de hoofdsteunen zijn 
verwijderd; de hoofdsteunen moeten zijn 
geplaatst en in de hoge stand staan.
De hoofdsteun van de middelste zitplaats en de 
hoofdsteunen van de buitenste zitplaatsen zijn 
niet uitwisselbaar.
De rugleuningen neerklappen 
 
Beide delen van de rugleuning kunnen op een of 
twee manieren worden ontgrendeld:
–  Met een handgreep 1  aan de buitenzijde van de 
rugleuning.
–  Met een hendel 2  op het zijpaneel van de 
bagageruimte (SW).   
Page 56 of 292

54
Ergonomie en comfort
De rugleuningen in de 
oorspronkelijke stand 
terugzetten
Controleer eerst of de buitenste veiligheidsgordels goed verticaal langs de 
vergrendelingsogen van de rugleuningen zijn 
geplaatst.
 
 
► Zet de rugleuning ( 3) rechtop en druk hem stevig 
aan zodat hij wordt vergrendeld.
►
 
Controleer of de rode indicator van de handgreep
  
( 1 ) niet meer zichtbaar is.
►
 
Controleer of de buitenste veiligheidsgordels niet
  
klem zitten.
Let op: als de rugleuning niet goed is  vergrendeld, komt de veiligheid van de 
passagiers bij een noodstop of een aanrijding in 
gevaar.
Voorwerpen in de bagageruimte kunnen naar 
voren worden geslingerd - kans op ernstig letsel!
Verwarming en ventilatie
Luchttoevoer
De lucht in het interieur wordt gefilterd en van 
buitenaf toegevoerd via het luchtrooster onder de 
voorruit, of in het interieur gerecirculeerd.
Bedieningselementen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de 
bedieningselementen toegankelijk via het menu 
Airconditioning
  van het touchscreen of zijn ze bij 
elkaar geplaatst op het bedieningspaneel van de 
middenconsole.
Luchtverdeling 
 
1. Ventilatieroosters voor het ontdooien/
ontwasemen van de voorruit
2. Ventilatieroosters voor het ontdooien/
ontwasemen van de zijruiten vóór
3. Verstelbare en afsluitbare zijventilatieroosters
4.Verstelbare en afsluitbare middelste 
ventilatieroosters
5. Ventilatieroosters voetenruimte bestuurder en 
voorpassagier
6. Ventilatieroosters voetenruimte achterpassagiers
7. Verstelbare en afsluitbare ventilatieroosters
Advies
Het ventilatie- en 
airconditioningssysteem gebruiken
►
 
Let erop dat de uitstroomopening onder
  
de voorruit, de verschillende luchtkanalen, 
ventilatieroosters, overige uitstroomopeningen en 
ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven 
voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar 
het interieur.
►
 
Dek de zonnesensor op het dashboard niet
  
af; deze wordt gebruikt voor het regelen van het 
automatische airconditioningssysteem.
►
 
Zet de airconditioning minstens één tot twee
  
keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het 
systeem in goede staat te houden.
►
 
Gebruik de airconditioning niet als deze niet
  
koelt en neem contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer er een zware lading op een steile 
helling bij een hoge buitentemperatuur wordt 
gesleept, kan de airconditioning tijdelijk worden 
uitgeschakeld, zodat de motor meer vermogen 
heeft en meer sleepkracht biedt.   
Page 58 of 292

56
Ergonomie en comfort
 
 
 
1. Temperatuurregeling
2. Regeling luchtstroom
3. Regeling luchtverdeling
4. Airconditioning aan / uit
5. Automatisch comfortprogramma aan/uit
6. Maximale airco
7. Toegang tot de tweede pagina
8. Centrale regeling / gescheiden regeling
9. Selectie van de instelling voor het automatische 
comfortprogramma (Soft/Normal/Fast)
10. Functie "Air Quality System" (AQS) (afhankelijk 
van de uitvoering)
11 . Voorverwarming / -koeling interieur (afhankelijk 
van de uitvoering)
12. Automatisch programma Zicht
13. Luchtrecirculatie in het interieur
14. Systeem uitschakelen
Temperatuurregeling
De bestuurder en voorpassagier kunnen de 
temperatuur afzonderlijk en naar eigen wens 
instellen.
De weergegeven waarde heeft betrekking op een 
bepaald comfortniveau en niet op een exacte 
temperatuur.
►
 
Druk op een van de toetsen 
 1 om de waarde te 
verhogen (rood) of te verlagen (blauw).
Het is raadzaam het verschil tussen de instellingen 
links en rechts niet meer dan 3°C te laten bedragen.
Automatisch  comfortprogramma
Deze automatisch stand zorgt voor optimale 
regeling van de temperatuur, luchtopbrengst en 
luchtverdeling in het interieur, op basis van het 
geselecteerde comfortniveau.
►
 
Druk op toets 
 5 om de automatische stand van 
het airconditioningssysteem in of uit te schakelen.
Het lampje in de toets gaat branden als het 
airconditioningssysteem automatisch werkt.
U kunt de intensiteit van het automatische 
comfortprogramma wijzigen door met de toets 
OPTIES
  een van de beschikbare instellingen te 
kiezen:
–
 
Soft
 : voor een aangename en stille werking door 
de luchtopbrengst te beperken.
–
 
Normal
 : voor het beste compromis tussen een 
comfortabele temperatuur en een stille werking 
(standaardinstelling).
– Fast : voor een stevige en doeltreffende 
luchttoevoer.
Om de huidige instelling te wijzigen (aangegeven 
door het desbetreffende lampje) drukt u meerdere 
keren op toets 9  tot de gewenste instelling wordt 
weergegeven.
Gebruik de instellingen "Normal" en "Fast" om het 
comfort te waarborgen van de passagiers achterin.
Deze instelling kan uitsluitend samen met de 
automatische stand worden gebruikt. Maar wanneer 
de stand AUTO wordt uitgeschakeld, blijft het lampje 
voor de geselecteerde instelling branden.
Als de instelling wordt gewijzigd terwijl de stand 
AUTO is uitgeschakeld, wordt de stand AUTO 
hierdoor niet ingeschakeld.
De luchtstroom neemt geleidelijk toe totdat  de gewenste comfortwaarde is bereikt, om 
de toevoer van koude lucht in de auto bij koud 
weer en een koude motor te beperken.
Als de temperatuur in de auto bij het instappen 
veel lager of hoger is dan de ingestelde 
comfortwaarde, heeft het geen zin om de 
ingestelde waarde te wijzigen om de gewenste 
temperatuur sneller te bereiken. Het systeem 
corrigeert het temperatuurverschil automatisch 
en zo snel mogelijk.
Functie "Air Quality System" 
(AQS)
Met behulp van een luchtkwaliteitssensor schakelt 
deze functie automatisch de recirculatie van de 
interieurlucht in als een bepaalde grenswaarde voor 
de vervuiling van de buitenlucht wordt bereikt.
Als de luchtkwaliteit weer voldoende is, wordt 
de recirculatie van de interieurlucht automatisch 
uitgeschakeld.
Deze functie is niet in staat om vervelende geurtjes 
te detecteren.
De recirculatie wordt automatisch ingeschakeld 
als de ruitensproeiers vóór worden gebruikt of de 
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De functie werkt niet als de buitentemperatuur lager 
is dan 5 °C, om te voorkomen dat de voorruit en 
zijruiten beslaan.
U kunt deze functie in- en uitschakelen door de 
secundaire pagina te openen met de toets “OPTIES" 
en vervolgens op toets 10 te drukken.
Handmatig instellen
U kunt een of meerdere van deze functies 
handmatig aanpassen, terwijl het systeem de 
andere functies automatisch blijft regelen: 
– Luchtstroom.
– Luchtverdeling.
Het controlelampje in de toets "AUTO" gaat uit als 
een van de instellingen wordt gewijzigd.
►  Druk nogmaals op toets 5  om het automatische 
comfortprogramma weer in te schakelen.
De luchtstroom aanpassen
►  Druk op een van de toetsen 2  (- of + ) om de 
luchtstroom de vergroten of verkleinen.   
Page 76 of 292

74
Verlichting en zicht
Hoogteverstelling van de 
koplampen
Handmatige verstelling van de 
halogeenkoplampen
 
 
 
 
Stel de hoogte van de koplampen af op basis van 
de belading van uw auto om verblinding van andere 
weggebruikers te voorkomen.
0 (Basisinstelling)
Alleen bestuurder of bestuurder + 
voorpassagier
1 5 personen
2 5 personen + lading in de bagageruimte
3 Alleen bestuurder + lading in de 
bagageruimte
4 5 6 Niet gebruikt
Automatische verstelling 
van de koplampen met Full 
LED-technologie
Dit systeem past automatisch de hoogte van de 
koplampen aan de lading van de auto aan.
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje 
op het instrumentenpaneel branden, in 
combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Het systeem zet de koplampen in de laagste stand.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of 
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Raak koplampen met Full LED-technologie  niet aan - gevaar van elektrocutie!
Automatische verlichting
Wanneer de lichtschakelaar in de stand "AUTO" 
staat en de regen- / zonnesensor weinig buitenlicht 
detecteert, dan worden de parkeerlichten en het 
dimlicht automatisch ingeschakeld, onder dat 
de bestuurder iets hoeft te doen. Ze kunnen ook 
gaan branden als er regen wordt waargenomen; 
de ruitenwissers worden dan ook automatisch 
ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de lichtsterkte 
van de omgeving weer voldoende is of nadat de 
ruitenwissers zijn gestopt.
Storing
Bij een storing in de regen- / lichtsensor gaat de verlichting van de auto branden en gaat 
dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel 
branden in combinatie met een geluidssignaal en / 
of een melding.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of 
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Dek de regen- / lichtsensor midden aan de  bovenzijde van de voorruit achter de 
binnenspiegel niet af. De aan de sensor 
gekoppelde functies worden dan niet meer 
geregeld.
Bij mist of sneeuw kan de regen- /  lichtsensor ten onrechte voldoende licht 
waarnemen. De verlichting wordt dan niet 
automatisch ingeschakeld.
De binnenkant van de voorruit kan beslaan  en ervoor zorgen dat de regen- / lichtsensor 
niet goed werkt. 
Bij vochtige en koude weersomstandigheden 
moet u de voorruit regelmatig ontwasemen.
Follow me home- en 
instapverlichting
" Follow me home"-verlichting
Automatisch
Als de ring van de lichtschakelaar in de stand 
"AUTO" staat, wordt het dimlicht bij weinig 
omgevingslicht automatisch ingeschakeld zodra u 
het contact uitschakelt.
U kunt deze functie inschakelen /  uitschakelen en de duur van de "follow me 
home"-verlichting aanpassen in het menu 
Rijverlichting / Auto op het touchscreen.
Handmatig 
 
►  Trek bij afgezet contact de lichtschakelaar 
naar u toe (lichtsignaal) om de functie in en uit te 
schakelen.
De handbediende "follow me home"-verlichting 
wordt na een bepaalde tijd automatisch 
uitgeschakeld.    
Page 83 of 292

81
Verlichting en zicht
4Gebruik geen waterafstotende producten van het type "Rain X".
►
 
Maak het versleten wisserblad het dichtst bij u
  
los en verwijder het.
►
 
Breng het nieuwe wisserblad aan en klem het op
  
de ruitenwisserarm.
►
 
Herhaal de procedure voor het andere
  
ruitenwisserblad.
►
 
Begin met het ruitenwisserblad het dichtst bij u;
  
houd nogmaals elke arm vast bij het starre gedeelte 
en leg de ruitenwisser voorzichtig op de voorruit.
Verwijderen/aanbrengen 
ruitenwisserblad achter
► Houd de arm vast bij het starre gedeelte en  
beweeg deze zo ver mogelijk omhoog.
►
 
Reinig de achterruit met reinigingsmiddel voor
  
autoruiten.
►
 
Maak het versleten wisserblad los en verwijder
  
het.
►
 
Breng het nieuwe wisserblad aan en klem het op
  
de ruitenwisserarm.
►
 
Houd nogmaals de arm vast bij het starre
  
gedeelte en leg de ruitenwisser voorzichtig op de 
achterruit.
Automatische ruitenwissers
In de stand AUTO werken de ruitenwissers van 
de voorruit automatisch en passen ze zich aan de 
intensiteit van de regenval aan.
Er wordt een regen- / lichtsensor gebruikt, die 
middenboven tegen de voorruit is geplaatst, achter 
de binnenspiegel.
Dek de regen-/lichtsensor niet af. Schakel de automatische ruitenwissers uit 
en zet het contact af als de auto wordt gewassen 
in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen van de 
automatische ruitenwissers tot de voorruit 
volledig ontdooid is.
Inschakelen 
 
► Duw de hendel kort omlaag.
De ruitenwissers maken één slag om het  
inschakelen te bevestigen.
Dit controlelampje op het instrumentenpaneel  gaat branden en er verschijnt een melding.
Afzetten
► Duw de hendel nog een keer kort omlaag of zet  
de hendel in een andere stand (Int.,  1 of 2 ).
Dit verklikkerlampje op het 
instrumentenpaneel gaat uit en er verschijnt 
een melding.
Elke keer als het contact meer dan 1 minuut  is afgezet, moet u de automatische 
ruitenwissers opnieuw activeren door de hendel 
één keer omlaag te duwen.
Storing
Bij een storing in de automatische werking van de 
ruitenwissers werken deze in de intervalstand.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of 
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.   
Page 91 of 292

89
Veiligheid
5Controleer zowel voor als na het gebruik van de 
gordel of deze goed is opgerold.
Controleer na het neerklappen of verstellen van 
een stoel of de achterbank of de gordel zich op 
de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.
OmdoenDe heupgordel moet zo laag mogelijk op het 
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle gedeelte 
van de schouder worden geplaatst.
Aan de voorkant moet de stoelhoogte mogelijk 
worden aangepast om de positie van de 
veiligheidsgordel af te stellen.
Voor een effectieve werking van de 
veiligheidsgordel:
–
 
dient deze strak om het lichaam te worden
  
gedragen.
–
 
moet deze in een vloeiende beweging naar
  
voren worden getrokken, zonder dat de gordel 
gedraaid raakt.
–
 
mag deze door niet meer dan één persoon
  
worden gedragen.
–
 
mag deze geen beschadigingen of rafels
  
vertonen.
–
 
mag er niets aan de gordel worden gewijzigd
  
om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt.
Aanbevelingen voor kinderen Maak voor kinderen tot 12 jaar en/of 
passagiers kleiner dan 1,5 meter gebruik van een 
geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan één 
kind gedragen worden.
Laat een kind tijdens het rijden nooit op schoot 
zitten.
Zie het betreffende deel voor meer informatie 
over  kinderzitjes.
Onderhoud
Vanwege de wettelijke 
veiligheidsvoorschriften moeten alle 
werkzaamheden aan de veiligheidsgordels 
worden uitgevoerd door een PEUGEOT-dealer 
of een gekwalificeerde werkplaats, om te 
garanderen dat de werkzaamheden volgens de 
voorschriften worden uitgevoerd.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto 
regelmatig controleren door een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats, vooral 
als de gordels beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of 
een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij 
PEUGEOT-dealers.
Airbags
Algemene informatie
Het systeem is speciaal ontworpen om de 
veiligheid van de inzittenden op de voorstoelen 
en de middelste zitplaatsen achterin bij ernstige 
aanrijdingen te verhogen. De airbags vullen 
de werking van de veiligheidsgordels met 
spankrachtbegrenzers aan.
Elektronische schoksensoren registreren en 
analyseren de frontale en zijdelingse krachten 
waaraan de detectiezones bij een aanrijding worden 
blootgesteld:
–
 
Bij een ernstige aanrijding worden de airbags
  
onmiddellijk geactiveerd en verhogen deze de 
bescherming van de inzittenden van de auto; 
direct na de aanrijding ontsnapt het gas snel uit de 
airbags, zodat het zicht niet wordt belemmerd en de 
inzittenden de auto eventueel kunnen verlaten.
–
 
Bij een lichte aanrijding, een aanrijding van
  
achteren en in sommige gevallen bij over de kop 
slaan, kan het zijn dat de airbags niet worden 
geactiveerd. In deze situaties bieden alleen de 
veiligheidsgordels bescherming.
De ernst van de aanrijding hangt af van de aard 
van het obstakel en de snelheid van de auto op het 
moment van de aanrijding.
De airbags werken alleen als het contact  is ingeschakeld.
Deze uitrusting werkt slechts één keer. Als er een 
tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens hetzelfde 
of een volgend ongeval), worden de airbags niet 
meer geactiveerd.    
Page 93 of 292

91
Veiligheid
5Window-airbags
Het systeem helpt de bestuurder en passagiers 
(uitgezonderd de middelste achterpassagier) te 
beschermen bij een ernstige zijdelingse aanrijding 
door de kans op letsel aan de zijkant van het hoofd 
te verkleinen.
De window-airbags zijn in de stijlen en 
hemelbekleding aangebracht.
Activering
Elke window-airbag wordt gelijktijdig met de zijairbag 
aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een 
ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte 
van) de impactzone opzij (B).
De window-airbag wordt opgeblazen tussen de 
inzittenden vóór en achter en de betreffende 
zijruiten.
Storing
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje  op het instrumentenpaneel branden. Neem 
contact op met een PEUGEOT-dealer of een 
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten 
controleren.
De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige 
aanrijding niet worden geactiveerd.
Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bij  over de kop slaan kan het zijn dat de 
airbags niet worden geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of een frontale 
aanrijding worden de zijairbags niet geactiveerd.
Advies
Houd u aan de onderstaande  veiligheidsvoorschriften voor een 
maximale effectiviteit van de airbags.
Ga normaal en rechtop zitten.
Doe de veiligheidsgordel om en zorg dat deze 
goed is geplaatst.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen de 
inzittenden en de airbags (zoals kinderen, dieren 
of voorwerpen), en bevestig niets in de buurt of 
de baan van de airbags, omdat dit voor letsel kan 
zorgen als de airbags afgaan. 
Wijzig niets aan het oorspronkelijke ontwerp van 
uw auto, vooral niet in de directe omgeving van 
de airbags.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften worden 
nageleefd, blijft de kans bestaan op letsel of 
lichte brandwonden aan het hoofd, de borst of de 
armen als de airbag wordt geactiveerd. De airbag 
wordt namelijk zeer snel opgeblazen (binnen 
enkele milliseconden) en loopt vervolgens 
even snel leeg, waarbij de warme gassen via 
de daarvoor bestemde openingen naar buiten 
stromen.
Laat de airbagsystemen na een aanrijding of 
diefstal van uw auto controleren.
Laat alle werkzaamheden alleen door een 
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde 
werkplaats uitvoeren
Airbags vóór Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast 
en laat uw handen niet op het stuurwielkussen 
rusten.
De voorpassagier mag zijn of haar voeten niet op 
het dashboard laten rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag wordt 
opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een 
pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in 
de stuurwielbekleding en sla er niet op.
Bevestig geen voorwerpen of stickers op het 
stuurwiel of op het dashboard. Deze kunnen bij 
het afgaan van de airbags letsel veroorzaken.
Zijairbags Gebruik alleen goedgekeurde stoelhoezen 
die compatibel zijn met deze airbags. Neem voor 
informatie over stoelhoezen die geschikt zijn voor 
uw auto contact op met een PEUGEOT-dealer.
Bevestig nooit iets aan en hang nooit iets over de 
rugleuning van de stoelen (zoals kleding): dit zou 
bij het activeren van de airbags kunnen leiden tot 
verwondingen aan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel 
zitten.
De portierpanelen van de voorportieren bevatten 
de zijdelingse schoksensoren van de auto.
Schade aan het portier of het uitvoeren van 
werkzaamheden (wijzigingen of reparaties) die 
niet aan de voorschriften voldoen, kan ertoe 
leiden dat deze sensoren niet meer goed werken. 
In dat geval werken de zijairbags mogelijk niet!    
Page 94 of 292

92
Veiligheid
Laat alle werkzaamheden alleen door een 
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde 
werkplaats uitvoeren
Window-airbagsBevestig nooit iets op of aan de 
hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de 
window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.
Verwijder de handgrepen aan het dak niet, omdat 
deze deels voor de bevestiging van de window-
airbags zorgen.
Actieve motorkap 
 
De actieve motorkap is ontwikkeld om een 
voetganger te beschermen als deze frontaal door de 
auto wordt aangereden.
Het pyrotechnische systeem wordt geactiveerd bij de 
scharnieren van de motorkap, zodat deze omhoog 
gaan wanneer de sensoren aan de voorkant van de 
auto een aanrijding detecteren. 
Het activeren van de motorkap gaat  gepaard met wat onschadelijke rook en een 
knal, als gevolg van de activering van de 
pyrotechnische lading die in het systeem is 
geïntegreerd. Het lampje van de airbag gaat aan.
Probeer de motorkap na activering niet te 
openen of te sluiten. Neem contact op met een 
bergingsbedrijf of ga naar de dichtstbijzijnde 
PEUGEOT-dealer of gekwalificeerde werkplaats, 
maar rijd daarbij niet harder dan 30 km/h.
Zet de bestuurdersstoel hoger - kans op 
verminderd zicht!
Dit systeem werkt slechts één keer. Als er  een tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens 
hetzelfde of een volgend ongeval), wordt de 
actieve motorkap niet meer geactiveerd.
Laat het systeem na een aanrijding of na diefstal 
van uw auto controleren.
Kom niet aan de pyrotechnische systemen onder 
de motorkap, in de buurt van de steunen - risico 
van explosie!
Laat alle werkzaamheden alleen door een 
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde 
werkplaats uitvoeren
Storing
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje  op het instrumentenpaneel branden, in 
combinatie met een melding en een geluidssignaal. 
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een 
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten 
controleren.
De kans bestaat dat de actieve motorkap bij een 
aanrijding niet wordt geactiveerd.
Kinderzitjes
De regelgeving met betrekking tot het  vervoer van kinderen verschilt per land. 
Raadpleeg de in uw land geldende regels.
Volg voor een optimale veiligheid de volgende 
adviezen op:
–
 
Conform de Europese wetgeving dienen 
 kinderen 
jonger dan 12 jaar of kleiner dan 1,5 meter 
in goedgekeurde, voor het lichaamsgewicht 
geschikte kinderzitjes op met veiligheidsgordels of 
ISOFIX-bevestigingen uitgeruste plaatsen te worden 
vervoerd.
–
 
V
olgens de statistieken is de achterbank van 
uw auto de veiligste plaats voor het vervoeren 
van een kind.
–
 
Kinderen lichter dan 9 kg moeten met de rug
  
in de rijrichting in de auto worden geplaatst, op 
de voorstoel of achterbank van de auto.
Het wordt aanbevolen om kinderen op de  achterzitplaatsen van de auto te 
vervoeren:
–
 
tot 3 jaar "
 met de rug in de rijrichting",
–
 
vanaf 3 jaar "
 met het gezicht in de 
rijrichting".
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel correct  is bevestigd en aangetrokken.
Zorg er bij kinderzitjes met een steun voor dat de 
steun goed contact maakt met de vloer.
Wanneer een kinderzitje niet goed in een  auto is bevestigd, kan de veiligheid van het 
kind bij een ongeval in gevaar komen.
Controleer of er geen veiligheidsgordel of 
gordelsluiting van de veiligheidsgordel onder het 
kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het zitje in 
gevaar kunnen brengen.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het tuigje 
van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten, worden 
vastgemaakt waarbij de speling ten opzichte van 
het lichaam van het kind zoveel mogelijk moet 
worden beperkt.
Wanneer het kinderzitje met de veiligheidsgordel 
wordt bevestigd, moet u ervoor zorgen dat de 
veiligheidsgordel correct tegen het kinderzitje is 
gespannen en dat de gordel het kinderzitje stevig 
op zijn plaats houdt. Wanneer de passagiersstoel 
verstelbaar is, moet u deze waar nodig naar 
voren schuiven.
Verwijder de hoofdsteun voordat u 
een kinderzitje met rugleuning op een 
passagierszitplaats bevestigt.
Berg de hoofdsteun zorgvuldig op om te 
voorkomen dat de hoofdsteun door de auto vliegt 
bij krachtig afremmen. Plaats de hoofdsteun 
terug zodra het kinderzitje is verwijderd.