Peugeot 508 Hybrid 2013 Handleiding (in Dutch)

Page 161 of 340

6
159
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
De onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de veiligheid van het kind in gevaar bijeen aanrijding.
Zorg er voor dat de veiligheidsgordels of hettuigje van het kinderzitje, zelfs bij kor te ritten, worden vastgemaakt waarbij de speling ten
opzichte van het lichaam van het kind zoveelmogelijk moet worden beperkt.
Zorg er bij het bevestigen van hetkinderzitje met de veiligheidsgordel voor dat de veiligheidsgordel correct tegen hetkinderzitje is gespannen en dat de gordel hetkinderzitje stevig op zijn plaats houdt. Schuif de passagiersstoel, wanneer deze versteld kan worden, indien nodig naar voren.
Zorg er voor een optimale bevestigingvan het kinderzitje "met het gezicht in de rijrichting" voor dat de rugleuning van hetzitje tegen de rugleuning van de stoel van de auto aandrukt en dat de hoofdsteun geenbelemmering vormt. Als de hoofdsteun verwijderd moetworden, berg deze dan zorgvuldig op om te voorkomen dat de hoofdsteun door de autovliegt bij krachtig afremmen.






Adviezen voor kinderzitjes
Laat uit veiligheidsoverwegingen:- geen kinderen zonder toezicht achter in een auto,- nooit een kind of een dier in een autoachter wanneer alle ruiten gesloten zijn en de auto in de zon staat,
- de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de auto.Gebruik de kindersloten om te voorkomendat de portieren en de portierruiten achter per ongeluk geopend worden. Zorg er voor dat de por tierruiten achter niet verder dan voor 1/3 deel geopend worden. Plaats zonneschermen om uw jonge kinderen tegen de zon te beschermen.

Kinderen jonger dan 10 jaar mogen nietmet het gezicht in de rijrichting op depassagiersstoel voor worden vervoerd,behalve als de achterzitplaatsen al bezet zijndoor andere kinderen of als de achterbank niet bruikbaar, neergeklapt of ver wijderd is.

Schakel de airbag aan passagierszijde uit zodra een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel wordt geplaatst.
Het kind kan anders bij het afgaan van deairbag levensgevaarlijk gewond raken.


Plaatsen van een stoelverhoger

Het bovenste gedeelte van deveiligheidsgordel moet over de schouder vanhet kind liggen zonder de hals te raken. Controleer of de heupgordel goed over debovenbenen van het kind ligt.
PEUGEOT beveelt aan een stoelverhoger met rugleuning te gebruiken voorzienvan een gordelgeleider ter hoogte van deschouder.

Page 162 of 340

160
!
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
Uw auto voldoet aan de nieuwste ISOFIX-normen.
De hieronder aangegeven zitplaatsen zijn
uitgerust met de voorgeschreven ISOFIX-
bevestigingen:














ISOFIX-bevestigingen

Elke zitplaats is voorzien van drie bevestigingsringen:


- Twee bevestigingsringen A
, die zich tussende rugleuning en de zitting van de zitplaatsbevinden, aangegeven met een etiket.
De IS
OFIX-bevestigingen zorgen voor een
veilige, degelijke en snelle montage van het
kinderzitje in uw auto.
De ISOFIX-kinderzitjes
beschikken over
twee sloten die eenvoudig aan de twee
bevestigingsringen Akunnen worden verankerd. A Sommige kinderzitjes zijn bovendien voorzien
van een bovenste bevestigingsriem
die kan
worden vastgemaakt aan de bevestigingsring B.


Berline

SW

Bij een onjuist geplaatst kinderzitje kanhet kind bij een aanrijding ernstig letseloplopen.

Raadpleeg het overzicht voor de bevestiging
van ISOFIX-kinderzitjes in uw auto, waarinstaat vermeld welke kinderzitjes voor uw auto
zijn gehomologeerd.


- E
én bevestigingsring B
achter destoel, TOP TETHER
genoemd, voor de
bevestiging van de bovenste riem.
Zet om de bovenste bevesti
gingsriem vast te maken de hoofdsteun van de zitplaats omhoogen steek de haak tussen de hoofdsteun en
de rugleuning door. Bevestig de haak aan de
bevestigingsring B en trek de riem aan.

Page 163 of 340

6
161
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen














ISOFIX-kinderzitje


Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd op zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIX-bevestigingen. Het is in dat geval verplicht hetkinderzitje met de normale driepunts veiligheidsgordel op de zitplaats van de auto te bevestigen. Volg bij het plaatsen van het kinderzitje de gebruiksaanwijzing van de fabrikant van het zitje.


Aanbevolen door PEUGEOT en gehomologeerd voor uw auto
"RÖMER Duo Plus ISOFIX"(gewichtsgroep B1)
Groep 1: van 9 tot 18 kg



Dit wordt uitsluitend met het
gezicht in de rijrichting geplaatst.
Het is voorzien van een bovenste riem voor verankering aan de bovenste bevestiging B
,
de TOP TETHER.
Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand.
Verstel de voorstoel van de auto om te voorkomen dat de voeten van het kind
de rugleuning raken.
Kan met een driepunts veiligheidsgordel met het gezicht in de rijrichting op
de zitplaats worden geplaatst.

Page 164 of 340

162
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen











Overzicht bevestiging ISOFIX-kinderzitjes
Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in deauto voorzien van ISOFIX-bevestigingen.
Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter (A t /m AG).
Gewicht van het kind
/ leeftijdsindicatie
Tot 10 kg(categorie 0)
Tot ca.6 maanden
Tot 10 kg (categorie 0)
Tot 13 kg
(categorie 0+) Tot ca. 1 jaar

Van 9 tot 18 kg (categorie 1)Van ca. 1 tot ca. 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitjeReiswieg"rug in de rijrichting""rug in de rijrichting""gezicht in de rijrichting"
ISOFIX-maatFGCDECDABB1


Passagiersstoel voor
Geen Isofix
Berline


Buitenste zitplaatsen achter XIL-SUIL-SUIUF
IL-S
U

Middelste zitplaats achter
Geen Isofix
SW

Buitenste zitplaatsen achter XIL-SUIL-SUIUF
IL-S
U

Middelste zitplaats achter
Geen Isofix

Page 165 of 340

6
163
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
IUF: zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd ISOFIX- kinderzitje met het gezicht in de rijrichting en een bovenste riem. IL- SU:zitplaats geschikt voor de bevestiging van een semi-universeel gehomologeerd ISOFIX-kinderzitje:


- rug in de rijrichting voorzien van een bovenste riem of een steun,

- gezicht in de rijrichting voorzien van een steun,

- reiswieg voorzien van een bovenste riem of een steun.
Raadpleeg de paragraaf "Isofix-bevestigingen" voor meer informatie over de bevestiging van de bovenste riem.
X:zitplaats niet geschikt voor de bevestiging van een kinderzitje of een reiswieg uit de aangegeven gewichtsklasse.

Page 166 of 340

164
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen





Elektrische kinderbeveiliging
achterportierruiten.
Inschakelen
)Druk bij ingeschakeld contact op deze knop. Het verklikkerlampje van de knop gaat
branden in combinatie met een melding die het
inschakelen bevesti
gt.
Het lampje blijft branden zolang de elektrische
kinderbeveiliging is ingeschakeld.
Het blijft mogelijk de portieren van buitenaf te
openen en de elektrisch bedienbare achterste
zi
jruiten te bedienen vanaf de bestuurdersstoel.
Uitschakelen
)
Druk nogmaals bij ingeschakeld contact op deze knop.
Het verklikkerlampje van de knop gaat
uit in combinatie met een melding die het uitschakelen bevestigt.
Het lampje blijft uit zolang de elektrische kinderbeveiliging is uitgeschakeld.


Als het lampje een ander signaal geeft,wijst dit op een storing in de elektrische kinderbeveiliging.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door eengekwalificeerde werkplaats.


Dit systeem werkt onafhankelijk van decentrale vergrendeling; gebruik het nooit in plaats daarvan.
Controleer bij het aanzetten van het contactaltijd de stand van de kinderbeveiliging.
Neem vóór het verlaten van de auto altijdde sleutel uit het contact, zelfs voor korte periodes.
Bij een ernstige aanrijding wordt deelektrische kinderbeveiliging automatisch uitgeschakeld, zodat de achterpassagiersde auto ongehinderd kunnen verlaten.

Page 167 of 340

7
165
Veiligheid












Richtingaanwijzers
)Links: duw de hendel helemaal omlaag.)Rechts: duw de hendel helemaal omhoog.

Functie "snelweg"

Beweeg de hendel iets omhoog of omlaag,
zonder het zware punt te passeren; de
desbetreffende richtingaanwijzers knipperen
ver volgens drie keer.


Wanneer de richtingaanwijzers nameer dan 20 seconden nog niet zijn uitgeschakeld, wordt bij een snelheid van meer dan 60 km/h automatisch het knippergeluid versterkt.





Alarmknipperlichten
Druk de knop in, de richtingaanwijzers knipperen tegelijker tijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop, en afhankelijk van de mate
van remvertraging, en als het ABS ingrijpt of alseen aanrijding wordt gesignaleerd, worden de
alarmknipperlichten automatisch ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de
alarmknipperlichten uit.) U kunt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de knop in te drukken.

Page 168 of 340

166
Veiligheid





Claxon
)Druk op het middelste gedeelte van het stuur met bedieningstoetsen.
Systeem om uw medeweggebruikers met een
geluidssignaal te waarschuwen voor directgevaar.
Beperk het gebruik van de claxon tot de volgende gevallen:


- direct gevaar,

- inhalen van een fietser of voetganger,

- naderen van een onoverzichtelijke situatie.









Urgence-oproep of
Assistance-oproep
Hiermee kunt u een noodoproep of hulpoproep doen naar de hulpdiensten of de
desbetreffende PEUGEOT- he lp de sk .

Raadpleeg de rubriek "Audio endatacommunicatie" voor meer informatie over het gebruik van deze voorziening.

Page 169 of 340

7
167
Veiligheid








Bandenspanningscontrolesysteem

Elk ventiel is voorzien van een sensor, die een waarschuwingssignaal uitzendt als de
bandenspanning te laag is (snelheid hoger dan
20 km/h).
Het reservewiel is niet voorzien van een sensor.
Alle reparaties aan een wiel dat met ditsysteem is uitgerust en het ver vangenvan een band moeten wordenuitgevoerd door het PEUGEOT- net wer k of door een gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer bij het ver wisselen een wiel is gemonteerd dat niet door uw auto wordtgedetecteerd (voorbeeld: montage van winterbanden), dient het systeem door het PEUGEOT-netwerk of door eengekwalificeerde werkplaats opnieuwgeïnitialiseerd te worden.
Deze melding wordt ook weergegevenals één van de wielen niet op de autoaanwezig is (bij reparatie) of als er één of meerdere wielen zonder sensor opde auto worden gemonteerd.

Het bandenspanningscontrolesysteem is niet meer dan een hulpmiddel, hetgeeninhoudt dat de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder nietdoor het systeem kunnen worden vervangen.



Ondanks dit systeem moet debandenspanning (zie de paragraaf "Identificatie") nog regelmatig wordengecontroleerd. De bandenspanning heeft een belangrijke invloed op hetweggedrag van de auto en de slijtage van de banden, vooral onder zwarerijomstandigheden (zware lading, hoge rijsnelheden). De bandenspanning dient minimaaléén keer per maand gecontroleerdte worden, bij koude banden. Denk eraan ook de bandenspanning van het reservewiel te controleren.
Het bandenspanningscontrolesysteemkan tijdelijk worden verstoorddoor radiogolven in hetzelfde frequentiegebied.
Er wordt een melding op het display van
het instrumentenpaneel weergegeven, incombinatie met een geluidssignaal, om aan tegeven welke band(en) het betreft.


Te l age bandenspanning
Dit verklikkerlampje en het verklikkerlampje
STOP
gaan brandenin combinatie met een geluidssignaalen een melding op het display van het instrumentenpaneel die aangeeft welke
band(en) het betreft.) Stop onmiddellijk, maar vermijd abrupte
manoeuvres met het stuur en de remmen. ) Ver vang de beschadigde band (lekke band
of veel te lage bandenspanning) en laat debandenspanning zo snel mogelijk controleren.

Lekke band
Er wordt een melding op het display van het instrumentenpaneel weergegeven, in combinatie met een geluidssignaal, om aan te geven van welk(e) wiel(en)de bandenspanning niet meer gecontroleerd wordt of om
aan te geven dat er een storing in het systeem zit.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om de defecte sensor(en) te
ver vangen.
Sensor(en) niet gedetecteerd of
defect
)Controleer zo snel mogelijk de
bandenspanning.
Dit dient te worden uitgevoerd bij koude banden.

Page 170 of 340

168
Veiligheid
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESC:Electronic Stability Control) dat de volgendesystemen omvat:
- het antiblokkeersysteem (ABS) en de
elektronische remdrukregelaar (REF),
- de noodremassistentie (AFU),
- de antispinregeling (ASR),
- de d
ynamische stabiliteitscontrole (CDS).











Elektronische stabiliteitscontrole (ESC)


Begrippen


Antiblokkeersysteem (ABS) enelektronische remdrukregelaar (REF)

Deze systemen zorgen tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid vanuw auto en voor een betere controle in bochten,
vooral op een slecht of glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen
in het geval van een noodstop.
De elektronische remdrukre
gelaar verdeelt deremdruk over de wielen.


Noodremassistentie (AFU)

Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de
optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodatde remafstand kleiner wordt.
Het systeem wordt ingeschakeld als het rempedaal snel wordt ingetrapt en zorgt er voor
dat de benodigde bedieningskracht wordt
verminderd en de effectiviteit van het remmen
wordt vergroot.

Antispinregeling (ASR)

De ASR past de aandrijfkracht aan om het
doorspinnen van de wielen te voorkomen
via de remmen van de aan
gedreven wielenen de motor. De ASR zorgt ook voor meer koersstabiliteit bij het accelereren.


Dynamische stabiliteitscontrole(CDS)

Het CDS houdt de vier wielen in de gaten engrijpt, als de koers van de auto afwijkt vande door de bestuurder gewenste richting,automatisch in via de remmen van een of meerdere wielen en het motorkoppel om de
auto voor zover mogelijk weer in de juiste koers
te brengen.

Page:   < prev 1-10 ... 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 ... 340 next >