Peugeot 508 Hybrid 2013 Handleiding (in Dutch)

Page 171 of 340

7
169
Veiligheid
Tractiecontrole op
besneeuwde wegen
(Intelligent Traction Control)
Deze auto is uitgerust met een systeem dat
zorgt voor extra tractie op besneeuwde wegen:
Intelligent Traction Control.
Deze automatische functie is permanent
geactiveerd om situaties met weinig grip
op te sporen, zoals het wegrijden en het
voortbewegen van de auto in verse en diepe sneeuw of over platgereden sneeuw.
In dergelijke omstandigheden beperkt deIntelligent Traction Controlhet doorslippen
van de wielen om voor een optimale grip
te zor
gen. Zo wordt de aandrijving en debestuurbaarheid verbeterd.
In barre rijomstandigheden (diepe sneeuw,modder, enz.) kan het nuttig zijn de
dynamische stabiliteitscontroleen deantislipregelingtijdelijk uit te schakelen, zodatde wielen kunnen slippen, waardoor ze meer grip zouden kunnen vinden.
Het is raadzaam om het systeem zodra het kan
w
eer in te schakelen.
Onder gladde omstandigheden is het raadzaam
te rijden op winterbanden.
Werking
Antiblokkeersysteem (ABS) enelektronische remdrukregelaar (REF)
Trap het rempedaal bij een noodstop krachtig en volledig in en laat het niet los.


Zorg er bij ver vanging van de wielen (banden en velgen) voor dat wielen worden gemonteerd die voor uw autozijn gehomologeerd.
De normale werking van hetantiblokkeersysteem kan merkbaar zijn door het trillen van het rempedaal.
Als dit lampje gaat branden incombinatie met een geluidssignaal en een melding op het display,
duidt dit op een storing in het ABS-
systeem, waardoor u tijdens het remmen de controle over uw auto zou kunnen verliezen.

Als dit lampje gaat branden incombinatie met het lampje STOP
, Peen geluidssignaal en een meldingop het display, duidt dit op een
storing in de elektronische remdrukregelaar
waardoor u tijdens het remmen de controle over uw auto zou kunnen verliezen.
Stop onmiddellijk.Raadpleeg in beide gevallen het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Page 172 of 340

170
Veiligheid
Dynamische stabiliteitscontrole(CDS)
Inschakelen
Dit systeem wordt automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart.
Het systeem wordt geactiveerd zodra de wielen te
weini
g grip hebben of de koers van de auto afwijkt.
In dat
geval gaat dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel
knipperen.

Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...)
kan het nuttig zijn het ESP-systeem uit teschakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en
weer grip kunnen krijgen.
Het CDS-systeem zorgt voor meer veiligheid tijdens het rijden. Debestuurder mag zich echter nooit latenverleiden tot het nemen van meer risico's of te hard rijden. De goede werking van het systeem wordt verzekerd door de naleving vande voorschriften van de constructeur met betrekking tot de wielen (banden en velgen), onderdelen van hetremsysteem, elektronische onderdelen alsmede de montageprocedure en hetuitvoeren van werkzaamheden door het PEUGEOT- netwerk. Laat het systeem na een aanrijding controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerdewerkplaats.



Storing
Als dit verklikkerlampje gaat brandenin combinatie met een geluidssignaalen een melding op het display van het instrumentenpaneel, duidt dit op een storing in het systeem.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren.

Opnieuw inschakelen
Het systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aan
gezet of vanaf snelheden boven 50 km/h.)Druk nogmaals op de knop "ESP OFF"
om
het systeem handmatig weer in te schakelen.

)
Druk op de knop "ESP OFF"
.

Als dit verklikkerlampje en het lampje
op de knop gaan branden, grijpt hetESP-systeem niet meer in op de
werking van de motor.

Page 173 of 340

7
171
Veiligheid
Veiligheidsgor dels

Veiligheidsgordels vóór Veiligheidsgordels achter
De achterzitplaatsen zijn voorzien van een
driepuntsveiligheidsgordel met oprolautomaat
en spankrachtbegrenzer (met uitzondering van
de middelste zitplaats achter).
Omdoen
)
Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting. )
Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.



Losmaken
)
Druk op de rode knop van de gordelsluiting. )Houd de gordel vast ter wijl deze zich oprolt.


De veili
gheidsgordels vóór zijn voorzien van een pyrotechnische gordelspanner en een spankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra bescherming
van de bestuurder en passagier bij frontale en zijdelingse aanrijdingen. Bij een krachtige
aanrijding zorgen de pyrotechnischegordelspanners er voor dat de veiligheidsgordelsstevig tegen de lichamen van de inzittenden
worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief
zodra het contact wordt aangezet.

De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van de inzittenden getrokken wordt en bevordert
daarmee de veiligheid.

Page 174 of 340

172
Veiligheid
Hoogteverstelling vóór
)Knijp, om het bevestigingspunt te vinden,
de knop in en schuif deze in één van de
standen.



Als de wagensnelheid hoger is
dan 20 km/h, knippert (knipperen)het pictogram (de pictogrammen)gedurende twee minuten in combinatie met een geluidssignaal. Na deze 2 minuten blijft (blijven) het pictogram (de
pictogrammen) branden zolang de bestuurder
of passagier(s) zijn gordel (hun gordels) niet
heeft (hebben) vastgemaakt.









Pictogram(men) veiligheidsgordel(s) losgemaakt/
niet vastgemaakt
1.Pictogram veiligheidsgordels voor en/of
achter losgemaakt/niet vastgemaakt, ophet instrumentenpaneel.
2. Pictogram veiligheidsgordel links voor.3.
Pictogram veiligheidsgordel rechts voor.4.Pictogram veiligheidsgordel rechts achter.
5.Pictogram veiligheidsgordel midden achter.
6. Pictogram veiligheidsgordel links achter.


Pictogram(men)veiligheidsgordel(s) voor en achter
Bij het aanzetten van het contact
gaat het pictogram 1op het
instrumentenpaneel en de
desbetreffende picto
grammen(2 t/m 6) op het pictogrammendisplay van
de veiligheidsgordels en passagiersairbagrood branden als de desbetreffendeveiligheidsgordel niet is vastgemaakt of weer is losgemaakt.

Page 175 of 340

7
173
Veiligheid



Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hunveiligheidsgordel goed hebben omgedaan en
vastgemaakt. Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens hetrijden hun veiligheidsgordel dragen, ook albetreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoendeeffectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van eenoprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengtevan de gordel automatisch wordt aangepast aan de lichaamsbouw van de gebruiker. Degordel wordt automatisch opgerold als deze niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik vande gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden geplaatst. De schoudergordel moet langs het hollegedeelte van de schouder worden geplaatst. De oprolautomaten zijn voorzien van een automatische blokkeerinrichting diein werking treedt bij een aanrijding, een noodstop of het over de kop slaan van
de auto. U kunt de blokkeerinrichtingdeblokkeren door stevig aan de riem te trekken en deze weer los te laten, zodat deriem weer een stukje wordt opgerold.
Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan 1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer danéén persoon gedragen worden. Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden.
Voor een effectieve werking van deveiligheidsgordel:


- dient deze strak om het lichaam teworden gedragen,

- moet deze in een vloeiende bewegingnaar voren worden getrokken, zonder dat de gordel gedraaid raakt,

- mag deze door niet meer dan één persoon worden gedragen,

- mag deze geen beschadigingen of rafels ver tonen,

- mag er om te voorkomen dat de gordelniet goed werkt, niets aan wordengewijzigd.
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften moeten werkzaamheden en controles aan de veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het PEUGEOT- net wer k of een gekwalificeerdewerkplaats, die tevens voor de garantie zorgt en de werkzaamheden volgens de voorschriften uitvoert. Laat de veiligheidsgordels van uw auto regelmatig controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats, vooral als de gordels beschadigingen vertonen. Reinig de veiligheidsgordels met zeepsopof een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij het PEUGEOT- net wer k .
Controleer na het neerklappen of verstellenvan een stoel of de achterbank of de gordel zich op de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk vande aard en de kracht van de aanrijding,vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan. Het activeren van de gordelspanners gaat gepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem isgeïntegreerd.In alle gevallen gaat het verklikkerlampjevan de airbag branden. Laat het systeem na een aanrijdingcontroleren en eventueel ver vangen door hetPEUGEOT- net wer k of een gekwalificeerde werkplaats.

Page 176 of 340

174
Veiligheid
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij ernstige aanrijdingen te verbeteren. Ze vormeneen aanvulling op de werking van de
veiligheidsgordels met spanbegrenzers (behalve bij de middelste passagier achter).
De elektronische schoksensoren registreren
de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan
de registratiezones voor een aanrijding worden
blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding gaan deairbags onmiddellijk af om de inzittenden
van de auto (uitgezonderd de middelste passagier achter) te beschermen. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas snel uit de airbags, zodat het zicht niet wordtbelemmerd en de inzittenden de autoeventueel kunnen verlaten,
- bij een minder ernstige aanrijding of eenaanrijding van achteren en in bepaalde gevallen waarbij de auto over de kop slaat,
treden de airbags niet in werking. De
veiligheidsgordels zorgen in deze situaties
voor een afdoende bescherming.
De airbags werken alleen als hetcontact aan is. De airbags werken slechts eenmaal. Als er een tweede aanrijding plaatsvindt(tijdens hetzelfde of een volgendongeval), worden de airbags niet meer opgeblazen.
Het activeren van de airbags gaat gepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd. De rook is niet schadelijk, maar kan voor personen die hier gevoelig voor zijn,irriterend zijn. De knal die bij het afgaan wordt geproduceerd, kan het gehoor gedurende een korte periode enigszins verminderen.

Registratiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Impactzone opzij.
Frontair bags

Activering

De airbags worden gelijktijdig opgeblazen,
behalve als de airbag aan passagierszijde
is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone vóór (A), in de lengterichting
van de auto en vanaf de voorzijde richting
de achterzijde van de auto, die zich op eenhorizontale ondergrond moet bevinden.
De frontairbag wordt opgeblazen tussen de
bestuurder en het stuur of tussen de passagier
voorin en het dashboard om te verhinderen dat
deze naar voren wordt geslingerd. De
frontairbags beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in het stuur wiel en de passagiersairbag in hetdashboard boven het dashboardkastje.

Page 177 of 340

7
175
Veiligheid

Uitschakelen
Alleen de airbag aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld: )zet het contact af , steek de sleutel in defschakelaar voor uitschakelen van de airbagaan passagierszijde,)draai deze in de stand "OFF" , )ver wijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen.
A
fhankelijk van de uitvoering
van uw auto brandt dit waarschuwingslampje hetzij op het instrumentenpaneel, hetzij op het display voor de waarschuwingslampjes van de autogordelsen de airbag aan passagierszijde, bij aangezetcontact en zolang de airbag is uitgeschakeld.
Schakel voor de veiligheid van uw kindde airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in derijrichting op de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.

Plaats geen kinderzitje op devoorstoel als minimaal één van beide waarschuwingslampjes van de airbagspermanent blijft branden. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Opnieuw inschakelen

Als u het kinderzitje hebt ver wijderd, zet dan met afgezet contactde schakelaar weer op
"ON"
om de airbag opnieuw in te schakelen
en zo de veiligheid van uw passagier te garanderen.

Als het contact is aangezet en
de airbag aan passagierszijde
opnieuw wordt ingeschakeld, gaat dit
waarschuwin
gslampje op het display
van de waarschuwingslampjes
van de autogordels en de airbag aan passagierszijde gedurende ongeveer 1 minuutbranden.


Storing
Als dit lampje op het instrumentenpaneel gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het
display van het instrumentenpaneel, laat het systeem dan controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd.

Als dit lampje knipper t, raadpleeg
dan het PEUGEOT-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats. De
kans bestaat dat de airbag aanpassagierszijde bij een ernstigeaanrijding niet wordt geactiveerd.

Page 178 of 340

176
Veiligheid
Zijairbags
Activering
De zijairbags worden aan de desbetreffende
zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij (B ), loodrecht op de lengteas
van de auto en vanaf de buitenzijde richting de
binnenzijde van de auto.
De zijairbag wordt opgeblazen tussen de
inzittende voorin en het desbetreffende portierpaneel. De zi
jairbags beschermen de bestuurder en
de voorpassagier bij een ernstige zijdelingseaanrijding om de kans op letsel te verkleinen.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame van
de rugleuning, aan de por tierzijde.

Detectiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór. B.
Impactzone opzij.


Windowairbags
De windowairbags beschermen de bestuurder en passagiers (uitgezonderd de middelste
passagier achter) bij een ernstige zijdelingse
aanrijding, om de kans op letsel aan de zijkant
v
an het hoofd te verkleinen.
De windowairbags zijn aangebracht in de stijlen en in de hemelbekleding.


Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bij over de kop slaan kan het zijn dat de airbag niet wordt geactiveerd.

Bij een aanrijding van achteren of een frontale aanrijding wordt dewindowairbag niet geactiveerd.



Activering

De windowairbag wordt gelijktijdig met
de zijairbag aan de desbetreffende zijde
opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij (B ), waarbij de krachten loodrecht op de lengterichting van de auto en
vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van
de auto worden uitgeoefend.
De windowairbag wordt opgeblazen tussen de
inzittenden vóór en achter en de ruiten.
Als dit waarschuwin
gslampje gaat branden in combinatie met eengeluidssignaal en een melding op hetdisplay van het instrumentenpaneel,
raadpleeg dan het PEUGEOT- net wer k of eengekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren. De kans bestaat dat de airbags
bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd.

Storing

Page 179 of 340

7
177
Veiligheid
Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten. Draag altijd een correct afgesteldeautogordel. Zorg dat er zich niets bevindt tussende airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goedewerking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal van uwauto de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemenmogen uitsluitend door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerdewerkplaats worden uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriftenworden nageleefd, blijft de kans bestaanop letsel of lichte brandwonden aan hethoofd, de borst of de armen als de airbag wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer snel opgeblazen (binnen enkele milliseconden) en loopt ver volgens even snel leeg, waarbij de warme gassen via de daarvoor bestemde openingen naar buiten stromen.
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatie met actieve zijairbags gebruikt kunnen worden. Voor informatie over destoelhoezen die geschikt zijn voor uw auto kunt u zich wenden tot het PEUGEOT-netwerk. Raadpleeg de rubriek "Accessoires".Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot ver wondingen aan armen of borstkas.Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.



Airbags vóór

Houd het stuur wiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuur wielkussenrusten.
De voorpassagier mag zijn voeten niet op het dashboard laten rusten. Het is raadzaam niet te roken in de auto. Als deairbag wordt opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Ver wijder het stuur wiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding en sla er niet op.
Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags:
Window-airbags
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de window-airbagskunnen leiden tot hoofdletsel.Demonteer nooit de handgrepen van het dak(indien aanwezig); deze maken deel uit van de bevestiging van de window-airbags.

Page 180 of 340

178
Praktische informatie
vloerplaat van de bagageruimte. De volledi
ge set voor de reparatie van een
band bestaat uit een compressor en een flacon
met afdichtmiddel. Hiermee kunt u de band
tijdelijk repareren, zodat u de dichtstbijzijndegarage kunt bereiken. Met deze reparatieset kunnen de meeste lekkebanden worden gerepareerd, als het lek zich inhet loopvlak of de hiel van de band bevindt.




















Bandenreparatieset
Toegang tot de set



Overzicht gereedschap

Al het gereedschap is specifiek bestemd
voor uw auto, gebruik het niet voor andere
doeleinden. Afhankelijk van de uitvoering is uw
auto voorzien van het volgende gereedschap.
1.12V-compressor.
De compressor bevat een
afdichtin
gsproduct voor het tijdelijk
repareren van een band. Bovendien kan
met
de compressor de bandenspanningworden geregeld. 2. Een wielblok *
voor een van de voor wielen,
zodat de auto niet weg kan rollen.
3. Afneembaar sleepoog.
Zie de rubriek "Slepen van de auto".
*
Volgens land van bestemming of uitvoering.

Page:   < prev 1-10 ... 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 ... 340 next >