PEUGEOT 807 2013 Instructieboekje (in Dutch)

Page 111 of 234

109
Brandstof
ONDERHOUD
6


TE LAAG BRANDSTOFNIVEAU


Tanken
Het tanken dient met afgezette motor

te geschieden.


- Open de brandstofvulklep.

- Steek de sleutel in het slot en draai
deze linksom.

- Trek de tankdop uit de vulopening
en bevestig deze aan de haak aan
de binnenzijde van de vulklep.
Het is normaal dat bij het openen van
de tankdop een geluid van aanzuigende
lucht hoorbaar is, aangezien er
een vacuüm ontstaat dat wordt
veroorzaakt door de afdichting van het
brandstofcircuit.
Op een label staat de voorgeschreven
soort brandstof aangegeven.
Er moet minimaal 5 liter brandstof worden
getankt om er voor te zorgen dat de
brandstofmeter het niveau weer aangeeft.
Laat het vulpistool bij het aftanken
van de auto nooit meer dan 3 keer
automatisch uitspringen. Indien dit wel
gebeurt, kunnen er storingen optreden. BRANDSTOF TANKEN


Als het verklikkerlampje knippert, geeft
dit aan dat de brandstofmeter niet
werkt.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.

Als het brandstofniveau te laag
is, gaat dit verklikkerlampje
branden in combinatie met de
melding "Brandstofniveau
laag"
op het display. Zodra
dit lampje gaat branden is er, afhankelijk
van de rijomstandigheden en de
motoruitvoering, nog ongeveer 8 liter
brandstof aanwezig.
Ga zo snel mogelijk tanken om te
voorkomen dat de auto stil valt.
Rijd nooit door tot de tank helemaal leeg is,
hierdoor kunnen het emissieregelsysteem
en het injectiesysteem beschadigd raken.

De inhoud van de brandstoftank
bedraagt ca. 80
liter.


- Vergrendel na het tanken de vuldop
en sluit de vulklep.

Als de brandstofvulklep geopend
is, wordt de linker schuifdeur
automatisch tegengehouden.
Zolang de tankdop niet op de tank is
teruggeplaatst, kan de sleutel niet uit
het slot worden uitgehaald.

Page 112 of 234

DIESEL
11 0
Brandstof
BRANDSTOFTOEVOER
UITGESCHAKELD

Bij een zware aanrijding wordt de
brandstoftoevoer automatisch door de
brandstofafsluiter onderbroken.
Als dit verklikkerlampje gaat
knipperen, verschijnt een
melding op het display.
HANDOPVOERPOMP
DIESEL



In het geval van een lege
brandstoftank is het noodzakelijk het
brandstofsysteem te ontluchten:


- vul de brandstoftank met minimaal
vijf liter diesel,

- bedien de handopvoerpomp van de
ontluchting (onder de beschermkap
in de motorruimte) tot u brandstof in
de transparante slang ziet komen,

- houd de sleutel in de stand "D"
(starten) tot de motor aanslaat. Controleer buiten de auto of u
geen brandstof ruikt en of er geen
brandstoflekkage is en herstel de
brandstoftoevoer als volgt:



- zet het contact af (stand STOP).
- neem de sleutel uit het contactslot.
- plaats de sleutel in het contactslot.
- zet het contact aan en start de
motor.










Brandstofkwaliteit voor
dieselmotoren

Auto's met dieselmotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrandstoffen
die aan de huidige en toekomstige
Europese richtlijnen voldoen (diesel die
voldoet aan de richtlijn
EN 590 gemengd met biobrandstof
die voldoet aan de richtlijn EN 14214)
en die aan de pomp getankt kunnen
worden (met een gehalte aan
methyl-estervetzuren van 0 tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof B30 is
mogelijk bij bepaalde dieselmotoren
op voorwaarde dat de bijzondere
onderhoudsvoorschriften strikt worden
nageleefd. Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk.
Het gebruik van elk ander type (bio)
brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie...)
is nadrukkelijk verboden (kans op schade
aan de motor en het brandstofcircuit).

Page 113 of 234

111
ONDERHOUD
6
Motorkap openen

MOTORKAP OPENEN


Binnenzijde:


-
open het afdekkapje aan de
linkerzijde in de beenruimte voor de
bestuurder.

-
trek de handgreep omhoog.

Waarschuwing "Motorkap open"
Deze waarschuwing is alleen
beschikbaar in combinatie met de
optie alarm
.
Als de motorkap niet goed gesloten
is terwijl de motor draait of de auto
rijdt, wordt u hiervoor gewaarschuwd
door een afbeelding op het display in
combinatie met een geluidssignaal.

Buitenzijde:


- druk de veiligheidshaak omhoog en
til de motorkap op.




Motorkapsteun

Plaats de stang in de uitsparing om de
motorkap te ondersteunen.
Druk de stang in de houder alvorens
de motorkap te sluiten.

Sluiten
Laat de motorkap voorzichtig zakken
en laat deze aan het einde van de
slag in het slot vallen. Controleer of de
motorkap goed vergrendeld is.

Page 114 of 234

11 2
Onder de motorkap

ONDER DE MOTORKAP
DIESELMOTOREN



1.
Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers.

2.
Zekeringkast.

3.
Reservoir koelvloeistof.
4.
Wielsleutel.

5.
Reservoir rem- en
koppelingsvloeistof.

6.
Krikhouder.

7.
Luchtfilter.
8.
Afneembaar sleepoog.

9.
Motorolie (bij)vullen.

10.
Motoroliepeilstok
( a
: 2.0 HDi).

11 .
Reservoir stuurbekrachtiging.

12.
Handopvoerpomp.

Page 115 of 234

11 3
Niveaus
ONDERHOUD
6

Voer de onderstaande controles
regelmatig uit om uw auto in
goede staat te houden. Raadpleeg
de voorschriften van het PEUGEOT-
netwerk of het onderhoudsboekje dat
bij dit instructieboekje zit. Voor het behoud van de
bedrijfszekerheid van de motoren en
de emissieregelsystemen mogen in
geen geval additieven aan de motorolie
worden toegevoegd.



Olie verversen

Dit dient volgens het onderhoudsschema
van de constructeur te worden
uitgevoerd. Het is verplicht uitsluitend
olieën te gebruiken met de door de
constructeur voorgeschreven viscositeit.
Raadpleeg de voorschriften van het
PEUGEOT-netwerk.
Neem voordat u olie bijvult de peilstok uit
de houder.
Controleer na het bijvullen het
motorolieniveau (het niveau mag
niet boven het bovenste merkteken
uitkomen).
Draai de olievuldop vast alvorens de
motorkap te sluiten.
NIVEAUS

Let erop dat u bij het eventueel
verwijderen en monteren van
de afdekkap van de motor, de
bevestigingsclips niet beschadigt.

Oliepeilstok


Verklikkerlampjes
Motorolieniveau

Regelmatig controleren en tussen twee
verversingen eventueel olie bijvullen
(maximum olieverbruik: 0,5 liter per
1 000 km).
De controle dient bij koude motor
en horizontaal geplaatste auto te
geschieden, met behulp van de
oliepeilstok.

Keuze van de viscositeitsgraad
De olie dient in ieder geval aan de
door de constructeur voorgeschreven
normen te voldoen.
Zie in rubriek 2 het gedeelte
"Cockpit" voor meer informatie
over de verklikkerlampjes.


Remvloeistofniveau

De remvloeistof dient volgens de
door de constructeur voorgeschreven
intervallen te worden ververst.
Gebruik remvloeistof die door de
constructeur wordt aanbevolen en aan
de DOT4-normen voldoet.
Het niveau dient steeds tussen de
merktekens MINI en MAXI van het
reservoir te staan.
Raadpleeg als het reservoir vaak
bijgevuld moet worden zo snel mogelijk
het PEUGEOT-netwerk.
2 merktekens op de
peilstok:

A
= maxi.
Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk
als het oliepeil boven
dit merkteken uitkomt.

B
= mini.
Laat het oliepeil nooit
onder dit merkteken
uitkomen.

Page 116 of 234

11 4
Niveaus


Koelvloeistofniveau

Gebruik om ernstige motorschade
te voorkomen uitsluitend door de
constructeur aanbevolen koelvloeistof.


Als de motor warm is, wordt de
temperatuur van de koelvloeistof
geregeld door de koelventilator.
Wacht voor werkzaamheden aan het
koelsysteem ten minste 1 uur nadat
de motor gedraaid heeft, omdat de
koelventilator nog kan (gaan) werken
als de sleutel uit het contactslot is
verwijderd en het koelsysteem onder
druk staat.
Draai de dop eerst een kwart
omwenteling los om de druk te laten
dalen en te voorkomen dat de hete
koelvloeistof uit het koelsysteem spuit.
Trek, als de druk eenmaal gedaald is,
de dop los en vul koelvloeistof bij.
Laat het koelsysteem, als vaak
koelvloeistof moet worden bijgevuld,
zo snel mogelijk controleren door het
PEUGEOT-netwerk.

Vloeistofniveau stuurbekrachtiging

Controleer het niveau van de
stuurbekrachtigingsvloeistof als de auto op
een vlakke ondergrond staat en de motor
koud is. Draai de dop met geïntegreerde
peilstok los en controleer of het niveau
tussen de merktekens MINI en MAXI staat.

Tijdens de regeneratie van het roetfilter
kan onder het dashboard het geluid
van een relais waargenomen worden.
Wanneer de melding niet verdwijnt
en het verklikkerlampje blijft branden,
raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk.

Niveau brandstofadditief
(diesel met roetfilter)
Als dit lampje tijdens het draaien van
de motor brandt, geeft dit aan dat het
roetfilter vervuild raakt (als gevolg van
langdurige ritten in stedelijke gebieden:
lage snelheid, lange files,...).
Om het filter te regenereren, raden
wij u aan zo snel mogelijk, waar de
verkeersomstandigheden dat toelaten,
ten minste 5 minuten met een snelheid
van 60 km/h of meer te gaan rijden
(totdat de melding verdwijnt en het
verklikkerlampje service uitgaat).
Bijvullen
Het niveau dient steeds tussen
de merktekens MINI en MAXI van
het expansievat te staan. Laat het
koelsysteem, als meer dan 1 liter moet
worden bijgevuld, controleren door het
PEUGEOT-netwerk.



Vloeistofniveau ruiten- en
koplampsproeiers
Wij adviseren u voor een optimale
reiniging en voor uw eigen veiligheid
PEUGEOT-producten te gebruiken.
Gebruik, om bevriezing te voorkomen,
geen water.
Bijvullen
Laat het additiefreservoir zo snel
mogelijk bijvullen door het
PEUGEOT-netwerk.



Afgewerkte producten

Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie.
Remvloeistof is schadelijk voor de
gezondheid en is een erg bijtend
middel.
Gooi afgewerkte olie, remvloeistof en
koelvloeistof niet in het riool, in het
water of op de grond, maar deponeer
deze in de daarvoor bestemde
containers bij het PEUGEOT-netwerk. Een te laag additiefniveau
wordt aangegeven door het
verklikkerlampje service
in combinatie met een
geluidssignaal en een
melding op het display.

Page 117 of 234

11 5
Controles

ONDERHOUD
6

CONTROLES

Raadpleeg de bladzijden in het
onderhoudsboekje, die betrekking
hebben op de motoruitvoering van
uw auto, voor het laten controleren
van de belangrijkste niveaus en
bepaalde onderdelen volgens
het onderhoudsschema van de
constructeur.
Gebruik uitsluitend door
PEUGEOT aanbevolen
producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke
organen zoals het remsysteem te
optimaliseren, worden door PEUGEOT
specifieke producten geselecteerd en
aangeboden.
Vanwege de kans op beschadiging
van het elektrisch systeem is het
reinigen van de motorruimte met een
hogedrukreiniger niet toegestaan.

Oliefilter

Vervang het oliefilterelement regelmatig,
volgens het onderhoudsschema. Raadpleeg het onderhoudsboekje
voor informatie over het
vervangingsinterval van de
filterelementen.
Als de omgeving (veel stof) en de
gebruiksomstandigheden van de auto
(veel stadsverkeer) daartoe aanleiding
geven, moeten de filters twee keer zo
vaak worden vervangen.
Raadpleeg in rubriek 6 het gedeelte
"Onder de motorkap".


Roetfilter (diesel)

Onderhoudswerkzaamheden aan het
roetfilter moeten worden uitgevoerd
door het PEUGEOT-netwerk.
Als langdurig met zeer lage snelheid
wordt gereden of de motor langdurig
stationair draait, kan bij gasgeven
soms rook uit de uitlaat waargenomen
worden. Dit heeft geen invloed op de
prestaties van de auto en heeft geen
gevolgen voor het milieu.

Accu

Laat uw accu voor de winter door het
PEUGEOT-netwerk controleren.


Remblokken

De slijtage van de remblokken is
sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral
bij stadsverkeer en veel korte ritten.
Hierdoor kan het noodzakelijk blijken
om de remblokken vaker, tussen twee
onderhoudscontroles door, te laten
controleren.
Als het remvloeistofniveau te laag is,
kan dit behalve door lekkage van het
remsysteem ook veroorzaakt worden door
slijtage van de remblokken.


Slijtage remschijven/-trommels

Raadpleeg voor meer informatie over
de controle van uw remschijven/-
trommels het PEUGEOT-netwerk.


Handrem

Als de handrem een te grote slag heeft
of als het systeem minder goed werkt,
moet de handrem zelfs tussen twee
onderhoudscontroles worden afgesteld.
Laat het systeem door het PEUGEOT-
netwerk controleren.


Koolstoffilter en interieurfilter

Het koolstoffilter zorgt voor een
constante en krachtige filtering van
stofdeeltjes.
Een verstopt interieurfilter vermindert
de prestaties van de airconditioning
en kan stankoverlast in het interieur
veroorzaken.
Het is raadzaam gebruik te maken
van een gecombineerd interieurfilter.
Het tweede actieve filter zuivert de
luchttoevoer naar het interieur, zodat
de inzittenden schone lucht inademen
en het interieur langer vrij blijft van vuil
(minder kans op allergische reacties,
stankoverlast en vettige aanslag).

Handgeschakelde versnellingsbak

Laat het niveau controleren volgens
het onderhoudsschema van de
constructeur.

Page 118 of 234

11 6
Accu

ECO-MODE

Nadat de motor is afgezet wordt bij
aangezet contact na een half uur
een aantal elektrische voorzieningen
(ruitenwissers, ruitbediening,
plafonniers, autoradio, enz.)
automatisch uitgeschakeld om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Op dat moment verschijnt de melding
"Eco-mode actief"
op het display.
Start de motor en laat deze
enkele seconden draaien om de
bovengenoemde voorzieningen weer
te kunnen gebruiken.
Als de accu ontladen is, kan de motor
niet gestart worden.

Laden met behulp van een
acculader


- maak de accupoolklemmen los,

- volg de aanwijzingen van de
fabrikant van de acculader,

- sluit de accukabels weer aan, te
beginnen met de (-) kabel,

- controleer of de accupolen en
de klemmen schoon zijn. Indien
ze bedekt zijn met een (witte of
groene) oxidatielaag, neem dan
de accukabels los en reinig de
polen en de klemmen.

CU
ACCU

De accu bevindt zich in een
ruimte onder de vloer, vóór de
passagiersstoel.
Wacht 2 minuten na het uitzetten van
het contact alvorens de accu los te
koppelen.
Maak de accupoolklemmen niet los bij
draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de
accukabels los te nemen.
Sluit het schuif-/kanteldak en de ruiten
voordat de accupoolklemmen worden
losgemaakt.
Als de ruiten of het schuif-/kanteldak na
het weer aansluiten niet goed werken,
dienen deze te worden gereset. Het is raadzaam de accu los te
koppelen als uw auto langer dan
een maand buiten gebruik is. Zet, elke keer nadat de accukabels
weer zijn aangesloten, het contact aan
en wacht 1 minuut alvorens de motor
te starten, zodat de elektronische
systemen geïnitialiseerd kunnen
worden. Raadpleeg het PEUGEOT -
netwerk als er zich na deze handeling
toch nog problemen voordoen.
Als de schuifdeuren zijn geopend,
is het elektrische systeem van de
schuifdeuren in de waakfase, waarbij
het energieverbruik relatief hoog
is. Zorg ervoor dat de schuifdeuren
gesloten zijn wanneer de auto
gedurende langere tijd stilstaat.


Starten met een hulpaccu



- sluit eerst de rode kabel aan op de
(+) polen van de beide accu's,

- sluit de groene of zwarte kabel aan
op de (-) pool van de hulpaccu,

- sluit het andere uiteinde van de
groene of zwarte kabel aan op
een zo ver mogelijk van de accu
verwijderd massapunt van de te
starten auto,

- stel de startmotor in werking en laat
de motor draaien,

- wacht tot de motor stationair draait
en neem dan de kabels los. Raadpleeg voor meer informatie
over de beveiliging tegen
beknellen van het schuif-/
kanteldak het gedeelte "Toegang
tot de auto" van rubriek 2.
Raadpleeg voor meer informatie
over de beveiliging tegen
beknellen van de elektrisch
bedienbare ruiten het gedeelte
"Spiegels en ruiten" van rubriek 3.

Page 119 of 234

11 7
SNEL WEER OP WEG
7
Wiel verwisselen
WIEL VERWISSELEN

1. PLAATSEN VAN DE AUTO



- Zet de auto voor zover mogelijk op
een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond.

- Zorg ervoor dat alle inzittenden
de auto hebben verlaten en zich
op een veilige plek bevinden.
Draag, afhankelijk van het land van
bestemming en voor uw veiligheid,
tijdens het verwisselen van het wiel
een reflecterend veiligheidsvest en
plaats een gevarendriehoek.

- Zet de handrem vast, zet het contact
af en schakel de eerste versnelling
of de achteruit (bij automatische
transmissie de stand P
) in.

- Blokkeer indien mogelijk het wiel
schuin tegenover het te verwisselen
wiel met een wielblok.


1.
Wielsleutel.

2.
Krikhouder.

3.
Gereedschap om sierdop van
lichtmetalen velgen te verwijderen.

4.
Afneembaar sleepoog.
De krik en de gereedschapsset zijn
speciaal bestemd voor uw auto.
Gebruik deze daarom niet voor andere
doeleinden. Raadpleeg in rubriek 6 het
gedeelte "Onder de motorkap"
voor een overzicht van de
plaatsing van het gereedschap.

2. GEREEDSCHAP
3. RESERVEWIEL



- Het reservewiel is bereikbaar vanuit
de bagageruimte.


- Open het deksel om de lier te
ontgrendelen en bij de bout te
komen. U kunt de plafonnier van de zitrij
3 inschakelen voor extra licht in de
bagageruimte.

Page 120 of 234

11 8
Wiel verwisselen

- Rol met de wielsleutel de kabel van
de haspel uit.

- Verwijder het reservewiel via de
achterzijde van de auto en plaats
het bij het te verwisselen wiel.



4. VERWISSELEN



- Verwijder de wieldop door de
wieldop los te trekken ter hoogte
van de ventielopening. Gebruik het
platte uiteinde van het sleepoog als
hefboom.

- Draai de wielbouten iets los.

Page:   < prev 1-10 ... 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 ... 240 next >