PEUGEOT 807 2013 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2013, Model line: 807, Model: Peugeot 807 2013Pages: 234, PDF Size: 10.17 MB
Page 121 of 234

11 9
SNEL WEER OP WEG
7
Wiel verwisselen
Draai de krik niet uit voordat de
wielbouten van het te verwisselen
wiel iets zijn losgedraaid en
het wiel dat zich schuin tegenover
het te verwisselen wiel bevindt, is
geblokkeerd met een wielblok.
- Plaats de kop van de krik in het
steunpunt bij het te verwisselen
wiel. Zorg ervoor dat het voetstuk
van de krik op een stevige
ondergrond staat en zich loodrecht
onder het steunpunt bevindt.
- Draai de krik uit tot het wiel loskomt
van de grond.
- Draai alle wielbouten geheel los.
- Verwijder de wielbouten en het
wiel.
5. MONTEREN VAN HET
RESERVEWIEL
- Plaats het wiel op de naaf en draai
de wielbouten met de hand vast.
- Draai de wielbouten met de
wielsleutel enigszins vast.
Page 122 of 234

120
Wiel verwisselen
- Laat de auto volledig zakken
door de krik omlaag te draaien en
verwijder de krik vervolgens.
- Draai de wielbouten met de
wielsleutel volledig vast, zonder te
forceren.
- Plaats het wiel met de lekke
band met het ventiel naar boven
en met de pasnok op zijn plaats
in de reservewielbak onder de
bagageruimte.
- Draai de kabel van de haspel
met de wielsleutel zo ver mogelijk
omhoog. Controleer of het wiel
goed horizontaal geplaatst is en
vast tegen de bodem geklemd zit,
zodat het tijdens het rijden niet kan
bewegen.
- Let erop dat u het deksel sluit om
ervoor te zorgen dat de haspel is
vergrendeld.
- Berg de sierdop op in de
bagageruimte. Ga nooit onder een auto liggen die
alleen op de krik steunt (gebruik
bokken). Gebruik nooit ander
gereedschap dan de wielsleutel om de
haspel te bedienen.
6. MONTEREN VAN HET
GEREPAREERDE WIEL
Het wiel dient op dezelfde manier te
worden gemonteerd als bij stap 5.
Vergeet bovendien niet de sierdop te
monteren.
Het noodreservewiel is niet
geschikt voor het afleggen van
lange afstanden, laat zo snel
mogelijk het aanhaalmoment van de
wielbouten en de bandenspanning
van het noodreservewiel controleren
door het PEUGEOT-netwerk.
Laat bovendien de lekke band zo
spoedig mogelijk repareren en het
oorspronkelijke wiel in de plaats van
het reservewiel monteren door het
PEUGEOT-netwerk.
Page 123 of 234

121
SNEL WEER OP WEG
7
Lamp vervangen
LAMPEN VERVANGEN
Raak de lampen uitsluitend met
een droge doek aan.
Verwijder om beter bij de lampen te
kunnen komen aan de rechterkant
de slang van de ruitensproeier en het
deksel van de zekeringkast.
Probeer vuil niet van de koplampen
en omgeving te verwijderen met een
hogedrukreiniger, om te voorkomen
dat de vernislaag en de afdichtrubbers
beschadigd raken.
2 - Grootlicht
H7-55 W of xenonlamp.
- Draai de beschermkap van
de defecte lamp een kwart
omwenteling naar links en verwijder
hem.
- Neem de stekker los.
- Druk op het uiteinde van de borglip
om deze los te maken. Vervang de
lamp.
Let bij het monteren op de goede stand
van de nokjes en controleer of de
borglip goed vastzit.
- Sluit de stekker weer aan.
- Plaats de beschermkap weer en
draai deze een kwart omwenteling
naar rechts.
3 - Mistlampen
H1-55 3W.
KOPLAMPEN
1.
Dimlicht
2.
Grootlicht
3.
Mistlampen
4.
Parkeerlicht
5.
Richtingaanwijzer
s
1 - Dimlicht
H7-55 W of xenonlamp.
4 - Parkeerlicht
W 5 W.
- Duw de lampunit van de
binnenzijde naar de buitenzijde
van de bumper.
- Trek de lampunit naar voren.
- Draai de lamphouder een kwart
omwenteling naar links en verwijder
hem.
- Draai de lamp een kwart
omwenteling naar links, verwijder
hem en vervang hem.
Breng de lampunit bij het terugplaatsen
van buitenaf aan en duw hem in de
bumper.
LET OP:
ELECTROCUTIEGEVAAR
Het vervangen van een xenonlamp
moet worden uitgevoerd door het
PEUGEOT-netwerk .
Page 124 of 234

122
Lamp vervangen
Achterlichten
1.
Richtingaanwijzers
PY 21 W (amberkleurig).
2.
Remlichten/achterlichten
P 21 W/5 W.
3.
Achteruitrijlichten
P 21 W.
4.
Mistachterlichten
P 21 W.
5 - Richtingaanwijzers
PY 21 W (amberkleurig).
- Draai de lamphouder een kwart
omwenteling naar links en verwijder
hem.
- Vervang de lamp.
De koplampen zijn uitgerust met
polycarbonaatglazen voorzien
van een beschermlaag. Gebruik
voor het schoonmaken van de lampen
nooit een droge doek of een schuur-,
schoonmaak- of oplosmiddel. Gebruik
een spons en zeepwater.
Bij bepaalde weersomstandigheden
(lage temperaturen, vochtig weer)
kan aan de binnenzijde van de
koplampglazen enige condensvorming
ontstaan. Dit is normaal en het zal
zodra de lampen enkele minuten
branden, verdwenen zijn.
Zijknipperlichten
WY 5 W (amberkleurig).
- Druk het zijknipperlicht naar
achteren en maak het los van de
buitenspiegel.
- Houd de stekker vast en draai de
lamphouder een kwart omwenteling
naar links.
- Draai de lamp een kwart
omwenteling naar links, verwijder
hem en vervang hem.
Steek bij het terugplaatsen het
zijknipperlicht naar achteren in het
buitenspiegelhuis en breng het
vervolgens naar voren.
De amberkleurige lampen
(richtingaanwijzers en
zijknipperlichten) moeten
vervangen worden door dezelfde soort
lampen met dezelfde kleur.
Deze 4 lampen worden vanuit het
interieur van de auto vervangen:
- open de achterklep,
- verwijder het ventilatierooster aan
de desbetreffende zijde,
- maak de bedrading van de
achterlichtunit los,
Page 125 of 234

123
SNEL WEER OP WEG
7
Lamp vervangen
DERDE REMLICHT
5 lampen W 5 W.
- Verwijder de bovenste bekleding
van de achterklep door deze aan
beide zijden los te maken.
- Druk de twee borglippen 1
in om de
lamphouder los te nemen.
- Vervang de defecte lamp.
- Let er bij het terugplaatsen op dat
de bovenste bekleding van de
achterklep juist gemonteerd wordt.
- draai de twee moeren aan de
binnenzijde los en verwijder de
achterlichtunit,
- draai de desbetreffende lamphouder
een achtste omwenteling naar links
en verwijder hem,
- draai de defecte lamp een achtste
omwenteling naar links en vervang
hem.
Als er twee of meer lampen defect
zijn, moet u deze onmiddellijk
vervangen. Plaatsen:
- let erop de lamp goed te
plaatsen en druk erop om hem te
bevestigen,
- let erop de lamphouder goed te
plaatsen en draai hem een achtste
omwenteling naar rechts,
- let erop de achterlichtunit goed te
plaatsen en te bevestigen.
KENTEKENPLAATVERLICHTING
W 5 W.
- Verwijder het lampglas.
- Vervang de defecte lamp.
Page 126 of 234

124
Zekering vervangen
ZEKERINGEN VERVANGEN
De zekeringkasten bevinden zich:
- in het onderste dashboardkastje
(rechterzijde),
- bij de accu (vloer aan rechterzijde),
- in de motorruimte.
De reservezekeringen en de tang A
zijn aangebracht aan de binnenkant
van het deksel van de zekeringkast
onder het dashboard. Voordat u een zekering vervangt, dient
u eerst de oorzaak van de storing
op te sporen en te (laten) verhelpen.
De nummers van de zekeringen zijn
aangegeven op de zekeringkast.
- Gebruik de tang A
.
Vervang een defecte zekering altijd
door een zekering met dezelfde
stroomsterkte.
Vervangen van een zekering
PEUGEOT is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren
van extra accessoires die niet door
PEUGEOT aanbevolen en geleverd
worden, of door voorzieningen die
niet volgens de voorschriften van zijn
gemonteerd. Dit geldt met name voor
apparatuur met een stroomverbruik
van meer dan 10 milliampère.
Page 127 of 234

125
SNEL WEER OP WEG
7
Zekering vervangen
ZEKERINGEN DASHBOARD
- Open het onderste dashboardkastje aan de rechterzijde.
- Trek aan de handgreep om het deksel te openen en bij de zekeringen te komen.
Nr.
Stroomsterkte
(Ampère)
Functies
1
15
Ruitenwisser achter.
2
- Niet gebruikt.
3
5
Elektronische eenheid airbag.
4
10
Sensor verdraaiing stuurwiel, diagnoseaansluiting, ESP-sensor, handbediende airconditioning,
contactschakelaar koppelingspedaal, koplampverstelling, pomp roetfilter, elektrochrome
binnenspiegel.
5
30
Elektrisch verstelbare buitenspiegels, motor ruitbediening passagierszijde, schuifdak zitrij 1.
6
30
Voeding ruitbediening vóór.
7
5
Plafonniers, verlichting dashboardkastje, verlichting make-upspiegels, verlichting videoscherm zitrij 2.
8
20
Multifunctioneel display, sirene inbraakalarm, autoradio, CD-wisselaar, audio-/telefoonsysteem,
elektronische eenheid brandstofadditief, elektronische eenheid detectie te lage bandenspanning,
elektronische eenheid module schuifdeuren.
9
30
Aansteker.
10
15
Stuurkolomschakelaars, servicecentrale trekhaakaansluiting.
11
15
Diagnoseaansluiting, contact-/stuurslot, automatische transmissie (4 versnellingen).
12
15
Eenheid geheugen stand bestuurdersstoel, elektrische verstelling passagiersstoel, elektronische eenheid airbag,
elektronische eenheid parkeerhulp, schakelaars schuifdeuren, handsfree-set, automatische transmissie (6 versnellingen).
13
5
Servicecentrale motor, Servicecentrale trekhaakaansluiting.
14
15
Regensensor, automatische airconditioning, instrumentenpaneel, schuifdaken, eenheid
verklikkerlampjes/kilometerteller, bediening audio-/telefoonsysteem.
15
30
Vergrendeling slot aan passagierszijde.
16
30
Vergrendeling/ontgrendeling te openen carrosseriedelen.
17
40
Achterruitverwarming
Page 128 of 234

126
Zekering vervangen
ERINGEN BIJ DE ACCU
ZEKE
Zekeringkast
De zekeringen bevinden zich bij
de accu onder de vloer voor de
rechterstoel.
- Maak het deksel los.
Sluit na de werkzaamheden het
deksel zorgvuldig.
Page 129 of 234

127
SNEL WEER OP WEG
Zekering vervangen
Nr.
Stroomsterkte
(Ampère)
Functies
1
*
40
Elektrische schuifdeur.
2
*
40
Elektrische schuifdeur.
3
*
- Niet gebruikt.
4
*
40
Servicecentrale trekhaakaansluiting.
31
5
Rempedaalschakelaar.
32
25
Geheugen bestuurdersstoel.
33
25
Geheugen passagiersstoel.
34
20
Schuifdak zitrij 3.
35
20
Schuifdak zitrij 2.
36
10
Stoelverwarming passagiersstoel.
37
10
Stoelverwarming bestuurdersstoel.
38
15
Niet gebruikt.
39
20
12 V-aansluiting zitrij 3.
40
20
12 V-aansluiting zitrij 2.
*
De hoofdzekeringen zorgen voor een extra beveiliging van de elektrische installatie. Werkzaamheden aan de zekeringen
dienen door het PEUGEOT-netwerk te worden uitgevoerd.
Page 130 of 234

128
Zekering vervangen
Zekeringkast
Openen zekeringkast in de
motorruimte (links van het
koelvloeistofreservoir):
- Maak het deksel los.
ERINGEN IN DE
ZEKE
OTORRUIMTE MOT
De aanwijzingen in dit boekje
hebben uitsluitend betrekking
op zekeringen die door de
gebruiker kunnen worden vervangen
met behulp van de tang en de
reservezekeringen, die zich bevinden
in het dashboardkastje achter de
zekeringkast aan de rechterzijde
van het dashboard. Raadpleeg
voor overige werkzaamheden het
PEUGEOT-netwerk.
Sluit na werkzaamheden het deksel
zorgvuldig.
Bij het ontwerp van het elektrische
circuit van uw auto is reeds rekening
gehouden met de montage van zowel
de standaarduitrusting als eventuele
opties.
Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerkvoordat u andere elektrische
voorzieningen of accessoires in de
auto monteert of laat monteren.
PEUGEOT is niet aansprakelijk
voor kosten die voortvloeien uit het
verhelpen van storingen veroorzaakt
door het monteren van extra
accessoires die niet door PEUGEOT
aanbevolen en geleverd worden, of
door voorzieningen die niet volgens
de voorschriften van zijn gemonteerd.
Dit geldt met name voor apparatuur
met een stroomverbruik van meer dan
10 milliampère. Voor technische medewerkers:
raadpleeg voor alle informatie met
betrekking tot zekeringen en relais
de elektrische schema's van de
"Reparatiemethoden" die verkrijgbaar
zijn via het PEUGEOT-netwerk.