Peugeot Bipper 2015 Handleiding (in Dutch)
Page 41 of 193
39
Bipper_nl_Chap03_pret-a-partir_ed02-2014
ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING
Alle sleutels zijn voorzien van een chip voor
de elektronische startblokkering.
Dit systeem blokkeert het brandstofsysteem
van de motor en wordt automatisch
ingeschakeld zodra de sleutel uit het contact
wordt verwijderd.
Bij het aanzetten van het contact moet de
code van de sleutel worden herkend door de
startblokkering.Als de sleutel wordt herkend, gaat
dit verklikkerlampje uit en kan de
motor worden gestart.
Als de sleutel niet wordt herkend, kan de
motor niet worden gestart. Start de auto met
een andere sleutel en laat de defecte sleutel
controleren door het P
e UG e OT-netwerk.
Gebruiksvoorschrift
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering.
Speel niet met de knop van de
afstandsbediening, om te voorkomen dat de
portieren per ongeluk ontgrendeld worden.
Als zich in de buurt van de
afstandsbediening andere apparaten
bevinden die in hetzelfde frequentiegebied
werken (mobiele telefoons, alarmsystemen
van gebouwen), kan de werking van de
afstandsbediening tijdelijk verstoord worden.
Let er bij het aanschaffen van een
tweedehands auto op dat:
- u in het bezit bent van een codekaart,
-
uw sleutels door het P
e UG e OT netwerk
in het elektronische geheugen worden
opgeslagen, zodat u er zeker van kunt
zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels de
enige zijn waarmee de auto kan worden
gestart.
CODEKAART
De codekaart wordt u bij aflevering van
de auto samen met de twee sleutels
overhandigd.
Op deze kaart staat de identificatiecode die
het -netwerk nodig heeft bij werkzaamheden
aan de elektronische startblokkering. De
code is afgedekt, verwijder de film alleen als
dit strikt noodzakelijk is.
Bewaar de codekaart op een veilige plaats
buiten de auto.
Neem de codekaart mee wanneer u een
verre reis maakt en bewaar de kaart bij uw
persoonlijke documenten. Het rijden met vergrendelde portieren
kan in geval van nood de toegang tot
het interieur belemmeren.
Neem uit veiligheidsoverwegingen (kinderen
in de auto) de sleutel met afstandsbediening
mee als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor
korte duur.
3
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Toegang tot de auto
Page 42 of 193
40
Bipper_nl_Chap03_pret-a-partir_ed02-2014
ALARM
Het alarm bestaat uit:
-
een omtrekbeveiliging met sensoren op
de portieren, deuren en motorkap en op
de elektrische voeding,
-
een interieurbeveiliging,
-
een beveiliging tegen opkrikken en wegslepen,
-
een beveiliging bij het plaatsen van een
sleutel in het contactslot.
Het systeem bevat een sirene.
Inschakelen van het alarm
Controleer eerst of alle portieren goed zijn
gesloten.
Druk op deze schakelaar om
het alarm in te schakelen. De
beveiliging wordt na enkele
seconden ingeschakeld.
Als het alarm in de waakfase is, wordt bij een
inbraak gedurende ongeveer 30
seconden
de sirene geactiveerd, waarbij tevens de
richtingaanwijzers gaan knipperen.
Het alarm komt vervolgens terug in de
waakfase.
Het alarm gaat tevens af nadat de
elektrische voeding is onderbroken en weer
wordt aangesloten.
Uitschakelen met de afstandsbediening
Uitschakelen met de sleutel
Ontgrendel de portieren met de sleutel en
stap in de auto. Zet het contact in de stand
MAR; de identificatie van de sleutelcode
zorgt ervoor dat de sirene stopt.
Uitschakelen van de interieurbeveiliging en
de beveiliging tegen opkrikken en wegslepen
Gebruiksvoorschrift
Als de sirene per ongeluk afgaat, kunt u
deze snel uitschakelen door de auto met de
afstandsbediening te ontgrendelen.
Als u de auto wilt vergrendelen zonder het
alarmsysteem in te schakelen, vergrendel
de auto dan met de sleutel in het slot
(bijvoorbeeld om de auto te wassen).
Druk op deze knop. Het
alarmsysteem wordt
uitgeschakeld op het moment dat
de auto wordt ontgrendeld.
Signalering van inbraakpogingen
Wanneer iemand tijdens uw
afwezigheid heeft geprobeerd
om in te breken in uw auto,
wordt u daar bij terugkomst op
geattendeerd door het knipperen
van het verklikkerlampje van de elektronische
startblokkering of een waarschuwingsmelding
op het display van het instrumentenpaneel.
Druk om de interieurbeveiliging
en de beveiliging tegen opkrikken
en wegslepen uit te schakelen
op de knop op de plafonnier van
de auto. Dit dient u, zolang u wilt
dat deze beveiligingen zijn uitgeschakeld,
telkens nadat u het contact hebt uitgezet te
herhalen.
Toegang tot de auto
Page 43 of 193
41
Bipper_nl_Chap03_pret-a-partir_ed02-2014
OPENEN VAN BUITENAF
Bestuurdersportier
Ontgrendel het portier van buitenaf met de
afstandsbediening.
Trek de portiergreep naar u toe.
Steek als de afstandsbediening niet werkt
het metalen gedeelte van de sleutel in het
slot van het bestuurdersportier.
Schuifdeur
Trek de handgreep naar u toe en vervolgens
naar achteren.
Open de schuifdeur volledig voorbij het
zware punt.Als de brandstofvulklep is geopend,
houdt een veiligheidssysteem de
schuifdeur tegen (Combi).
Achterklep (Combi)
Trek na het ontgrendelen van de auto met de
afstandsbediening of de sleutel aan de handgreep
in het midden en trek de achterklep open.Houd als de auto op een helling staat
de schuifdeur vast bij het open- en
dichtschuiven. Anders kan de schuifdeur
sneller open- of dichtgaan dan de bedoeling
is en letsel veroorzaken.
Ga om veiligheidsredenen en om storingen
te voorkomen niet rijden als de schuifdeur is
geopend.
3
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Toegang tot de auto
Page 44 of 193
42
Bipper_nl_Chap03_pret-a-partir_ed02-2014
OPENEN VAN BINNENUITBestuurdersportier
Trek aan de binnenportiergreep om het
portier te ontgrendelen.
Anti-overvalsysteem: zodra een snelheid
van ongeveer 20
km/h wordt bereikt, kunt u
aan het kenmerkende klikgeluid horen dat
de auto automatisch wordt vergrendeld.
Deze functie kan worden geconfigureerd via
het configuratiemenu; selecteer "Autoclose"
en vervolgens "ON" of "OFF".
De functie is bij aflevering van de auto
uitgeschakeld.
Openen van de achterdeuren tot 180°
Druk om de openingshoek van de deur
te vergroten op de haak terwijl u de deur
volledig opent.
Achterdeuren
De asymmetrische achterdeuren (60/40)
hebben vier vergrendelingspunten, waarvan
één in het midden.
Trek de handgreep naar u toe.
Open eerst de grote achterdeur. Trek
vervolgens aan de hendel van de kleine
deur om deze te ontgrendelen en te openen.
De twee achterdeuren gaan open tot een
hoek van 90°.
Het rijden met een geopende kleine
achterdeur is toegestaan voor het
vervoer van lange voorwerpen. Houd u
hierbij aan de wettelijke voorschriften met
betrekking tot het markeren van uitstekende
voorwerpen voor achteropkomend verkeer. Raadpleeg de rubriek "Technologie aan
boord - Configuratie van de auto".
Toegang tot de auto
Page 45 of 193
43
Bipper_nl_Chap03_pret-a-partir_ed02-2014
Gebruiksvoorschrift
Controleer of de rail op de vloer vrij is van
voorwerpen die het openen of sluiten van de
schuifdeur kunnen verhinderen.
Voorkom dat het verkeer wordt gehinderd.Laadruimte
Schuifdeur (Combi)
Trek aan de hendel A en open de schuifdeur
volledig voorbij het zware punt.
Achterdeuren
Schuif de hendel B naar rechts om de
deuren te openen. Houd als de auto op een helling staat
de schuifdeur vast bij het open- en
dichtschuiven. Anders kan de schuifdeur
sneller open- of dichtgaan dan de bedoeling
is en letsel veroorzaken.
Ga om veiligheidsredenen en om storingen
te voorkomen niet rijden met geopende
schuifdeuren. Druk één keer op de knop
om de schuifdeur en de
achterdeuren (Bestelwagen)
vanuit de bestuurdersplaats te
ontgrendelen.
Achterklep (Combi)
Als de accu leeg is of de centrale
vergrendeling niet werkt, kan de achterklep
mechanisch vanuit de bagageruimte worden
ontgrendeld.
Open de schuifdeur en klap de achterstoelen
volledig weg.
Druk in de bagageruimte op de hendel om
de achterklep te ontgrendelen.
3
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Toegang tot de auto
Page 46 of 193
44
Bipper_nl_Chap03_pret-a-partir_ed02-2014
SLUITEN VAN BINNENUIT
Centrale vergrendeling
Duw de binnenhandgreep omlaag om de
complete auto of het desbetreffende portier
te vergrendelen. Als echter één van de
portieren of deuren is geopend of niet goed
is gesloten, werkt de centrale vergrendeling
niet.Neem altijd de sleutel mee als u de
auto verlaat, zelfs al is dit voor korte
duur. Sluiten vanuit de 180° geopende stand
De deurvanger komt bij het sluiten van
de achterdeuren automatisch in de
oorspronkelijke positie, wanneer eerst de
kleine deur wordt gesloten.
Laadruimte
Druk op de knop om de
schuifdeuren en achterdeuren
(Fourgonnette) vanuit de cockpit
te vergrendelen.
Anti-overvalsysteem
Na het wegrijden worden de portieren van
de cockpit en de deuren van de laadruimte
automatisch vergrendeld zodra een snelheid
van ongeveer 20
km/h wordt bereikt.
Zolang er gedurende de rit geen portier
wordt geopend, blijven de portieren
vergrendeld.
Deze functie kan worden geconfigureerd via
het configuratiemenu: selecteer "Autoclose"
en vervolgens "ON" of "OFF".
De functie is bij de aflevering van de auto
uitgeschakeld.
Toegang tot de auto
Page 47 of 193
45
Bipper_nl_Chap03_pret-a-partir_ed02-2014
Schuifdeur (Combi)
Gebruik de handgreep om de schuifdeur
tot voorbij het zware punt te schuiven en
het schuiven in gang te zetten. Houd de
schuifdeur vervolgens met behulp van de
handgreep vast bij het dichtschuiven tot hij
is vergrendeld.Kindersloten
Beide achterportieren zijn voorzien van een
kinderslot om het openen van binnenuit te
verhinderen.
F
Draai de knop van beide achterportieren
een kwart omwenteling met de
contactsleutel.
SLUITEN VAN BUITENAF
Schuifdeur
Trek de handgreep naar buiten en
vervolgens naar voren om de deur voorbij
het zware punt te schuiven (bestelwagen) of
uit de blokkeerstand te halen (Combi).
Schuif de deur helemaal dicht.
Achterdeuren
Sluit eerst de kleine deur, deze wordt bij het
sluiten automatisch vergrendeld.
Sluit de grote deur met de handgreep.
Achterklep (Combi)
Trek de achterklep omlaag met behulp van
de handgreep aan de binnenzijde.
Houd als de auto op een helling staat
de schuifdeur vast bij het dichtschuiven
tot hij is vergrendeld. Anders kan de
schuifdeur als gevolg van de zwaartekracht
sneller open- of dichtgaan dan de bedoeling
is en letsel veroorzaken.
3
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Toegang tot de auto
Page 48 of 193
46
Bipper_nl_Chap03_pret-a-partir_ed02-2014
LICHTSCHAKELAAR
Draai de ring met het witte merkteken in de
gewenste stand, met het contact AAN.
Alle verlichting uit
Parkeerverlichting aan
Dit wordt aangegeven door
middel van een controlelampje op
het instrumentenpaneel.
Dimlicht/grootlicht aan
Schakelen tussen dim- en grootlicht
Trek de lichtschakelaar naar u toe.
Lichtsignaal
RichtingaanwijzersFunctie "snelweg"
Deze functie is bedoeld om een verandering
van rijbaan aan te geven tijdens het rijden
op de snelweg.
Wanneer u de lichtschakelaar kort omhoog
of omlaag duwt zonder het zware punt te
passeren, knipperen de richtingaanwijzers
driemaal.
Trek de lichtschakelaar iets naar
u toe, ongeacht de stand van de
ring. Links: omlaag. Het pijlvormige
groene lampje op het
instrumentenpaneel knippert.
Rechts: omhoog. Het pijlvormige
groene lampje op het instrumentenpaneel
knippert. Draai de ring in de juiste stand.
Parkeerlichten
De zijkant van de auto wordt gemarkeerd
door het inschakelen van de parkeerlichten
aan de kant van het verkeer.
Contact in de stand STOP of contactsleutel
verwijderd uit het slot:
F
draai de ring in de stand "Alle verlichting
uit" en vervolgens in de stand
"Parkeerlichten aan",
F
beweeg de lichtschakelaar omhoog of
omlaag om de parkeerlichten aan de
kant van het verkeer in te schakelen
(voorbeeld: rechts van de weg parkeren;
lichtschakelaar omlaag duwen;
parkeerlichten links gaan branden).
Het inschakelen wordt bevestigd door het
branden van het controlelampje van de
parkeerlichten.
Zet om de parkeerlichten uit te schakelen de
lichtschakelaar in de middelste stand en zet
de ring in de stand "Alle verlichting uit".
Stuurkolomschakelaars
Page 49 of 193
47
Bipper_nl_Chap03_pret-a-partir_ed02-2014
Koplampen verstellen
Pas de stand van de koplampen aan de
belading van de auto aan.
De koplampen kunnen uitsluitend worden
versteld als het grootlicht of dimlicht is
ingeschakeld.Druk herhaaldelijk op deze
schakelaars op het dashboard om
de koplampen te verstellen.
Mistlampen
De bediening bevindt zich op het paneel op
het dashboard.
Mistlampen voor en achter
De mistlampen mogen uitsluitend
worden gebruikt bij dichte mist of zware
sneeuwval.
Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, is het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebruikers en
daarom niet toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te schakelen
zodra ze niet meer nodig zijn.
"Follow me home"-verlichting
Doordat het dimlicht tijdelijk blijft branden
na het afzetten van het contact, blijft de
omgeving vóór de auto verlicht en wordt het
uitstappen bij weinig licht vergemakkelijkt.
Inschakelen
Verwijder de contactsleutel of zet deze in de
positie STOP en trek binnen 2
minuten na
het afzetten van de motor de lichtschakelaar
naar u toe.
Telkens als u aan de lichtschakelaar trekt,
wordt de ingeschakelde verlichtingsduur met
30
seconden verlengd, tot een maximum
van 210
seconden. Als deze ingeschakelde
verlichtingsduur is verstreken, dooft de
verlichting automatisch.
Uitschakelen
Trek de lichtschakelaar naar u toe en houd
deze minimaal 2
seconden vast.
De mistlampen vóór werken
in combinatie met de
parkeerverlichting en het dimlicht.
De mistachterlichten werken in
combinatie met het dimlicht.
Druk op een van deze schakelaars om de
gewenste verlichting in te schakelen. Als de hendel de eerste
keer wordt bediend, gaat het
verklikkerlampje branden en
verschijnt er een melding op het
display. Dit controlelampje blijft
branden totdat de functie automatisch wordt
uitgeschakeld.
e
en verklikkerlampje op het
display geeft de geselecteerde
stand aan (0, 1, 2, 3).
3
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Stuurkolomschakelaars
Page 50 of 193
48
Bipper_nl_Chap03_pret-a-partir_ed02-2014
RUITENWISSERSCHAKELAAR
Ruitenwissers vóór
De ruitenwissers werken uitsluitend als het
contact in de stand MAR staat.
De schakelaar heeft vier standen. Het is
mogelijk 3 snelheden te kiezen door aan de
ring te draaien.
Raadpleeg voor het vervangen van
wisserbladen de rubriek "Snel weer op
weg - Wisserbladen vervangen".
Gebruiksvoorschrift
Controleer bij vorst vóór het inschakelen
van de ruitenwissers of de ruitenwissers vrij
kunnen bewegen.
Interval.
Constant wissen met lage snelheid.
Constant wissen met hoge snelheid.
e
én keer wissen: schakelaar kort omhoog
bewegen.
Ruitensproeiers vóór
Beweeg de hendel omlaag: alleen de
ruitensproeiers vóór treden in werking.
Houd de hendel omlaag: de ruitensproeiers
vóór treden in werking, waarna enige tijd de
ruitenwissers worden ingeschakeld. Raadpleeg voor het bijvullen van het
reservor de rubriek "Onderhoud - Niveaus".
Ruitenwisser achter
De ruitenwisser is op de ruit van
de grote achterdeur geplaatst.
Draai aan de ring.
Ruitensproeier achter
De ruitensproeier achter is naast het derde
remlicht ingebouwd.
Beweeg de hendel omhoog: alleen de
ruitensproeier treedt in werking.
Houd de hendel vast: de ruitensproeier
treedt in werking, waarna gedurende enige
tijd de ruitenwisser worden ingeschakeld.
Stuurkolomschakelaars