Peugeot Bipper 2015 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2015, Model line: Bipper, Model: Peugeot Bipper 2015Pages: 193, PDF Size: 8.33 MB
Page 51 of 193

49
Bipper_nl_Chap03_pret-a-partir_ed02-2014
Opnieuw activeren
- Druk nogmaals op de
toets op het uiteinde van
de hendel.
of
-
T
rap het gaspedaal in tot een snelheid
is bereikt die dicht bij de ingestelde
snelheid ligt.
-
Schakel de versnelling in die was
ingeschakeld toen de snelheid werd
ingesteld.
De auto neemt de laatst ingestelde snelheid
weer aan.
Als de functie wordt ingeschakeld, gaat
het verklikkerlampje "Snelheidsregelaar"
branden op het instrumentenpaneel.
SNELHEIDSREGELAAR
Voor het instellen van de gewenste
wagensnelheid.
Met dit systeem kan de bestuurder bij
normaal doorstromend verkeer met een
constante zelf ingestelde snelheid rijden
zonder dat het gaspedaal ingetrapt hoeft te
worden.
Deze voorziening werkt alleen bij snelheden
boven 30
km/h en met minimaal de tweede
versnelling ingeschakeld.
Selecteren van de
functie
- Zet de ring in de
stand ON. De
snelheidsregelaar is
geselecteerd, maar nog
niet geactiveerd en er
is nog geen snelheid
ingesteld.
Eerste keer activeren /
Instellen van een
snelheid
- Breng uw auto met
het gaspedaal op de
gewenste snelheid.
-
Bewee
g de hendel gedurende minimaal
één seconde omhoog (+) en laat
vervolgens de hendel los.
De snelheid is nu in het geheugen opgeslagen.
U kunt het gaspedaal loslaten, deze snelheid
wordt door de auto gehandhaafd.
Tijdelijk overschrijden
van de ingestelde
snelheid
Het is mogelijk gas te
geven en tijdelijk met
een hogere snelheid dan de ingestelde
snelheid te rijden (bijvoorbeeld om een
inhaalmanoeuvre uit te voeren).
Als het gaspedaal wordt losgelaten, wordt
de ingestelde snelheid weer aangenomen.
Uitschakelen
- Druk op de toets op
het uiteinde van de
hendel.
of
-
T
rap op het rem- of koppelingspedaal.
De snelheidsregelaar wordt ook
uitgeschakeld als het ABS of de
e SC
ingrijpt.
3
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Stuurkolomschakelaars
Page 52 of 193

50
Bipper_nl_Chap03_pret-a-partir_ed02-2014
Ingestelde snelheid wijzigen
De ingestelde snelheid kunt u op twee
manieren verhogen:
Uitschakelen van de
functie
- Draai de ring in de stand
OFF of zet het contact af
om het systeem volledig
uit te schakelen.
Ingestelde snelheid annuleren
Als bij stilstaande auto het contact wordt
afgezet, wordt de ingestelde snelheid uit het
geheugen gewist.
Storing
Draai in het geval van een storing de
ring in de stand OFF en neem contact op
met het P
e UG e OT-netwerk of met een
gekwalificeerde werkplaats.
Gebruiksvoorschrift
let bij het wijzigen van de ingestelde snelheid
door het ingedrukt houden van de toets goed
op omdat de snelheid zeer snel kan worden
verhoogd of verlaagd.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op gladde
wegen of bij zeer druk verkeer.
Zet de versnellingspook nooit in de neutraalstand
als het systeem in werking is.
Bij een steile afdaling kan de snelheidsregelaar
niet voorkomen dat de ingestelde snelheid
wordt overschreden. Bij het gebruik van de
snelheidsregelaar moet de bestuurder te allen
tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn
verantwoordelijkheid nemen.
Houd uw voeten bij de pedalen.
Om te voorkomen dat de werking van de pedalen
wordt gehinderd:
-
controleer of de mat goed op zijn plaats ligt en
vast aan de bevestigingen op de vloer,
-
leg nooit meerdere matten boven op elkaar
.
Zonder het gaspedaal:
-
beweeg de hendel
omhoog (+).
Beweeg de hendel kort
omhoog om de snelheid met
1
km/h te verhogen.
Met het gaspedaal:
-
trap het gaspedaal in tot de gewenste
snelheid is bereikt,
-
beweeg de hendel gedurende minimaal
één seconde omhoog (+) en laat deze
vervolgens los. Verlagen van de ingestelde
snelheid:
-
beweeg de hendel
omlaag (-); de nieuwe
snelheid wordt
automatisch in het
geheugen opgeslagen.
Beweeg de hendel kort omlaag om de
snelheid met 1
km/h te verlagen.
Houd de hendel omlaag om de snelheid
traploos te verlagen. Houd de hendel omhoog om de snelheid
traploos te verhogen.VASTE SNELHEIDSBEGRENZER
Met deze functie kan de maximumsnelheid
van de auto permanent worden begrensd
(volgens uitvoering en uitsluitend bij de
uitvoeringen met de motor 1.3
HDi 75 pk).
De maximumsnelheid kan op vier vooraf
ingestelde snelheden worden ingesteld:
90, 100, 110
of 130 km/h.
e
en sticker in de auto geeft aan of
deze functie aanwezig is en welke
snelheid is ingesteld.
Deze functie kan niet door de bestuurder
worden uitgeschakeld of ingesteld.
Stuurkolomschakelaars
Page 53 of 193

51
Bipper_nl_Chap03_pret-a-partir_ed02-2014
BINNENSPIEGELBUITENSPIEGELS
Elektrisch bedienbare buitenspiegels
De schakelaar van de elektrisch bedienbare
buitenspiegels bevindt zich in het interieur
ter hoogte van de buitenspiegel. Druk op de toets van de
achterruitverwarming om de
buitenspiegels te ontdooien.
Draai de knop naar links of rechts om de
te verstellen buitenspiegel te selecteren en
beweeg de knop in de gewenste richting om
de spiegel te verstellen.
Handbediening
De hendels voor het handmatig verstellen
van de buitenspiegels bevinden zich in het
interieur ter hoogte van de voet van elke
buitenspiegel.
Beweeg de hendel in de gewenste richting
om de spiegel te verstellen.
Met de hendel aan de onderzijde kan de
spiegel in 2
standen worden gezet.
In de dagstand staat de hendel naar voren.
Trek de hendel naar u toe om de spiegel in
de nachtstand (antiverblinding) te zetten.
Het glas van de buitenspiegels is sferisch om
het gezichtsveld naast de auto te vergroten.
De weergegeven objecten in de spiegels aan
bestuurders- en passagierszijde lijken verder af
dan ze in werkelijkheid zijn. Hiermee moet rekening
worden gehouden om de afstand ten opzichte van
achteropkomend verkeer goed in te schatten.
3
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Spiegels en ruiten
Page 54 of 193

52
Bipper_nl_Chap03_pret-a-partir_ed02-2014
RUITBEDIENING
Elektrische bediening
De elektrisch bedienbare ruit aan
de bestuurderszijde is voorzien van
een antiklemvoorziening en een
eentrapsbediening voor het openen en
sluiten.
Met de schakelaars op het
bestuurdersportier kan de bestuurder beide
voorportierruiten bedienen.
Met de schakelaar op het passagiersportier
kan alleen de ruit aan passagierszijde
worden bediend.
Eentrapsbediening
Houd de schakelaar lang ingedrukt om de
ruit aan de bestuurderszijde volledig te
openen of te sluiten.
De ruit stopt als opnieuw op de schakelaar
wordt gedrukt.
Activeer de beweging van de ruit door kort
op de schakelaar te drukken.
Handbediening
Draai aan de ruitslinger op het portierpaneel.
Gebruiksvoorschrift
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor
een korte periode, altijd de sleutel uit het
contact.
Wanneer tijdens het bedienen van de ruit
iets tussen de ruit en de sponning bekneld
raakt, moet de ruit weer worden geopend.
Druk daarvoor op de desbetreffende
schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan de
passagierszijde bedient, moet hij ervan
verzekerd zijn dat niets het correcte sluiten
van de ruit verhindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd zijn
dat de passagier op de juiste manier gebruik
maakt van de elektrische ruitbediening.
Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens
het bedienen van de ruit niet kunnen
bezeren.
ZIJRUITEN ACHTER (COMBI)
kantel de hendel en druk deze helemaal
naar buiten om de geopende ruit vast te
zetten.
Spiegels en ruiten
Page 55 of 193

53
Bipper_nl_Chap03_pret-a-partir_ed02-2014
Gebruiksvoorschrift
Trap om soepel te kunnen schakelen het
koppelingspedaal altijd volledig in.
Om te voorkomen dat de werking van het
pedaal wordt gehinderd:
-
controleer of de mat goed op zijn plaats ligt,
-
gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
l
aat tijdens het rijden niet uw hand op de
versnellingspook rusten. Zelfs een lichte belasting
op de pook kan na verloop van tijd slijtage aan de
onderdelen in de versnellingsbak veroorzaken.
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK
Achteruit
Schakel de achteruit pas in als de auto
volledig stilstaat.
Zet de pook met beleid in de
achteruitversnelling om bijgeluiden te
beperken.
De parkeerhulp (volgens uitvoering)
wordt bij het inschakelen van de
achteruitversnelling automatisch ingeschakeld;
hierbij klinkt een geluidssignaal.
Raadpleeg de rubriek "Technologie aan
boord - Parkeerhulp".
STUURWIEL VERSTELLEN
Zorg dat de auto stilstaat en ontgrendel het
stuurwiel door de hendel omlaag te duwen.
Zet het stuurwiel in de gewenste stand
(diepte en hoogte) en vergrendel het weer
door de hendel volledig omhoog te trekken.
Rijd altijd stapvoets als de weg onder
water staat of bij het oversteken van
een wed.
3
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Versnellingsbak en stuurwiel
Page 56 of 193

54
Bipper_nl_Chap03_pret-a-partir_ed02-2014
ELEKTRONISCH GESTUURDE
VERSNELLINGSBAK
Bij de elektronisch gestuurde
versnellingsbak met vijf versnellingen kunt
u kiezen tussen automatische bediening en
handmatig schakelen.
Deze versnellingsbak heeft twee
gebruiksmogelijkheden:
-
een automatische stand om automatisch,
dus zonder tussenkomst van de
bestuurder, te schakelen.
-
een handmatige stand om met de
selectiehendel zelf te schakelen.
De versnellingsbak kan worden bediend met:
1.
een selectiehendel
1
op de
middenconsole, waarmee u de
rijstand, de achteruitversnelling en de
neutraalstand kunt selecteren en zelf
kunt schakelen in de handmatige stand,
2.
een knop
2
om het programma voor
zuinig rijden in of uit te schakelen.
Bedienen van de selectiehendel
elke stand van de selectiehendel wordt
geselecteerd vanuit de middelste stand.
N : neutraalstand.
T
rap het rempedaal in en selecteer deze
stand om te kunnen starten. Beweeg de
selectiehendel daarvoor naar rechts en
vervolgens omhoog.
R : achteruitversnelling.
Houd bij stilstaande auto het rempedaal
ingetrapt en beweeg de selectiehendel naar
rechts en vervolgens omlaag.
M + / -:
schakelen in de handmatige stand.
Houd de selectiehendel naar links om
deze stand te selecteren en beweeg de
selectiehendel vervolgens:
-
naar de
+ om op te schakelen,
-
naar de
- om terug te schakelen.
Weergave op het instrumentenpaneel
N. Neutral (neutraalstand).
R. Reverse (achteruit).
1
2 3 4 5. Ingeschakelde versnelling.
AUTO.
Gaat branden als de automatische
stand wordt geselecteerd; gaat uit als de
handmatige stand wordt geselecteerd.
E.
Gaat branden als het programma voor
zuinig rijden wordt ingeschakeld; gaat uit
als het programma wordt uitgeschakeld.
A
: automatische stand.
Houd de selectiehendel naar links om deze
stand te selecteren.
E : programma voor zuinig rijden.
Druk op deze knop om dit programma in of
uit te schakelen.
Versnellingsbak en stuurwiel
Page 57 of 193

55
Bipper_nl_Chap03_pret-a-partir_ed02-2014
Starten van de auto
Trap altijd het rempedaal in.
Start de motor; de versnellingsbak wordt
automatisch in de neutraalstand gezet.
De selectiehendel blijft in de stand staan die
was geselecteerd voordat het contact werd
afgezet.
Op het display van het instrumentenpaneel
verschijnt een "N" en er klinkt een
geluidssignaal wanneer u het rempedaal
loslaat om u erop te attenderen dat een
andere versnelling is ingeschakeld dan is
geselecteerd met de selectiehendel.
Selecteer de eerste versnelling
(selectiehendel naar de + bewegen) of de
achteruitversnelling (stand R ).
Op het display van het instrumentenpaneel
verschijnt "1" of "R".
Zet de handrem vrij.
l
aat het rempedaal los en geef gas. De bij het afzetten van het contact
ingeschakelde stand (AUTO of handmatig)
blijft in het geheugen opgeslagen tot de
motor weer gestart wordt.Stilstaan - Wegrijden op een helling
Deze versnellingsbak is een elektronisch
gestuurde versnellingsbak zonder
koppelingspedaal.
Gebruik om de auto op een helling te
laten staan niet het gaspedaal, maar de
handrem. Wanneer u zich niet aan dit
voorschrift houdt, loopt u het risico dat
de koppeling oververhit raakt en schade
aan de versnellingsbak ontstaat.
Geef bij het wegrijden geleidelijk gas terwijl
u de handrem loszet.
Bij weinig grip is wegrijden in de 2e
versnelling ook mogelijk (selectiehendel
twee keer richting "+" bewegen).
Automatische stand
Na het starten van de auto kunt u de
automatische stand inschakelen door de
stand A/M te selecteren.
Op het display van het
instrumentenpaneel verschijnen
de aanduidingen "AUTO" en de
ingeschakelde versnelling.
De versnellingsbak functioneert nu in de
auto-actieve stand, zonder tussenkomst van
de bestuurder.
De versnellingsbak kiest voortdurend de
meest geschikte versnelling aan de hand
van de volgende parameters:
-
wagensnelheid,
-
motortoerental,
-
mate waarin het gaspedaal is ingetrapt.
V
oor een maximaal comfort en een optimale
versnelling is het raadzaam om het bruusk
intrappen en loslaten van het gaspedaal te
vermijden.
Wanneer u het gaspedaal volledig intrapt,
schakelt de versnellingsbak een lagere
versnelling in voor een snellere acceleratie.
Trap het gaspedaal snel en diep in om
snel weg te rijden.
3
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Versnellingsbak en stuurwiel
Page 58 of 193

56
Bipper_nl_Chap03_pret-a-partir_ed02-2014
Parkeren van de auto
Houd om de motor af te zetten het
rempedaal ingetrapt en:
-
zet de versnellingsbak in de eerste
versnelling of de achteruitversnelling,
-
trek de handrem aan om de auto volledig
stil te zetten.
-
zet het contact af.
T
ijdelijk een andere versnelling kiezen in de
automatische stand
U kunt ook zelf een andere versnelling
kiezen met behulp van de selectiehendel.
Hierdoor wordt de automatische stand niet
uitgeschakeld, maar u kunt wel tijdelijk
gebruikmaken van de functies van de
handgeschakelde stand (bijvoorbeeld om
een auto in te halen).
De aanduiding "AUTO" blijft op het display
van het instrumentenpaneel staan.
Programma voor zuinig rijden "ECO"
Dit programma vult de automatische
stand aan om het brandstofverbruik te
verminderen.
Druk op de knop E om het programma te
activeren.
Handmatige stand
Na het gebruik van de automatische stand
kunt u terugkeren naar de handmatige stand
door de stand A/M nogmaals te selecteren.
De aanduiding "E" verschijnt
op het display van het
instrumentenpaneel, bij "AUTO"
en de door de versnellingsbak
ingeschakelde versnelling.
De versnellingsbak kiest op basis van
de wagensnelheid, het motortoerental
en de mate waarin het gaspedaal is
ingetrapt de optimale versnelling om het
brandstofverbruik te beperken. Op het display van het
instrumentenpaneel verdwijnt de
aanduiding
"AUTO" en verschijnt
de ingeschakelde versnelling.
Het is niet nodig om uw voet van het
gaspedaal te nemen om te kunnen
schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling
is alleen mogelijk als de snelheid van de
auto en het motortoerental dit toestaan. Als
schakelen niet mogelijk is, geeft het systeem
een geluidssignaal.
Als de auto stapvoets rijdt, bijvoorbeeld bij
het naderen van een stopbord of een rood
verkeerslicht, schakelt de versnellingsbak
automatisch terug naar de eerste
versnelling.
l
aat het rempedaal los nadat op het display
van het instrumentenpaneel de aanduiding
van de ingeschakelde versnelling is
verdwenen.
Stap nooit uit de auto als de
versnellingsbak in de neutraalstand
staat (stand N ). Als de versnellingsbak in
deze stand staat, klinkt een geluidssignaal
als het contact wordt afgezet (contact in de
stand STOP).
Versnellingsbak en stuurwiel
Page 59 of 193

57
Bipper_nl_Chap03_pret-a-partir_ed02-2014
Resetten
Zet het contact in de stand MAR.
Binnen 10 seconden moet de ingeschakelde
versnelling op het display van het
instrumentenpaneel verschijnen.
Als dat niet het geval is, zet dan het contact
in de stand STOP
en wacht tot het display
van het instrumentenpaneel uitgaat.
Zet het contact nogmaals in de stand MAR. Als dit lampje gaat branden in
combinatie met een melding op
het display, duidt dit erop dat de
versnellingsbak op de verkeerde
manier wordt bediend door de bestuurder.
Als bij aangezet contact dit lampje
gaat knipperen in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
display van het instrumentenpaneel, duidt dit
op een storing in de versnellingsbak.
l
aat het systeem controleren door
het P
e UG e OT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
l aat als het probleem niet is verholpen het
systeem controleren door het P
e UG e OT-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Zet de selectiehendel tijdens het rijden
nooit in de neutraalstand (stand N).
Zet de selectiehendel alleen in de achteruit
(stand R) als de auto volledig stilstaat en het
rempedaal is ingetrapt.
Wanneer u gelijktijdig het gaspedaal en
het rempedaal intrapt, kan schade aan de
versnellingsbak ontstaan.
Noodloopfunctie - vertraagd wegrijden
Deze procedure moet worden toegepast
als het systeem het intrappen van het
rempedaal niet signaleert of in het geval
van een storing in de versnellingsbak bij het
starten van de motor.
Trap het rempedaal stevig in.
Draai de contactsleutel ten minste
7
seconden in de stand AV V .
De motor wordt gestart.
Het systeem blijft werken in de
noodloopfunctie: de versnellingsbak gebruikt
de 3
e versnelling als hoogste versnelling en
de automatische stand is niet beschikbaar.
laat als de motor niet kan worden gestart het
systeem controleren door het P e UG e OT-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
StoringAls de auto lang stilstaat met
draaiende motor, is het raadzaam de
versnellingsbak in de neutraalstand
(stand N) te houden.
Als de auto stilstaat met draaiende
motor en de eerste of tweede
versnelling of de achteruitversnelling is
ingeschakeld, selecteert de versnellingsbak
in de volgende gevallen automatisch de
neutraalstand, waarbij een geluidssignaal
klinkt:
-
het gas- en/of rempedaal wordt
gedurende 3
minuten niet ingetrapt,
-
het rempedaal wordt al 10
minuten
ingetrapt,
-
het bestuurdersportier is geopend en het
gas- en/of rempedaal wordt gedurende
1,5
seconde niet ingetrapt,
-
storing in de versnellingsbak. W
anneer uw auto gesleept wordt,
dient u ervoor te zorgen dat de
versnellingsbak in de neutraalstand
(stand N) staat.
Rijd altijd stapvoets als de weg onder
water staat of bij het oversteken van
een wed.
3
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Versnellingsbak en stuurwiel
Page 60 of 193

58
Bipper_nl_Chap03_pret-a-partir_ed02-2014
SCHAKELINDICATOR*
* Afhankelijk van de motoruitvoering.
Werking
Het systeem geeft uitsluitend adviezen als u rustig
rijdt.
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te schakelen.
De keuze van de optimale versnelling hangt
namelijk altijd af van de situatie op de weg, de
verkeersdrukte en de veiligheid. De bestuurder
blijft derhalve altijd zelf verantwoordelijk voor het
al dan niet opvolgen van een schakeladvies van
het systeem.
De functie kan niet worden uitgeschakeld.Voorbeeld:
Dit systeem geeft aan welke versnelling
moet worden ingeschakeld om het
brandstofverbruik te reduceren.
Weergave op het instrumentenpaneel niveau 2 In rijsituaties waarin veel van de motor
wordt gevraagd (diep intrappen van
het gaspedaal, bijvoorbeeld tijdens een
inhaalmanoeuvre...) zal het systeem geen
schakeladvies geven.
Het systeem adviseert nooit:
-
om de eerste versnelling in te schakelen,
-
om de achteruitversnelling in te
schakelen.
-
U rijdt in de derde versnelling.
-
U trapt het gaspedaal redelijk ver in.
-
Het systeem kan u in dit geval adviseren
een hogere versnelling in te schakelen. Bij auto's met handgeschakelde
versnellingsbak kan naast de pijl ook
de geadviseerde versnelling worden
weergegeven.
Bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak is dit systeem uitsluitend
actief in de handgeschakelde stand. De informatie wordt weergegeven op het
display van het instrumentenpaneel in
de vorm van het controlelampje SHIFT in
combinatie met een pijl omhoog bij een
advies om op te schakelen.
Weergave op het instrumentenpaneel niveau 1
Versnellingsbak en stuurwiel