air filter Peugeot Boxer 2020 Handleiding (in Dutch)

Page 7 of 196

5
Eco-rijden
Eco-rijden
Eco-rijden staat voor een aantal dagelijkse
gewoontes voor verlaging van het
brandstofverbruik en de CO
2-uitstoot van de
auto.
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een
handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig
weg en schakel zo snel mogelijk naar de tweede
versnelling. Schakel bij het accelereren bij
voorkeur snel over naar een hogere versnelling.
De schakelindicator adviseert u de versnelling
in te schakelen die het best geschikt is
voor de rijomstandigheden: volg het op het
instrumentenpaneel weergegeven schakeladvies
zo snel mogelijk op.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd een veilige afstand tot de auto's voor
u aan, rem bij voorkeur af op de motor in
plaats van het rempedaal te gebruiken en trap
het gaspedaal geleidelijk in. Zo bespaart u
brandstof, verlaagt u de CO
2 en maakt de auto
minder geluid.
Als uw auto is voorzien van een
snelheidsregelaar, gebruik deze dan vanaf
een snelheid van 30 km/h als het verkeer goed
doorstroomt.
Gebruik de elektrische voorzieningen op
de juiste manier
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur
in de auto hoog is opgelopen, open dan alle
ruiten en de ventilatieroosters voordat u de
airconditioning inschakelt.
Sluit de ruiten bij snelheden boven 50 km/u, maar laat de ventilatieroosters geopend.
Maak gebruik van alle voorzieningen die de
temperatuur in de auto kunnen verlagen.
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste
temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met
een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitverwarming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn
als deze niet automatisch worden geregeld.
Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.
Schakel de koplampen en de mistlampen vóór
uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten
niet stationair warmdraaien: uw auto warmt
sneller op als u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk
multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP3-
speler, spelcomputer enz.) op de auto aan
om het elektriciteitsverbruik, en dus het
brandstofverbruik, te beperken.
Koppel alle draagbare apparatuur los als u de
auto verlaat.
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht gelijkmatig over de auto.
Beperk de belading en de luchtweerstand
(dakdragers, imperiaal, fietsendrager,
aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik bij
voorkeur een dakkoffer.
Verwijder de dakdragers en het imperiaal na
gebruik.
Vervang de winterbanden na de winter zo snel
mogelijk door zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer de bandenspanning regelmatig
(bij koude banden) en houd u daarbij aan de
bandenspanning die staat vermeld op de sticker
op de sponning van het bestuurdersportier.
Controleer de bandenspanning met name:
– voorafgaand aan een lange rit;– bij de wisseling van de seizoenen;– als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.
Vergeet daarbij het reservewiel en de wielen
van een aanhanger of caravan (indien van
toepassing) niet.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie
verversen, oliefilter, luchtfilter en interieurfilter
vervangen enz.) en houd u daarbij aan het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Bij uitvoeringen met een BlueHDi-dieselmotor:
bij een storing in het SCR-systeem stoot de auto
te veel schadelijke stoffen uit. Ga in dat geval zo
snel mogelijk naar een PEUGEOT-dealer of een

Page 37 of 196

35
Ergonomie en comfort
3► Dek de zonnesensor op het dashboard niet af; deze wordt gebruikt
voor het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
► Zet de airconditioning minstens één of twee keer per maand 5 tot 10 minuten aan
om het systeem in perfecte staat te houden.
► Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken
van een aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan de
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de motor.
Vermijd het te lang rijden met een
uitgeschakelde aanjager en het te lang
gebruiken van de luchtrecirculatie om te
voorkomen dat de ruiten beslaan of de
luchtkwaliteit vermindert.
Als de binnentemperatuur zeer hoog is
wanneer de auto lang in de zon heeft
gestaan, is het raadzaam het
passagierscompartiment korte tijd te
ventileren.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht in
het interieur goed ververst wordt.
Condensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een normaal
verschijnsel.
Onderhoud van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
► Controleer regelmatig de staat van het interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
Het is raadzaam om een gecombineerd
interieurfilter te gebruiken. Dankzij het
toegevoegde speciale actieve middel is de
lucht die de inzittenden inademen schoner en
blijft het interieur schoner (vermindering van
allergische reacties, stank en vetaanslag).
► Om een correcte werking van de airconditioning te garanderen moet u deze
overeenkomstig de aanbevelingen in het
onderhouds- en garantieboekje laten
controleren.
Bevat gefluoreerde broeikasgas
R134A.
Afhankelijk van de uitvoering en het
verkoopland kan het aircocircuit het
broeikasgas R134a bevatten.
Stop & Start
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen als
de motor draait.
Schakel tijdelijk het Stop & Start-systeem
uit om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het Stop &
Start-systeem.
Verwarming/
handbediende
airconditioning


1. Airconditioning aan/uit
2. Temperatuurregeling
3. Regeling luchtstroom
4. Regeling luchtverdeling
5. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie
Airconditioning
De airconditioningsstand werkt alleen als de
motor draait.
De ventilator moet op minimaal 1 worden
ingesteld.
► Druk op de toets (1) om het
airconditioningssysteem in of uit te schakelen
(ter bevestiging gaat het lampje aan of uit).

Page 77 of 196

75
Rijden
6


► Druk op de toets.Een melding in het instrumentenpaneel bevestigt
de gewijzigde status.
Wanneer de functie wordt uitgeschakeld gaat
het controlelampje branden; als de motor door
de functie was gestopt, wordt deze direct gestart.
Schakel Stop & Start uit, dan blijft de
airconditioning continu werken.
Motorkap openen
Schakel het Stop & Start-systeem altijd
uit als u handelingen onder de motorkap wilt
uitvoeren, om letsel door het automatisch
opnieuw starten van de motor te voorkomen.
Rijden op een overstroomde weg
Schakel het Stop & Start-systeem uit
wanneer u over een overstroomde weg moet
rijden.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
rijadviezen, met name over het rijden op
overstroomde wegen.
Overgang naar de
STOP-stand
Zet de schakelhendel in de neutraalstand en
laat het koppelingspedaal los terwijl het voertuig
stilstaat.
Dit lampje op het instrumentenpaneel
gaat branden en de motor wordt afgezet.
Automatische uitschakeling van de motor is alleen mogelijk wanneer de rijsnelheid
van het voertuig hoger dan 10 km/u is, zodat
de motor niet continu wordt uitgeschakeld als
het voertuig langzaam rijdt.
Voordat u het voertuig verlaat, moet u
altijd het contact met de sleutel
uitschakelen.
Tank nooit terwijl de motor in de STOP-stand staat; zet in dat geval altijd
het contact af met de sleutel.
Bijzonderheden: STOP-
stand niet beschikbaar
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:– het systeem wordt geïnitialiseerd,– het bestuurdersportier is geopend,– de veiligheidsgordel van de bestuurder niet is vastgemaakt,– de airconditioning in werking is,– de achterruitverwarming ingeschakeld is,– de ruitenwissers vóór in de stand hoge snelheid werken,– de achteruitversnelling is ingeschakeld, tijdens het inparkeren,– bepaalde bijzondere omstandigheden (laadtoestand accu, motortemperatuur,
regeneratie van het roetfilter, rembekrachtiging,
buitentemperatuur enz.) dat niet toelaten.
– het Stop & Start-systeem zeer intensief wordt gebruikt. In dat geval kan het systeem worden
uitgeschakeld om de startfunctie te beschermen.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
om de functie weer te laten activeren.
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel knippert enkele
seconden en gaat vervolgens uit.
Dit is volkomen normaal.
Overgang naar de
START-stand
Wanneer er een versnelling is geselecteerd,
is automatisch herstarten van de motor alleen

Page 108 of 196

106
Praktische informatie
Type vloeistof
De vloeistof moet worden bijgevuld met een
kant-en-klaar mengsel.
's Winters (bij temperaturen beneden het
vriespunt) moet een voor de omstandigheden
geschikte vloeistof met antivries worden gebruikt
om de onderdelen van het systeem (pomp,
reservoir, leidingen enz.) te beschermen.
Vul het reservoir nooit bij met kraanwater
(kans op bevriezing, kalkafzetting enz.).
AdBlue (BlueHDi)
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de meters en met name de
indicatoren voor de AdBlue-actieradius.
Vul het AdBlue-reservoir bij om te voorkomen dat
de motor om wettelijke redenen niet meer kan
worden gestart.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over AdBlue
® (BlueHDi) en met name over het bijvullen van AdBlue.
Controles
Controleer, tenzij anders aangegeven, deze
onderdelen conform het onderhoudsschema
van de fabrikant dat betrekking heeft op de
motoruitvoering van uw auto.
Laat de controles anders uitvoeren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke onderdelen
als het remsysteem te optimaliseren,
selecteert en biedt PEUGEOT specifieke
producten aan.
12 V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om regelmatig
te controleren of de accupoolklemmen goed
vastzitten (bij uitvoeringen zonder snelsluiting
voor de accupoolklemmen) en of de
aansluitingen schoon zijn.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
uitvoert aan de 12 V-accu de
desbetreffende rubriek voor meer informatie
en de te nemen voorzorgsmaatregelen.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12 V-loodaccu.Deze accu mag uitsluitend worden vervangen
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Luchtfilter
Als de omgeving en het gebruik (veel stof, veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moet het twee keer zo vaak worden
vervangen.
Interieurfilter
Als de omgeving en het gebruik (veel stof, veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moet het twee keer zo vaak worden
vervangen.
Een verstopt interieurfilter kan de
prestaties van de airconditioning
verstoren en onaangename geuren
veroorzaken.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen tevens het
oliefilter vervangen.
Roetfilter (diesel)
Als aanvulling op de katalysator levert dit filter
een actieve bijdrage aan het verbeteren van
de luchtkwaliteit door het tegenhouden van
onverbrande vuildeeltjes. Ook wordt zwarte
uitlaatrook voorkomen.
Werking
Dit filter, dat is opgenomen in het
uitlaatsysteem, slaat roetdeeltjes op. De
motormanagementcomputer regelt automatisch
en periodiek de verbranding van de opgeslagen roetdeeltjes (regeneratie).
De regeneratie vindt plaats als aan
bepaalde voorwaarden met betrekking tot
het aantal opgeslagen roetdeeltjes en de
gebruiksomstandigheden van de auto wordt
voldaan. Als er een regeneratie plaatsvindt, kunt
u dit merken aan enkele verschijnselen (een
hoger stationair toerental, inschakelen van de
koelventilator, meer rook uit de uitlaat en hogere
temperatuur van de uitlaat) die geen gevolgen
hebben voor de werking van de auto en het
milieu.
Nadat u langdurig met lage snelheden
hebt gereden of nadat de motor
langdurig stationair heeft gedraaid, kan het in
uitzonderlijke gevallen voorkomen dat
waterdamp bij de uitlaat zichtbaar is bij het
gas geven. Dit is niet van invloed op de
werking van de auto of het milieu.
Vanwege de hoge uitlaattemperatuur als
gevolg van de normale werking van het
roetfilter is het raadzaam de auto uit de buurt
van brandbaar materiaal (gras, dorre
bladeren, dennenaalden, enz.) te parkeren
om brandgevaar te voorkomen.
Verzadiging/regeneratie
Bij het gevaar van verstopping van het roetfilter gaat dit lampje branden in

Page 109 of 196

107
Praktische informatie
7en periodiek de verbranding van de opgeslagen
roetdeeltjes (regeneratie).
De regeneratie vindt plaats als aan
bepaalde voorwaarden met betrekking tot
het aantal opgeslagen roetdeeltjes en de
gebruiksomstandigheden van de auto wordt
voldaan. Als er een regeneratie plaatsvindt, kunt
u dit merken aan enkele verschijnselen (een
hoger stationair toerental, inschakelen van de
koelventilator, meer rook uit de uitlaat en hogere
temperatuur van de uitlaat) die geen gevolgen
hebben voor de werking van de auto en het
milieu.
Nadat u langdurig met lage snelheden
hebt gereden of nadat de motor
langdurig stationair heeft gedraaid, kan het in
uitzonderlijke gevallen voorkomen dat
waterdamp bij de uitlaat zichtbaar is bij het
gas geven. Dit is niet van invloed op de
werking van de auto of het milieu.
Vanwege de hoge uitlaattemperatuur als
gevolg van de normale werking van het
roetfilter is het raadzaam de auto uit de buurt
van brandbaar materiaal (gras, dorre
bladeren, dennenaalden, enz.) te parkeren
om brandgevaar te voorkomen.
Verzadiging/regeneratie
Bij het gevaar van verstopping van het
roetfilter gaat dit lampje branden in combinatie met een melding op het display van
het instrumentenpaneel.
Deze waarschuwing wijst op een
beginnende verzadiging van het roetfilter
(veelvuldige stadsritten: lage snelheden,
verkeersopstoppingen, enz.).
Om het filter te regenereren wordt aangeraden
zo spoedig mogelijk, als de verkeerssituatie en
-regels dit toelaten, gedurende ongeveer 15
minuten met een snelheid van meer dan 60 km/h
en een toerental hoger dan 2.000 t/min te gaan
rijden (tot het lampje uitgaat en de waarschuwing
verdwijnt).
Zet de motor niet af voordat de regeneratie
voltooid is: als de regeneratie vaak wordt
onderbroken, kan de motorolie voortijdig
vervuild raken. Het wordt afgeraden om het
regeneratieproces te voltooien terwijl de auto
stilstaat.
Storing
Als deze waarschuwing aanwezig blijft, negeer
deze dan niet. De waarschuwing duidt op een
storing in het uitlaatsysteem/roetfilter.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Handgeschakelde
versnellingsbak
De transmissie is onderhoudsvrij (olie
verversen niet noodzakelijk).
Remblokken
De slijtage van de remblokken is sterk
afhankelijk van de rijstijl, vooral bij
stadsverkeer en veel korte ritten. Het kan
gebeuren dat u de remblokken vaker tussen
twee onderhoudsbeurten moeten laten
controleren.
Als er geen lek in het remsysteem zit, betekent
een daling in het remvloeistofniveau dat de
remblokken zijn versleten.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden, laat de remblokken dan nakijken
door een PEUGEOT-dealer of gekwalificeerde
werkplaats.
Na het wassen kan er zich een laagje
vocht of onder winterse omstandigheden
ijs vormen op de remschijven en remblokken:
de remwerking kan daardoor afnemen. Rem
een paar keer lichtjes om de remmen
vocht- en ijsvrij te maken.
Slijtage remschijven
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voor
informatie over het controleren van de slijtage
van de remschijven.
Handbediende parkeerrem
Als de parkeerrem een te grote slag heeft
of als het systeem minder goed werkt,

Page 128 of 196

126
In geval van pech
ZekeringenA (ampère)Functie
49 5Computer parkeerhulp - Audiosysteem - Stuurkolomschakelaars - Bedieningspanelen midden en zijkant -
Extra bedieningspaneel - Onderbreking accuvoeding computer (+ sleutel)
50 7,5Computer airbags en voorspanners
51 5Tachograaf - Computer stuurbekrachtiging - Airconditioning - Achteruitrijlichten - Watersensor
dieselbrandstoffilter - Stroommeter (+ sleutel)
53 7,5Instrumentenpaneel (+ accu)
90 7,5Groot licht links
91 7,5Groot licht rechts
92 7,5Mistlampen links
93 7,5Mistlampen rechts
Zekeringen rechterstijl
► Maak het deksel los.Sluit het deksel na de werkzaamheden
zorgvuldig.


Zekeringkast in de
motorruimte
► Verwijder de moeren en kantel de behuizing om bij de zekeringen te komen.
Sluit het deksel na de werkzaamheden
zorgvuldig.

Page 189 of 196

187
Trefwoordenregister
12V-accu 106, 128
A
Aanhangergewichten 133Aansteker 47ABS 56Accessoires 55
Accu 73, 128Achteruitrijcamera 80Actieradius AdBlue® 13, 106Active Safety Brake 91–93AdBlue® 109AdBlue® bijvullen 110AdBlue®-reservoir 110Afmetingen 138Afstandsbediening 23, 71AFU 56Airbags 62–64Airbags vóór 62Airconditioning 34Airconditioning, extra 38–39Airconditioning (handbediend) 36Alarmknipperlichten 55Alarmsysteem 28Antiblokkeersysteem (ABS) 56Antispinregeling (ASR) ~ Antislipregeling 56–57Armleuning vóór 31ASR 56Audiokabel 162, 172
Audiosysteem 160Audio-telematicasysteem met touchscreen 168, 184Autogegevens 178Automatische airconditioning ~ Airconditioning, automatische 36Automatische ruitenwissers 53Automatisch noodremsysteem 91–93AUX-aansluiting 162, 172
Aux-aansluitingen 42–45
B
Banden 108Banden oppompen 108Bandenspanning 108Bandenspanning te laag (detectie) 77–78Bediening autoradio aan
stuurkolom ~ Autoradio,
bedieningen aan stuurkolom 160, 169Bijvullen AdBlue® 106, 109–110BlueHDi 13, 106Bluetooth (handsfree set) 163, 177–178Bluetooth (telefoon) 163, 177–178Boordcomputer 21Boordgereedschap 113–114, 116–118Brandstof 5, 98Brandstofniveaumeter 97Brandstoftank 97Brandstof tanken 97Brandstofverbruik 5
Brandstofvulklep ~ Brandstoftankklep 97Buitenlandse reizen 50Buitenspiegels 34, 90
C
CD 172CD MP3 172
Claxon 56Cockpit 4Configuratie van de auto 14, 20Controlelampjes 7–8Controles 106–107
D
DAB (Digital Audio Broadcasting) - D igitale radio 171Dagrijverlichting 50Dashboard 4Dashboardkastje 42–44Datum instellen 21Detectie te lage bandenspanning ~ Bandenspanning, detectie 77–78Dieselfilter 103, 108Dieselmotor 98, 103, 134Digitale radio - DAB (Digital Audio Broadcasting) 171Dimlicht 50