PEUGEOT EXPERT 2018 Instructieboekje (in Dutch)

Page 171 of 416

169
Zitplaatsen geschikt voor ISOFIX-kinderzitjes
Conform de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto
voorzien van ISOFIX-bevestigingen.
Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter (A
t /m G ).
Gewicht van het kind/leeftijdsindicatie
Tot 10 kg
(categorie 0)
Tot ± 6 maanden Tot 10 kg
(categorie 0) < 13 kg
(groep 0+)
Tot ± 1 jaar 9 - 18 kg (categorie 1)
Van ca. 1 tot 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitje Reiswiegrug in de rijrichting
rug in de rijrichting&#34;Met het gezicht in de rijrichting&#34;
ISOFIX-lengtecategorie F G C D E C D A B B1
1e zitr ij Tweezitsbank
Geen ISOFIX
Individuele stoel Geen ISOFIX
2e zitrij met
tweezitsbank op 1e zitrij Buitenste zitplaats
links X
IUF
Middelste zitplaats Geen ISOFIX
Buitenste zitplaats rechts X
IUF
2e zitrij met
tweezitsbank op 1e zitrij Buitenste zitplaats
links IL IL
(4)IL IL (4)IL IUF
Middelste zitplaats Geen ISOFIX
Buitenste zitplaats rechts IL IL
(4)IL IL (4)IL IUF
5
Veiligheid

Page 172 of 416

170
Gewicht van het kind/leeftijdsindicatie
< 10

kg
(groep 0)
Tot ongeveer 6


maanden < 10
kg
(groep 0) < 13
kg
(groep 0+)
Tot ongeveer 1
jaar9-18
kg (groep 1)
Van 1
tot ongeveer 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitje Reiswieg (1)rug in de rijrichting rug in de
rijrichting gezicht in de
rijrichting
ISOFIX-lengtecategorie F G C D E C D A B B1
1e zitrij (a) Individuele
passagiersstoel of tweezitsbank met
passagiersairbag
uitgeschakeld &#34; OFF&#34; Zonder ISOFIX
met
passagiersairbag
ingeschakeld &#34; ON&#34; Zonder ISOFIX
2e zitrij Buitenste zitplaats links
XIL (3) IL (2) IL IL (2) I U F, I L
Middelste zitplaats (b) XIL (3) IL (2) IL IL (2) I U F, I L
Buitenste zitplaats rechts XIL (3) IL (2) IL IL (2) I U F, I L
Veiligheid

Page 173 of 416

171
Gewicht van het kind/leeftijdsindicatie
< 10

kg
(groep 0)
Tot ongeveer 6


maanden < 10
kg
(groep 0) < 13
kg
(groep 0+)
Tot ongeveer 1
jaar9-18
kg (groep 1)
Van 1
tot ongeveer 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitje Reiswieg (1)rug in de rijrichting rug in de
rijrichting gezicht in de
rijrichting
ISOFIX-lengtecategorie F G C D E C D A B B1
3e zitrij Vaste stoel en bank
achter Buitenste zitplaats
links X
XXI U F, I L
Middelste zitplaats (b) X
XXI U F, I L
Buitenste zitplaats rechts X
XXI U F, I L
Vaste eendelige bank Buitenste zitplaats
links X
X XX
Middelste zitplaats (b) X
X XX
Buitenste zitplaats rechts X
XX X
5
Veiligheid

Page 174 of 416

172
(a)Raadpleeg de huidige wetgeving in uw
land alvorens een kinderzitje op deze
plaats te bevestigen.
(b) Als een kinderzitje op de middelste
zitplaats is bevestigd, kunnen de buitenste
zitplaatsen niet worden gebruikt.
IUF Zitplaats geschikt voor de bevestiging
met behulp van de bovenste riem van een
universeel ISOFIX-kinderzitje met het
&#34;gezicht in de rijrichting&#34;.
IL Zitplaats geschikt voor van een semi-
universeel gehomologeerd ISOFIX-
kinderzitje:
-

m
et de rug in de rijrichting, bevestigd
met behulp van een bovenste riem of
een steun,
-

m
et het gezicht in de rijrichting,
voorzien van een steun,
-

e
en reiswieg voorzien van een
bovenste riem of een steun.
X Zitplaats die niet geschikt is voor het
plaatsen van een ISOFIX-kinderzitje uit de
aangegeven gewichtscategorie.
(1) Als een reiswieg op deze plaats wordt
bevestigd, kunnen één of meer zitplaatsen
van dezelfde zitrij mogelijk niet meer
gebruikt worden.
(2) Uitsluitend geschikt voor bevestiging
achter de bestuurdersstoel. Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de ISOFIX-
bevestigingen
en in het bijzonder de
bevestiging van de bovenste riem.
Ver wijder de hoofdsteun en berg
hem op alvorens een kinderzitje met
een rugleuning te bevestigen op een
passagiersstoel.
Plaats de hoofdsteun terug zodra het
kinderzitje is verwijderd.
Legenda(3) Uitsluitend geschikt voor bevestiging
achter de bestuurdersstoel bij uitvoeringen
met individuele passagiersstoel.
(4) De voorstoel moet zo zijn afgesteld dat het
kind op de 2e zitrij de stoel niet raakt en de
stoel er voor (met de voorstoel afgesteld
op de 2 inkepingen in het midden van de
schuif).
Veiligheid

Page 175 of 416

173
Veiligheidsadviezen
Kinderzitjes
Onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de
veiligheid van het kind in gevaar in geval van een
botsing.
Controleer of er geen veiligheidsgordel of gesp
van de veiligheidsgordel onder het kinderzitje zit;
dat zou de stabiliteit van het zitje in gevaar kunnen
brengen.
Zorg er voor dat de veiligheidsgordels of het tuigje
van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten, worden
vastgemaakt waarbij de speling ten opzichte van
het lichaam van het kind zoveel mogelijk moet
worden beperkt.
Zorg er bij het bevestigen van het kinderzitje met
de veiligheidsgordel voor dat de veiligheidsgordel
correct tegen het kinderzitje is gespannen en dat
de gordel het kinderzitje stevig op zijn plaats houdt.
Schuif de passagiersstoel, wanneer deze versteld
kan worden, indien nodig naar voren.
Laat bij de achterzitplaatsen altijd voldoende
ruimte tussen de voorstoel en:
-

e
en kinderzitje dat met de rug in de rijrichting
wordt geplaatst,
-

d
e voeten van het kind wanneer het kinderzitje
in de rijrichting wordt geplaatst.
Schuif daartoe de voorstoel naar voren en zet de
rugleuning ervan, indien nodig, meer rechtop.
Houd voor een optimale bevestiging van een
kinderzitje in de rijrichting de afstand tussen de
rugleuning van het kinderzitje en de rugleuning van
de stoel van de auto zo klein mogelijk. Verwijder de hoofdsteun alvorens een kinderzitje
met een rugleuning te plaatsen op een
passagiersstoel.
Berg de hoofdsteun zorgvuldig op om te
voorkomen dat de hoofdsteun door de auto vliegt
bij krachtig afremmen.
Vergeet niet de hoofdsteun weer te bevestigen
nadat het kinderzitje weer is verwijderd.
Kinderen voorin
De regelgeving met betrekking tot het ver voer van
kinderen op de voorpassagiersstoel verschilt per
land. Houd u aan de regels die gelden in het land
waar u zich bevindt.
Schakel de airbag vóór aan passagierszijde uit
zodra een kinderzitje met de rug in de rijrichting
op de voorpassagiersstoel wordt geplaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken.
Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de autogordel moet
over de schouder van het kind liggen zonder de
hals te raken.
Controleer of de heupgordel goed over de
bovenbenen van het kind ligt.
PEUGEOT adviseert u een stoelverhoger
met rugleuning te gebruiken voorzien van een
gordelgeleider ter hoogte van de schouder.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
-
g

een kinderen zonder toezicht achter in een
auto,
-

n
ooit een kind of een dier in een auto achter
wanneer alle ruiten gesloten zijn en de auto in
de zon staat,
-
de

sleutels nooit binnen bereik van de kinderen
achter in de auto.
Gebruik de kindersloten om te voorkomen dat de
achterportieren per ongeluk geopend worden.
Zorg er voor dat de achterzijruiten niet verder dan
voor 1/3
deel worden geopend.
Plaats zonneschermen op de achterste
zijruiten om uw jonge kinderen tegen de zon te
beschermen.
5
Veiligheid

Page 176 of 416

174
Mechanisch kinderslot
Beide schuifdeuren zijn voorzien van een
kinderslot om het openen van binnenuit te
verhinderen.
Elektrische
kinderbeveiliging
De elektrische kinderbeveiliging,
die met de afstandsbediening kan
worden ingeschakeld, voorkomt
dat de deuren achter (schuifdeuren
en achterdeuren of achterklep) van
binnenuit worden geopend.
De elektrische kinderbeveiliging,
die met de afstandsbediening kan
worden ingeschakeld, voorkomt dat de
elektrisch bedienbare schuifdeur(en)
van binnenuit kunnen worden geopend.
Activeren
F Druk bij ingeschakeld contact op deze knop.
Uitschakelen
F Druk nogmaals bij ingeschakeld contact op deze toets.
Ter bevestiging gaat het verklikkerlampje van de knop
branden en wordt er een melding weergegeven.
Zolang de kinderbeveiliging actief is, blijft dit lampje
branden.
Het blijft mogelijk de portieren van buitenaf te openen.
Het lampje van de toets gaat uit in combinatie
met een melding die het uitschakelen bevestigt.
Het lampje blijft uit zolang de elektrische
kinderbeveiliging is uitgeschakeld.
Bij een ernstige aanrijding wordt de
elektrische kinderbeveiliging automatisch
uitgeschakeld.
Als het lampje een ander signaal geeft, wijst dit op
een storing in de elektrische kinderbeveiliging
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Dit is een op zichzelf staand systeem dat in
geen geval in de plaats komt van de centrale
vergrendeling.
Ga niet rijden als de schuifdeur is geopend.
Controleer bij het aanzetten van het contact
altijd de stand van de kinderbeveiliging.
Ver wijder bij het verlaten van de auto altijd de
contactsleutel, zelfs wanneer u de auto maar
even verlaat.
Vergrendelen
Draai de knop op de zijkant van de
schuifdeur omhoog.
Ontgrendelen
Draai de rode knop op de zijkant van
de schuifdeur omlaag.
Veiligheid

Page 177 of 416

175
Kinderbeveiliging van de
ruitbediening achter
Met dit mechanische systeem
kan het openen van de zijruit
links en/of rechts achter worden
voorkomen.
F

V

ergrendel/ontgrendel het systeem met de
afstandsbediening of de noodsleutel van het
Keyless entry and start-systeem.
5
Veiligheid

Page 178 of 416

176
Rijadviezen
Houd u aan de verkeersregels en let onder alle
omstandigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd
uw handen op het stuur wiel, zodat u snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
Uit veiligheidsoverwegingen moet de
bestuurder handelingen die veel aandacht
vergen altijd bij stilstaande auto uitvoeren.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een
pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en
houd meer afstand tot uw voorligger.
Rijden op een
overstroomde weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.
Belangrijk!
Rijd nooit met aangetrokken parkeerrem
– Kans op over verhitting en beschadiging
van het remsysteem!
Het uitlaatsysteem van uw auto wordt
erg warm en blijft ook na het afzetten
van de motor nog enige tijd warm. Zet uw
auto daarom niet stil (om te parkeren of
met draaiende motor) op een plaats met
brandbaar materiaal (gras, afgevallen blad
enz.). Brandgevaar!
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u uw auto met
draaiende motor moet verlaten, trek dan
de handrem aan en zet de versnellingsbak
in de neutraalstand of in de stand N of P,
afhankelijk van het type versnellingsbak.
Voor een lange levensduur van uw auto en
voor uw eigen veiligheid is het raadzaam om de
volgende voorzorgsmaatregelen te nemen bij
het gebruik van de auto:
Bent u genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
-

c

ontroleer dat de diepte van het water
nergens meer is dan 15

cm en houd daarbij
rekening met de golven die kunnen worden
veroorzaakt door andere gebruikers,
-

s

chakel het Stop & Start-systeem uit,
-

r

ijd zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller
dan 10

km/u,
-

z

et de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte
achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de
verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren
licht af om de remschijven en remblokken te
drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Rijden

Page 179 of 416

177
Manoeuvreer voorzichtig en met
lage snelheid
De afmetingen van deze auto, in de breedte, hoogte
en lengte, verschillen sterk van een personenauto.
Daardoor zijn bepaalde obstakels lastig te zien.
Rijd langzaam tijdens het manoeuvreren.
Controleer alvorens te draaien of er zich halver wege
de hoogte van de auto geen obstakels bevinden
naast de auto.
Controleer alvorens achteruit te rijden met name of
er zich geen hooggeplaatste obstakels bevinden
achter de auto.
Wees erop bedacht dat bijvoorbeeld ladders de
buitenmaten van de auto vergroten.
Laad de auto op de juiste wijze
Het gewicht van de lading en de auto mag
niet hoger zijn dan het maximaal toegestane
treingewicht.
Om te voorkomen dat de auto uit balans raakt,
moet de lading gecentreerd worden en moet de
zwaarste lading op de vloer vóór de achter wielen,
worden geplaatst.
Vervoer geen zware voorwerpen op een imperiaal.
Ook mag de maximale belasting van de
verankeringspunten van de allesdragers niet
worden overschreden. Houd u aan de maximaal
toelaatbare belasting zoals die door het
PEUGEOT-netwerk is gespecificeerd.
De lading moet stevig zijn vastgezet.
Niet goed vastgezette lading in de auto kan de
wegligging negatief beïnvloeden en vergroot zo de
kans op een ongeval.
Rijd voorzichtig en efficiënt
Neem de bochten met lage snelheid.
Anticipeer op het remmen, want de remweg is
langer, met name op nat of glad wegdek.
Wees bedacht op zijwind.
Door milieuvriendelijk te rijden kunt u liters
brandstof besparen: accelereer geleidelijk,
anticipeer op het remmen en pas uw snelheid
aan de situatie aan.
Geef ruim van te voren richting aan zodat
andere weggebruikers hierop kunnen
anticiperen.
Wees daarom voorzichtig!
De banden moeten minimaal de op de sticker
aangegeven spanning hebben; op lange ritten
is het raadzaam de bandenspanning
met 0,2- 0,3 bar te verhogen.
Als uw auto is voorzien van een laadbak, zorg er
dan voor dat de lading niet hoger of breder is dan
de auto zelf.
Bij het trekken van een aanhanger
Het rijden met een aanhanger heeft veel
invloed op het rijgedrag van de auto en
vergt daarom extra aandacht van de
bestuurder.
Gewichtsverdeling
F Verdeel het gewicht in de caravan/
aanhanger gelijkmatig, plaats zware
voor werpen zo dicht mogelijk bij de as en
probeer de maximaal toegestane kogeldruk
zo dicht mogelijk te benaderen zonder deze
te overschrijden.
Door een geringere luchtdichtheid nemen de
prestaties van de motor af als men op grotere
hoogte boven de zeespiegel komt. Trek
daarbij voor elke 1.000
m hoogte 10% van het
maximale aanhangergewicht af.
Houd u aan de maximale
aanhangergewichten.
Zijwind
F Houd er rekening mee dat de windgevoeligheid van de auto groter is.
6
Rijden

Page 180 of 416

178
Koeling
Het trekken van een aanhanger op
een helling veroorzaakt een hogere
koelvloeistoftemperatuur.
De koelventilator wordt elektrisch bediend en is
niet afhankelijk van het motortoerental.
F
P
as uw snelheid aan om het motortoerental
te beperken.
Het maximale aanhangergewicht op een helling
is afhankelijk van het hellingspercentage en de
buitentemperatuur.
Houd in elk geval de koelvloeistoftemperatuur
in de gaten.
F

A
ls dit lampje gaat branden
in combinatie met het lampje
STOP , stop dan zo snel mogelijk
en zet de motor af.
Nieuwe auto
Koppel geen aanhanger achter de auto
voordat ten minste 1.000
km met de auto
is gereden.
Wanneer de buitentemperatuur hoog is,
adviseren wij u de motor 1
tot 2 minuten
te laten draaien nadat de auto is gestopt,
zodat hij kan afkoelen.
Remmen
Het trekken van een aanhanger verlengt de
remweg.
Vermijd langdurig gebruik van de remmen om
te voorkomen dat de remmen over verhit raken.
In dat geval is het raadzaam om op de motor af
te remmen.
Banden
F Controleer de bandenspanning van de auto en de aanhanger en breng deze indien
nodig op de juiste waarde.
Verlichting
F Controleer de verlichting van de aanhanger en de hoogteverstelling van de koplampen
van uw auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de handmatige
hoogteverstelling van de koplampen .
Om bij het gebruik van een originele
PEUGEOT-trekhaak het onnodig activeren
van het geluidssignaal te voorkomen,
wordt de parkeerhulp achter hierbij
automatisch uitgeschakeld.
Starten – afzetten van
de motor, normale
sleutel, sleutel met
afstandsbediening
Contactslot
1. Stand Stop .
2. Stand Contact A AN .
3. Stand Starten .
Starten met de sleutel
De parkeerrem moet zijn
aangetrokken.
Rijden

Page:   < prev 1-10 ... 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 ... 420 next >