PEUGEOT EXPERT 2021 Instructieboekje (in Dutch)

Page 81 of 324

79
Ergonomie en comfort
3Het schot achter de voorstoelen beschermt de
bestuurder en voorpassagiers tegen schuivende
ladingen.
Een stalen scheidingswand met of zonder ruit
scheidt de laadruimte af van de cabine.
Aanbevelingen voor de lading
Het gewicht van de lading moet voldoen
aan het maximaal toelaatbare
treingewicht.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de motorspecificaties
en aanhangergewichten.
Als u gebruikmaakt van een draagsysteem (allesdragers/imperiaal),
dient u de maximale belasting van het
desbetreffende systeem niet te overschrijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de allesdragers/het
imperiaal.
Zorg ervoor dat het formaat, de vorm en
het volume van de vervoerde lading in de
auto voldoen aan de Wegenverkeerswet en
dat de lading het zicht van de bestuurder niet
hindert.
De lading moet gelijkmatig worden
verdeeld over de laadruimte om het
rijgedrag van de auto zo min mogelijk te
beïnvloeden.
Plaats de lading in de buurt van de zijpanelen
of druk de lading indien mogelijk tegen de
zijpanelen tussen de wielkasten.
Plaats zware voorwerpen echter zo dicht
mogelijk bij de cabine, als voorzorg in het
geval van hard remmen.
Zet de lading stevig vast met de sjorogen
op de vloer van de laadruimte.
Raadpleeg de desbetreffende rubrieken voor
meer informatie over voorzieningen in het
interieur en met name over de sjorogen.
Om het risico op letsel of een ongeluk te
beperken moet de lading stabiel worden
geplaatst, zodat deze niet kan verschuiven,
kantelen, vallen of naar voren schieten.
Gebruik hiertoe alleen riemen die voldoen
aan de huidige normen (bijvoorbeeld DIN).
Zie de gebruikershandleiding van de fabrikant
voor meer informatie over het aanbrengen
van riemen.
Er mag geen ruimte zijn tussen de
verschillende voorwerpen in de laadruimte.
Om te voorkomen dat de lading gaat
schuiven, mag er geen ruimte zijn tussen de
lading en de panelen van de auto.
Optimaliseer de riemen en de stabiliteit van
de lading met stabiele hanteringsuitrusting
(wiggen, stevige blokken hout of schuim).
Reinig tijdens het wassen van de auto
het interieur nooit met een tuinslang of
een hogedrukspuit.
Voorzieningen
passagierscompartiment


Bagagenet voor hoge
belading
Met dit bagagenet kan de auto tot aan het dak
worden beladen:


achter de voorstoelen van de 1e zitrij als de
stoelen (en banken) op de 2e en 3e zitrij zijn
neergeklapt of verwijderd,



achter de stoelen (en banken) op de 2e zitrij,
als de stoelen (en banken) op de 3e zitrij zijn
neergeklapt of verwijderd.
Bovenste bevestigingspunten

Page 82 of 324

80
Ergonomie en comfort

Tijdens het rijden moeten deze ruiten zijn
gesloten of in een van de standen zijn vastgezet.
â–º Knijp de twee knoppen in en schuif de ruit
open.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het kinderslot van de
zijruiten achter.
Zonneschermen voor de
zijruiten
De zonneschermen voor de zijruiten van de 2e
zitrij beschermen het interieur tegen de zon.

â–º Maak aan beide zijden van het dak
(bovenaan) de sierkapjes los.
Onderste bevestigingspunten (achter
de 1e zitrij)
Als uw auto is uitgerust met eendelige banken of
vaste stoelen en banken:


â–º Breng aan beide zijden van de 2e zitrij de
bevestigingspunten aan in de verankeringen op
de vloer (zoals hierboven afgebeeld).
Als uw auto is uitgerust met stoelen en banken
of individuele stoelen op rails
:


â–º Breng aan beide zijden van de 2e zitrij de
bevestigingspunten aan in de verankeringen op
de vloer en draai deze een kwart omwenteling
om ze te vergrendelen (zoals hierboven
afgebeeld).
Plaats ze zo dicht mogelijk bij het uiteinde van
de rail.
Onderste bevestigingspunten (achter
de 2e zitrij)


â–º Gebruik de sjorogen.
Plaatsen van het net
Maak de bovenste afdekkapjes los en zet de
onderste bevestigingspunten vast (zoals eerder
beschreven).
â–º

Klap de stoelen en banken op de 2e en 3e
zitrij (volgens uitvoering) neer (in de tafelstand).
â–º


Sluit de ventilatieroosters van de
airconditioning en de verwarming achter
(volgens uitrusting).
â–º


Rol het bagagenet voor hoge belading uit.
â–º


Bevestig de haken aan de bovenzijde van het
net in de daarvoor bestemde bevestigingspunten
in het dak (eerst de ene en vervolgens de
andere zijde).
â–º


T
rek de riemen er volledig uit.
â–º

Bevestig het net aan de onderste
bevestigingspunten aan beide zijden achter de
1e zitrij of aan de sjorogen aan beide zijden
achter de 2e zitrij.
â–º


Span het net met behulp van de riemen.
â–º


Controleer of het net goed is bevestigd en
gespannen.
Gebruik nooit de ISOFIX-ring die is
bedoeld voor de bevestiging van de riem
van een kinderzitje met Top Tether.
Zijruiten van de 2e zitrij
De zijruiten van de 2e zitrij (afhankelijk van de
uitvoering) kunnen worden geopend.

Page 83 of 324

81
Ergonomie en comfort
3

Tijdens het rijden moeten deze ruiten zijn
gesloten of in een van de standen zijn vastgezet.
â–º
Knijp de twee knoppen in en schuif de ruit
open.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het kinderslot van de
zijruiten achter.
Zonneschermen voor de
zijruiten
De zonneschermen voor de zijruiten van de 2e
zitrij beschermen het interieur tegen de zon.


â–º Trek het zonnescherm aan lip A uit en
bevestig het aan haak B.
Beweeg het zonnescherm altijd
langzaam met de lip omhoog of omlaag.
Panoramadak

Het panoramadak is voorzien van twee
onafhankelijke handbediende zonneschermen
om het thermische en akoestische comfort te
verbeteren.
Zonneschermen
Openen/sluiten


â–º Schuif het zonnescherm dat u wilt sluiten met
behulp van de handgreep naar achteren of naar
voren tot aan de gewenste stand.
Wegklapbare schuiftafel
Allure, Business VIP

Page 84 of 324

82
Ergonomie en comfort

â–º Druk op de hendel en kantel de complete
tafel omlaag tot deze wordt vergrendeld.
Controleer voordat u de tafelbladen
inklapt of er niet opligt. Controleer
voordat u het geheel kantelt of de twee
tafelbladen correct zijn vergrendeld in de lage
stand en dat er zich geen voorwerpen (blikje,
pen enz.) in de bekerhouder bevinden.
Bekerhouders
U kunt 2 bekers of blikjes plaatsen en kleine
voorwerpen (creditcard, uitneembare asbak, pen
enz.) opbergen op het middelste gedeelte van de
uitgeklapte tafel.
Vloeistof in een beker die kan omvallen,
vormt altijd een risico. Wees voorzichtig.
Gebruik deze stand van de tafel nooit als de
auto rijdt.

De tafel bevat een opbergruimte in het midden
voorzien van een deksel. Wanneer de tafel is
uitgeklapt, beschikt u over twee tafelbladen
waarop u voorwerpen kunt zetten. Het middelste
deel heeft twee bekerhouders en kan ook
worden gebruikt voor kleine voorwerpen, zoals
creditcards of pennen.
Het geheel is op een rail gemonteerd en kan
zowel op de tweede als de derde zitrij worden
geplaatst.
Opbergen

â–º Schuif het deksel van de opbergruimte met
een inhoud van 1 1 liter open.
De maximale belasting van de
opbergruimte bedraagt 3 kg; overschrijd
deze limiet niet.
Naar voren of achteren
schuiven


â–º Beweeg de hendel omhoog (zonder het
zware punt te overschrijden) en verschuif het
geheel naar voren of naar achteren.
â–º

Laat de hendel los zodra de gewenste positie
is bereikt.
â–º


Controleer of de tafel goed is vergrendeld op
de rail. Is dat niet het geval, verschuif hem dan
iets over de rail tot de volgende stand is bereikt.
U kunt de tafel in de uitgeklapte of
ingeklapte stand zetten. Om de veiligheid
echter te waarborgen, wordt het aanbevolen
de tafel in de ingeklapte stand te zetten.
Om ervoor te zorgen dat het inklappen
en uitklappen van de tafel soepel werkt,
dient u ervoor te zorgen dat de ruimte van de
rail op de vloer niet door objecten wordt
belemmerd.
Controleer voordat u de tafel verplaatst of er
niets op de tafel ligt.
Uitklappen

â–º Bedien de hendel aan de bovenzijde en
beweeg de complete tafel omhoog tot deze
wordt vergrendeld.
â–º

T
rek beide tafelbladen zo ver mogelijk
omhoog, klap ze vervolgens opzij en zet ze in de
horizontale stand.
Inklappen
â–º Beweeg beide tafelbladen omhoog tot voorbij
het zware punt en zet ze in de verticale stand.
â–º

Druk beide tafelbladen zo ver mogelijk in hun
behuizing tot ze worden vergrendeld.

Page 85 of 324

83
Ergonomie en comfort
3

â–º Druk op de hendel en kantel de complete
tafel omlaag tot deze wordt vergrendeld.
Controleer voordat u de tafelbladen
inklapt of er niet opligt. Controleer
voordat u het geheel kantelt of de twee
tafelbladen correct zijn vergrendeld in de lage
stand en dat er zich geen voorwerpen (blikje,
pen enz.) in de bekerhouder bevinden.
Bekerhouders
U kunt 2 bekers of blikjes plaatsen en kleine
voorwerpen (creditcard, uitneembare asbak, pen
enz.) opbergen op het middelste gedeelte van de
uitgeklapte tafel.
Vloeistof in een beker die kan omvallen,
vormt altijd een risico. Wees voorzichtig.
Gebruik deze stand van de tafel nooit als de
auto rijdt.
Verwijderen

â–º Beweeg de hendel helemaal omhoog om de
verankeringspunten te ontgrendelen en kantel de
complete tafel naar voren.
â–º

Haal de complete tafel naar buiten via de
schuifdeur bij de tweede zitrij.
Controleer of er geen voorwerpen
aanwezig zijn bij de rail op de vloer zodat
de tafel probleemloos kan worden verwijderd.
Richting omdraaien

Nadat u de tafel hebt verwijderd, kunt u hem 180
graden draaien.
Voor meer comfort is het raadzaam een
stoel te verwijderen.
Terugplaatsen
â–º Controleer of er geen voorwerpen op de rail
liggen die het vergrendelen kunnen verhinderen.

Page 86 of 324

84
Ergonomie en comfort
â–º Controleer of de hendel omhoog staat
(vergrendelmechanisme geactiveerd). W anneer
dat niet het geval is, zet de hendel helemaal
omhoog om het mechanisme te activeren.
â–º

Plaats het voorste deel van de tafel op de
rail.
â–º


Klap het geheel naar achteren tot u hoort
dat de tafel is vergrendeld; zorg ervoor dat
de bewegingen van de hendel niet gehinderd
worden.
â–º


Controleer of het geheel goed op de rail
is vergrendeld. W

anneer dat niet het geval is,
schuif het geheel voorzichtig over de rail totdat
deze bij de volgende inkeping is.
Controleer of de tafel goed op de rail is
vergrendeld, anders bestaat er kans op
letsel bij een ongeval of bij plotseling
remmen.
â–º

Laat de hendel los als de geleider op de rail
is vergrendeld.
Let bij het kantelen op de voeten van de
passagiers.
Buiten de auto opslaan
Als u de tafel buiten de auto gaat opbergen, bewaar hem dan op een
schone plek om te voorkomen dat er vuil in de
mechanismen komt.
Als de tafel buiten de auto wordt opgeslagen,
moet hij met de geleider op een horizontale
en vlakke ondergrond staan zodat er geen
zichtbare delen beschadigd kunnen raken.
Let op: als de tafel buiten de auto wordt
neergezet, maakt hij een hoek naar
rechts of naar links.


Onjuist gebruik van de tafel kan ernstig
letsel veroorzaken.
Gebruik de tafel nooit in de geopende of
uitgeklapte stand wanneer de auto rijdt. Bij
plotseling remmen kunnen de voorwerpen op
de tafel veranderen in gevaarlijke projectielen.
Controleer voordat u gaat rijden of de tafel
zich in de lage stand bevindt.
Gebruik de tafelbladen nooit als zitplaats en
druk er niet op.
Op een sticker op de zijkant van de tafel staat
hetzelfde advies vermeld.
Plaats geen hete voorwerpen zoals
kook- en braadpannen op de tafel - kans
op schade aan het oppervlak en brand!
Wanneer de tafel is uitgeklapt, heeft elk
tafelblad een draagvermogen van
maximaal 10 kg. Als u dit maximale gewicht
overschrijdt, dan kan een deel van of de
volledige tafel beschadigd raken.
Til de tafel nooit op als deze tussen twee
stoelen is geplaatst; de tafelbladen kunnen
dan beschadigd raken.

Page 87 of 324

85
Ergonomie en comfort
3

Wanneer u de tafel of een afzonderlijke
stoel naar voren of achteren wilt
verplaatsen, zorg er dan voor dat de
rugleuning van de stoel rechtop staat en de
tafel is ingeklapt.


Wanneer u de tafelbladen opbergt, dan
mag u nooit uw hand in het schuifgebied
steken, want dan kunnen uw vingers klem
komen te zitten. Gebruik de betreffende
hendel.
Verwarming en ventilatie
Adviezen
Gebruik van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
â–º

Let erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het interieur
het luchtinlaatrooster onder de voorruit, de
verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de
luchtafvoeropening in de bagageruimte vrij
blijven.
â–º


Dek de zonnesensor op het
dashboard niet af; deze wordt gebruikt
voor het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
â–º


Zet de airconditioning minstens één of
twee keer per maand 5 tot 10 minuten aan
om het systeem in perfecte staat te houden.
â–º


Gebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT

-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken
van een aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan de
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de motor.
Vermijd het te lang rijden met een
uitgeschakelde aanjager en het te lang
gebruiken van de luchtrecirculatie om te
voorkomen dat de ruiten beslaan of de
luchtkwaliteit vermindert.
Als de binnentemperatuur zeer hoog is wanneer de auto lang in de zon heeft
gestaan, is het raadzaam het
passagierscompartiment korte tijd te
ventileren.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht in
het interieur goed ververst wordt.
Condensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een normaal
verschijnsel.
Onderhoud van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
â–º

Controleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
Het is raadzaam om een gecombineerd
interieurfilter te gebruiken. Dankzij het
toegevoegde speciale actieve middel is de
lucht die de inzittenden inademen schoner en
blijft het interieur schoner (vermindering van
allergische reacties, stank en vetaanslag).

Page 88 of 324

86
Ergonomie en comfort
– in de zomer de temperatuur in het interieur te
verlagen,
– in de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan/uit
â–º Druk op toets 5 om de airconditioning in of uit
te schakelen.
Om bij ingeschakelde airconditioning sneller
koele lucht te verkrijgen, kunt u gedurende enige
tijd de recirculatiestand inschakelen door op de
toets 4 te drukken. Schakel daarna de toevoer
van buitenlucht weer in.
De airconditioning werkt niet als de
regeling voor de luchtopbrengst is
uitgeschakeld.
Als de airconditioning is uitgeschakeld, kunnen onaangename verschijnselen
optreden (vocht, beslagen ruiten).
Automatische airconditioning met
gescheiden regeling


1. Temperatuur.
â–º Om een correcte werking van de
airconditioning te garanderen moet u deze
overeenkomstig de aanbevelingen in het
onderhouds- en garantieboekje laten
controleren.


Bevat gefluoreerde
R134A-broeikasgassen
Afhankelijk van de uitvoering en het
land waarin de auto is verkocht kan het
airconditioningssysteem gefluoreerde R134A-
broeikasgassen bevatten. Gascapaciteit 0,5
kg (+/- 0,025 kg), GWP-index 1430 (CO
2 -equivalent: 0,715 t).
Stop & Start
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen als
de motor draait.
Schakel tijdelijk de Stop & Start-functie uit om
een comfortabele temperatuur in het interieur
te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het Stop &
Start-systeem.
ECO-rijstand
Wanneer deze stand wordt geselecteerd,
neemt het stroomverbruik af, maar wordt
de werking van de verwarmings- en
airconditioningssystemen beperkt, hoewel
deze systemen niet worden uitgeschakeld.
Verwarming

Handbediende
airconditioning
De airconditioning werkt alleen als de motor
draait.


1. Temperatuur.
2. Luchtstroom.
3. Luchtverdeling.
4. Luchtrecirculatie in de auto.
5. Airconditioning aan/uit.
Luchtopbrengst
â–º Draai aan de rolknop 2 om de gewenste
luchtopbrengst te verkrijgen.
Wanneer de knop van de
luchtopbrengstregeling in de stand
minimaal staat (systeem uitgeschakeld),
wordt het thermische comfort niet meer
geregeld. Er blijft door de rijwind echter nog
wel een kleine luchtstroom gehandhaafd.
Temperatuur
â–º Draai de rolknop 1 van "LO" (koel) naar "HI"
(warm) om de temperatuur naar behoefte in te
stellen.
Luchtverdeling
â–º Druk herhaaldelijk op de toets 3 om de
luchtstroom te verdelen naar:


de voorruit, de zijruiten en de voetenruimten,



de voetenruimten,



de middelste ventilatieroosters, de
zijventilatieroosters en de voetenruimten,



de voorruit, de zijruiten, de middelste
ventilatieroosters en de voetenruimten,



het middelste ventilatierooster en de
zijventilatieroosters,



de voorruit en de zijruiten (ontwasemen of
ontdooien).
Airconditioning
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, bij draaiende motor en mits de ruiten
zijn gesloten.
Dit systeem maakt het mogelijk om:

Page 89 of 324

87
Ergonomie en comfort
3– in de zomer de temperatuur in het interieur te
verlagen,


in de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan/uit
â–º Druk op toets 5 om de airconditioning in of uit
te schakelen.
Om bij ingeschakelde airconditioning sneller
koele lucht te verkrijgen, kunt u gedurende enige
tijd de recirculatiestand inschakelen door op de
toets 4 te drukken. Schakel daarna de toevoer
van buitenlucht weer in.
De airconditioning werkt niet als de
regeling voor de luchtopbrengst is
uitgeschakeld.
Als de airconditioning is uitgeschakeld, kunnen onaangename verschijnselen
optreden (vocht, beslagen ruiten).
Automatische airconditioning met
gescheiden regeling


1. Temperatuur.
2.Luchtstroom.
3. Luchtverdeling.
4. Luchtrecirculatie in het interieur.
5. Airconditioning aan/uit.
6. Automatisch comfortprogramma.
7. Programma "Zicht".
8. Centrale regeling of verwarming en
airconditioning achter aan/uit (afhankelijk van
de uitvoering).
Automatisch
comfortprogramma
â–º Druk meerdere keren op de toets " AUT O" 6.
Het geactiveerde programma wordt zoals
hieronder beschreven weergegeven op het
display.
Voor een aangenaam comfort en een zo
laag mogelijk geluidsniveau, aangezien
de aanjagersnelheid beperkt wordt.
Voor het beste compromis tussen
thermisch comfort en een laag
geluidsniveau.
Voor een doeltreffende en dynamische
luchttoevoer.
Om bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
ventilatie geleidelijk op het optimale niveau
gebracht.
Bij koud weer wordt de warme lucht
uitsluitend naar de voorruit, de zijruiten en de
voetenruimten verdeeld.
Handmatige bediening
Het is mogelijk één of meer functies van de
airconditioning handmatig in te stellen. De
overige functies worden nog steeds automatisch
geregeld.
Zodra een instelling wordt gewijzigd, verdwijnt
het symbool "AUTO".
Uitschakelen van het
systeem
â–º Druk op de toets 2 "-" tot het symbool van de
propeller is verdwenen.
Alle functies van de airconditioning worden dan
uitgeschakeld.
De temperatuur wordt dan niet meer geregeld.
Tijdens het rijden blijft er een kleine luchtstroom
gehandhaafd.
â–º

Druk op de toets
2 "+" om het systeem weer
in te schakelen.
Temperatuur
De bestuurder en voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk naar wens instellen.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op een temperatuur in graden Celsius of
Fahrenheit.
â–º

Duw toets
1 omlaag om de waarde te
verlagen of omhoog om de waarde te verhogen.
Een waarde van rond de 21 zorgt voor
een optimaal comfort. Desgewenst kunt

Page 90 of 324

88
Ergonomie en comfort
– de middelste ventilatieroosters, de
zijventilatieroosters en de voetenruimten,
– de voorruit, de zijruiten, de middelste
ventilatieroosters en de voetenruimten,
– het middelste ventilatierooster en de
zijventilatieroosters,
– de voorruit en de zijruiten (ontwasemen of
ontdooien).
Luchtopbrengst
â–º Druk op de toetsen 2 om de luchtopbrengst
te verhogen/verlagen.
Het symbool van de luchtopbrengst (propeller)
verschijnt. Het symbool wordt, afhankelijk van de
ingestelde waarde, geleidelijk voller of leger.
Luchtrecirculatie in het
interieur
De toevoer van buitenlucht voorkomt dat de
voorruit en zijruiten beslaan.
Wanneer de interieurlucht wordt gerecirculeerd,
wordt het interieur beschermd tegen luchtjes
en vervuilende stoffen van buitenaf en kan de
gewenste binnentemperatuur sneller worden
bereikt.
â–º Druk op deze toets om de functie in of
uit te schakelen (bevestigd door branden/
doven van het lampje).
u een andere waarde instellen; een waarde
tussen 18 en 24 is gebruikelijk.
Het is raadzaam het verschil tussen de
instellingen links en rechts niet meer dan 3 te
laten bedragen.
Als de temperatuur in de auto bij het instappen veel lager of hoger is dan de
ingestelde waarde, heeft het geen zin om
voor een optimale temperatuur de ingestelde
waarde te wijzigen. Het systeem compenseert
automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
Om het interieur maximaal te koelen of te
verwarmen is het mogelijk de minimale
waarde 14 of de maximale waarde 28 te
overschrijden.
â–º

Duw toets
1 omlaag tot "LO" wordt
weergegeven of omhoog tot "HI" wordt
weergegeven.
Functie "Mono"
Het comfortniveau aan passagierszijde kan
worden aangepast aan het comfortniveau aan
bestuurderszijde (monozone).

â–º Druk op de betreffende toets 8 om de functie
in of uit te schakelen.
Het lampje van de toets brandt als de functie is
ingeschakeld.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld
als een passagier de temperatuurregeling aan
passagierszijde bedient.
Verwarming -
airconditioning achter

â–º Druk op de betreffende toets 8 om de functie
in of uit te schakelen.
Raadpleeg voor meer informatie de
rubriek Verwarming - Airconditioning
achter.
Programma "Zicht"
â–º Druk op knop 7 "Zicht" om de voorruit en de
zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien.
Het systeem werkt volledig automatisch en regelt
de luchttemperatuur, de luchtopbrengst en de
luchttoevoer; het stelt de luchtverdeling zodanig
in dat de voorruit en zijruiten zo snel mogelijk
schoon worden.
â–º

Druk nogmaals op knop 7

"Zicht" om het
programma uit te schakelen.
Of
â–º

Druk op knop 6

"AUTO" om terug te keren
naar het automatische programma "comfort".
Airconditioning
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, bij draaiende motor en mits de ruiten
zijn gesloten.
De sleutelhanger wordt gebruikt om:


de temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,



in de winter
, bij temperaturen boven 3°C,
beslagen ruiten sneller te ontwasemen.
Aan/uit
â–º Druk op toets 5 om de airconditioning in of uit
te schakelen.
Om bij ingeschakelde airconditioning sneller
koele lucht te verkrijgen, kunt u gedurende enige
tijd de recirculatiestand inschakelen door op de
toets 4 te drukken. Schakel daarna de toevoer
van buitenlucht weer in.
De airconditioning werkt niet als de
regeling voor de luchtopbrengst is
uitgeschakeld.
Als de airconditioning is uitgeschakeld, kunnen onaangename verschijnselen
optreden (vocht, beslagen ruiten).
Luchtverdeling
â–º Druk herhaaldelijk op de toets 3 om de
luchtstroom te verdelen naar:


de voorruit, de zijruiten en de voetenruimten,



de voetenruimten,

Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 ... 330 next >