Peugeot iOn 2018 Handleiding (in Dutch)
Page 91 of 136
89
F Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu A en ver volgens op
de pluspool ( +) van de hulpaccu B .
F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op de
(-) pool van de hulpaccu B .
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van
uw auto. F
S
tart de motor van de auto met de hulpaccu
en laat deze gedurende enkele minuten
draaien.
F
Z
et het contact van uw auto aan en wacht
tot het lampje "Ready" gaat branden.
F
N
eem de kabels in de omgekeerde volgorde
los.
F
P
laats de afdekplaat van de accu terug en
draai de moer vast.
Als het lampje "Ready" niet gaat branden:
F
L
aat de kabels aangesloten.
F
Z
et het contact van uw auto in de stand
" LOCK ".
F
L
aad de tractiebatterij via de normale
laadprocedure op.
F
A
ls het lampje "laden" op het
instrumentenpaneel constant brandt, kunt u
de kabels losnemen.
F
W
acht nog minstens één uur.
F
Z
et het contact van uw auto aan en wacht
tot het lampje "Ready" gaat branden.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als het probleem
blijft bestaan.
Laden met behulp van een
acculader
F Verwijder de afdekplaat van de accu.
Controleer of de elektrolyt niet bevroren is.Controleer het elektrolytniveau en vul dit
indien nodig bij met gedestilleerd water.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van
de niveaus .
F
D
raai de moer 1 los en til de beugel op.
8
Storingen verhelpen
Page 92 of 136
90
F Neem de minkabel (-) van de accu los.
F V erwijder het afdekkapje 2 van de (+) klem.
F
D
raai de moer 3 los.
F
N
eem de pluskabel (+) van de accu los.
F
V
erwijder de accu.
F
L
aad de accu op volgens de instructies van
de fabrikant van de acculader.
F
P
laats de accu in de auto en sluit de kabels
aan, te beginnen met de pluskabel (+).
Controleer of de accupolen en de
klemmen schoon zijn. Indien ze bedekt
zijn met een (witte of groene) oxidatielaag,
neem dan de accukabels los en reinig de
polen en de klemmen. Laad de accu nooit bij zonder eerst de
accukabels los te koppelen en de accu
uit de ruimte onder de motorkap te
verwijderen.
Koppel de accukabels niet los als dit
lampje "Ready" brandt en ook niet als de
tractiebatterij geladen wordt.
Vóór het loskoppelen van de
accukabels
Wacht 2
minuten na het afzetten van het
contact.
Na het aansluiten van de kabels
Zet het contact aan en wacht 1 minuut
alvorens de motor te starten, zodat de
elektronische systemen geïnitialiseerd
kunnen worden. Mochten er zich na
deze handeling kleine storingen blijven
voordoen, raadpleeg dan het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Vergeet niet de radio zelf opnieuw in te
stellen.
Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood. Ze moeten
worden ver werkt conform de
regelgeving en mogen in geen geval
met het huishoudelijke afval worden
weggegooid.
Lever lege batterijen en accu's in bij een
speciaal afvalstoffendepot.
Bandenreparatieset
Scan de QR-code op bladzijde 3 om de
instructievideo's te bekijken.
De bandenreparatieset bestaat uit een
compressor en een flacon met afdichtmiddel.
Hiermee kunt u de band tijdelijk repareren ,
zodat u de dichtstbijzijnde garage kunt
bereiken.
Met deze reparatieset kunnen de meeste lekke
banden worden gerepareerd, als het lek zich in
het loopvlak of de hiel van de band bevindt.
Toegang tot de set
Deze set bevindt zich in het opbergvak aan de
rechterzijde onder de achterbank.
Om bij de set te komen moet u de zitting van de
achterbank verwijderen.
Storingen verhelpen
Page 93 of 136
91
Achterbankzitting verwijderenMetalen afdekplaat verwijderen
F Trek de hendel A naar voren om de zitting te ontgrendelen.
F
T
il de zitting aan de voorzijde op en kantel
deze omhoog om hem te ver wijderen.
Achterbankzitting terugplaatsen
Let erop dat bij het terugplaatsen van de
achterbankzitting de veiligheidsgordels
niet klem komen te zitten.
Samenstelling van de set
F Draai de vier vleugelmoeren los.
F V erwijder de metalen afdekplaat.
Vervolgens hebt u toegang tot de reparatieset.
F
P
laats de metalen afdekplaat terug.
F
D
raai de vier vleugelmoeren weer vast. F
S
teek de metalen haken in de rugleuning
van de achterbankzitting.
F
K
antel de zitting omlaag en druk deze vast
om de zitting te vergrendelen.
F
C
ontroleer dat de zitting goed is
vergrendeld.
1. 12V-compressor met een manometer
voor het meten en corrigeren van de
bandenspanning.
8
Storingen verhelpen
Page 94 of 136
92
2.Flacon met afdichtmiddel voor tijdelijke
reparatie van de band.
3. Slang voor het injecteren van
afdichtmiddel.
4. Slang voor het aanzuigen van
afdichtmiddel, indien noodzakelijk.
5. Zakje met reser veventiel, een
ventieltrekker en een sticker met de
snelheidslimiet.
De sticker met snelheidslimiet moet op
het stuur wiel worden geplakt om u te
herinneren aan het feit dat de band tijdelijk
is gerepareerd.
Rijd na het repareren van een band met
de bandenreparatieset niet sneller dan
80
km/h.
Reparatiemethode
Dichten van het lek
F Zet het contact uit.
F V ink op de sticker aan welke band
gerepareerd moet worden en plak de sticker
op het stuur zodat u er steeds aan herinnerd
wordt dat u de band slechts tijdelijk kunt
gebruiken.
Ver wijder niet het voor werp dat de
lekkage heeft veroorzaakt uit de band.
F
S
chud de flacon goed, ver wijder de dop en
draai de slang voor het injecteren van het
afdichtmiddel op de flacon. F
V
er wijder de dop van het ventiel van de
lekke band.
F
D
raai het ventiel los en ver wijder het met
behulp van de ventieltrekker; bewaar het
ventiel op een schone plek.
F
S
luit de slang voor het injecteren van het
afdichtmiddel aan op de ventielschacht van
de lekke band.
F
K
nijp de flacon (ondersteboven) een paar
keer stevig in om al het afdichtmiddel in
de lekke band te spuiten.
Storingen verhelpen
Page 95 of 136
93
Let op: dit product is schadelijk bij inname
en irriterend voor de ogen.
Houd het middel buiten het bereik van
kinderen.
De uiterste gebruiksdatum van het middel
is op de flacon vermeld.
Gooi de flacon na gebruik niet weg, maar
lever deze in bij het PEUGEOT-netwerk of
een officieel inzamelpunt.
Vergeet niet om bij het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats een
nieuwe flacon met afdichtmiddel te kopen.
Op spanning brengen
F Controleer of de schakelaar A van de compressor op " OFF" staat
F
R
ol de slang B van de compressor helemaal
af.
F
S
luit de slang aan op het ventiel van de
gerepareerde band.
F
S
luit de stekker van de compressor aan op
de 12V-aansluiting in de auto (contact in de
stand "ON" of "ACC").
F
S
chakel de compressor in door de
schakelaar A in de stand " ON" te zetten.
F
B
reng de band met behulp van de
compressor op de voorgeschreven
spanning zoals die is aangegeven op de
bandenspanningssticker in de opening van
het bestuurdersportier.
Als de band spanning blijft verliezen, is
het lek niet goed gedicht; neem contact
op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om u verder te
laten helpen.
F
M
aak de compressor los en berg de
reparatieset op.
F
R
ijd niet harder dan 80 km/h en niet verder
dan 200
km.
Als na 5 tot 7
minuten de gewenste
bandenspanning niet is bereikt, is
de band niet te repareren met de
bandenreparatieset; neem contact op
met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om u verder te
laten helpen.
F
M
aak de slang los.
F
S
teek het ventiel in de schacht en draai het
met de ventieltrekker vast. Ga zo snel mogelijk naar een ser vicepunt
van het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Vergeet niet de technicus te vertellen dat u
de set hebt gebruikt. Na nadere inspectie
kan de technicus u vertellen of de band
gerepareerd kan worden of moet worden
vervangen.
Reservewiel
Scan de QR-code op pagina 3 om
verklarende video's te bekijken.
Stilzetten van de auto
Zet de auto stil op een plaats waar het
verkeer niet gehinderd wordt en zorg
er voor dat de auto op een horizontale,
stabiele en stroeve ondergrond staat.
Trek de parkeerrem aan, zet het contact af
en selecteer de stand P om de wielen te
blokkeren.
Plaats indien nodig een wielblok achter
het wiel kruislings tegenover het te
verwisselen wiel.
Controleer of alle inzittenden de auto
hebben verlaten en zich op een veilige
plaats bevinden.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen
op de krik steunt; gebruik een bok.
8
Storingen verhelpen
Page 96 of 136
94
Noodzakelijk gereedschap
- Een krik: hiermee kan de auto worden opgekrikt.
-
E
en wielsleutel: hiermee kunnen de
wielbouten worden losgedraaid.
-
E
en slinger: hiermee kan de krik uitgedraaid
worden.
Dit gereedschap wordt niet bij de auto
meegeleverd.
Wiel met wieldop
Demonteren : ver wijder eerst de wieldop
door deze met behulp van de wielsleutel
bij de ventielopening los te wippen en
ver volgens los te trekken.
Monteren : plaats de wieldop nadat de
wielbouten zijn vastgedraaid. Begin bij de
ventielopening en druk de wieldop rondom
met de hand vast.
Demonteren van het wiel
F Draai de wielbouten met de wielsleutel los. Zorg er voor dat de krik stabiel staat. Op
een gladde of losse ondergrond kan de
krik wegglijden of wegzakken – Kans op
letsel!
Plaats de krik uitsluitend onder de
steunpunten A of B onder de auto en
zorg er voor dat het contactvlak van het
steunpunt goed in het middelste deel van
de kop van de krik steekt. Anders kan
de auto beschadigd raken en/of de krik
wegzakken – Kans op letsel!
F
P
laats het voetstuk van de krik op de grond,
recht onder één van de twee steunpunten
aan de voorzijde A of achterzijde B . Gebruik
het steunpunt dat zich het dichtste bij het te
verwisselen wiel bevindt. F
D
raai de krik uit tot de kop van de krik het
steunpunt A of B raakt; het contactvlak
van het steunpunt A of B moet goed in
het middelste deel van de kop van de krik
steken.
F
K
rik de auto op tot er voldoende ruimte
tussen het wiel en de grond is.
Storingen verhelpen
Page 97 of 136
95
Monteren van een wiel
F Ver wijder de wielbouten en leg ze op een schone plaats weg.
F
V
erwijder het wiel.
F
P
laats het wiel op de naaf.
F
D
raai de bouten met de hand vast tot tegen
de aanslag.
F
D
raai de wielbouten enigszins vast met de
wielsleutel. F
L aat de auto volledig zakken.
F
V
ouw de krik op en ver wijder hem.
Na het ver wisselen van een wiel
Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment van
de wielbouten en de bandenspanning van het
reservewiel controleren door een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
F Draai de wielbouten volledig vast met de wielsleutel.
Een lamp vervangen
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
F
r
einig de koplampen nooit met een
droge of schurende doek en gebruik
geen oplosmiddelen,
F
g
ebruik een spons met zeepwater of
een pH-neutraal product,
F
w
anneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te
ver wijderen, houd de straal dan
nooit langdurig op de koplampen,
de achterlichten en de randen er van
gericht, om beschadiging van de
vernislaag en de afdichtrubbers te
voorkomen.
Bij het ver vangen van lampen moet de
verlichting minstens enkele minuten
uitgeschakeld zijn (risico van ernstige
verbranding).
F
R
aak de lamp niet met de vingers aan,
maar gebruik een niet-pluizende doek.
Het is van belang dat u uitsluitend
anti-ultravioletlampen (UV) toepast
om beschadiging van de koplamp te
voorkomen.
Ver vang een kapotte lamp altijd door een
nieuwe lamp met dezelfde specificaties.
8
Storingen verhelpen
Page 98 of 136
96
Verlichting vóór
1.Richtingaanwijzers (W21W – 21 W).
2. Parkeerlicht (W5W – 5
W).
3. Grootlicht (HB3 – 60
W).
4. Dimlicht (H11 – 55
W).
5. Mistlampen vóór (H8 – 35
W).
6. Dagrijverlichting (P13W – 13
W).
Toegang tot de lampen
Om een defecte lamp te kunnen ver vangen,
moet u eerst de koplampunit verwijderen.
Om de koplampunit te verwijderen:
F
O
pen de voorklep.
F
D
ruk op de lip A om de stekker los te
maken. F
D
raai de moer C los tot de bovenkant van
de moer de bekleding raakt.
F
M
aak het kapje B los met behulp van een
schroevendraaier waarvan het uiteinde is
omwikkeld met een doekje. F
V
er wijder de clips waarmee de
bumper vastzit met behulp van een
schroevendraaier.
F
D
uw de bumper voorzichtig omhoog.
F
D
raai de bevestigingsmoer D los, ter wijl u
de bumper omhoog houdt.
F
D
raai de bevestigingsmoer E los.
Storingen verhelpen
Page 99 of 136
97
Richtingaanwijzers
De amberkleurige lampen moeten worden
vervangen door lampen met dezelfde
kleur en eigenschappen.
ParkeerlichtGrootlicht
F Trek de koplampunit naar u toe en maak de
lip F los om de unit in zijn geheel te kunnen
verwijderen.
F
D
raai de lamphouder naar links en ver wijder
deze.
F
V
erwijder en vervang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde. F
D
raai de lamphouder naar links en ver wijder
deze.
F
T
rek de lamp los en ver vang hem.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit. F
D raai de lamphouder naar links en ver wijder
deze.
F
V
er wijder de lamp door de lip in te drukken.
F
V
ervang de gloeilamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
8
Storingen verhelpen
Page 100 of 136
98
Mistlampen vóór/dagrijverlichtingGeïntegreerde zijknipperlichten
(WY5W – 5
W)
Dimlicht
F Draai de lamphouder naar links en ver wijder
deze.
F
V
er wijder de lamp door de lip in te drukken.
F
V
ervang de gloeilamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde. F
D
raai de wielen zo ver mogelijk naar
buiten, om toegang tot de lampen te
vergemakkelijken.
F
V
er wijder de bevestigingsclips van het
deksel van de lamphouder.
F
T
rek het deksel weg.
F
D
raai de lamphouder (A voor de
mistlampen, B voor de dagrijverlichting)
naar links en ver wijder deze.
F
V
erwijder de lamp en vervang hem.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde. F
D
ruk het knipperlicht naar achteren en
verwijder het.
F
D
raai de lamphouder naar links en ver wijder
deze.
F
V
erwijder de lamp en vervang hem.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Storingen verhelpen